Pleiziertrein voor Oostende. STADSNIEUWS. Examen. Pfijsdeelingen. Schieting. Geen enkel dansfeest. Burgerstand Zondag 22 Juli 1888. Hoofdbreking. Locre. West - Nieuwkerke. VERSCHILLIGE TIJDINGEN. uitgave van dit zoo nuttig boekdeeltje op zich te nemen. Zoo doende bewijst deze vereeni- ging een goeden dienst aan de zoo nationale en thans zooveel besprokene wetenschap, de folklore, doordien zij den verzamelaars van volksoverleveringen een richtsnoer, eenen wegwijzer voor hunne opsporingen aan de hand doet en tevens bijdraagt om de zaak in breederen kring te doen kennen. Inderdaad, te lang reeds zijn wij werkeloos gebleven om den zoo rijken schat van vertelsels, lie deren, gebruiken en dergelijkedie nog onder het volk voortleven, maar toch lang zamerhand dreigen uit te sterven, nauwkeu rig op te teekenen. Bezwaarlijk kon voor het opstellen van bovengemeld werkje een bekwamer en meer gezaghebbend man gevonden worden dan den heer Aug. Gittée, die zich reeds in tal van tijdschriften, Nederlandsche zoowel als Fran- sche, door degelijke en zeer geschatte artikels over zijn vak, de folklore, liet kennen. Daar door bleek ons de heer Gittée een man van grondige wetenschap, zeer op de hoogte van de taak welke hij zich voorstelt. Het onderhavige werkje is niet het eerste dat in dezen aard het licht ziet. De Instruc tions et Questionnaires van Paul Sébillot (Parijs, 1887) (1) en Dr Friedrich S. Krauss' Etonographischer Fragebogen (Weenen 1884) hebben den schrijver tot leiddraad kunnen strekken. In eene bondige inleiding doet schrijver eenen oproep tot de mannen van goeden wil en rekent daarbij inzonder op onder wijzers, dok tors en beschaafde dorpsbewoners om alles op te sporen wat met het volksleven in betrekking staat. Ook worden voor hen die de folklore wetenschappelijk willen beoe fenen, eenige (tamelijk dun gezaaide) biblio- graphische aanwijzingen gegeven. In stede van bepalingen wordt vervolgens eene reeks voorbeelden medegedeeld van sprookjes, sagen, kinderrijmpjes, bezwerin gen en tooverspreuken; eindelijk aanmerkin gen óver volksgeneeskunst en volkszeden. Hoewel wij insgelijks voor de duidelijk heid een goed voorbeeld boven de volledigste definitie verkiezen, hadden wij toch graag gezien, dat bij dit hoofdstuk wat meer over de verschillige soorten van vertelsels werde uitgeweid. Door de eenvoudige aanhaling van voorbeelden, zou de opzoeker reeds eene voldoende aanwijzing gevonden hebben om zijne vorschingen te richten. De benaming ophoopend sprookje, naar het EDgelsche cumulative story komt ons insgelijks niet zeer juist voor: er is immers minder spraak van ophooping, dan wel van herha lingen?... Maar dit is toch niet van overwe gend belang en geenszins van aard om iets aan de gehalte van het werkje te ontnemen. Het Vraagboek is verdeeld in negen hoofdstukken, waarin beurtelings worden behandeld: 1. Taal en Volkshumor; 2. Volks vermaken; 3. Volksleven; 4. Volksmytholo gie; 5. Natuurgeloof; 6. Geloof aangaande liet menschelijk lichaam; 7. Volksgenees kunst; 8. Tooverij; 9. Fatalisme. Men ziet, dat het plan veelomvattend is; ook meenen wij niet, dat er iets belangrijks onvermeld zou zijn gebleven. Allen lof verdient intusschen het gedurig inlasschen van voorbeelden, eene eerste vereisclite voor eene dergelijke uitgave, die vooral op gemak en klaarheid moet aan spraak maken. Om in één woord ons voordeel over het Vraagboek samen te vattenhet is een zeer nuttig werkje, dat eiken ernstigen folklore- verzamelaar zoo onontbeerlijk is als een Flora den plantenzoeker. Elodie. Wees er van overtuigd, krijg ik Valentina eens in de handen, ze zal het duur bekoopen. Weduwe Vermeersch. Hebt gij opgemerkt hoe stout Valentina mij dorst antwoorden, en hoe Victorine zich uit mijne handen wrong? O! zoo iets had ik nooit durven droomen! Wat is ze gelukkig dat haar vader dood is, want hij zou ze, al hoewel ze zijn schat was, vervloekt hebben. Elodie. Zij leert alles van Valentina. Die durft hare moeder opschieten, die houdt het geld barer ouders achter, die leeft niet anders dan voor pracht en uitgang. Weduwe Vermeersch. Ze zal er ook later naar hebben. Elodie. Ge moet toch met mij bekennen, niet waar? dat het hare schuld is dat Victorinö heden avond naar den kouter is. Weduwe Vermeersch. Valentina's schuld, als ge 't zoo moogt noemen. Is ze niet oud genoeg om te begrij pen dat ze ons gehoorzaam moet zijn? Elodie. Ik wil haar geenszins verschoonen, dat was mijne bedoeling niet. Weduwe Vermeersch. (Na een poosje). 'k Weet niet hoe ik mij kan,weerhouden. Elodie. Stildaar is ze. Houd u maar kloek. (Wordt voortgezet.) Waarom de schrijver echter noodig geoor deeld heeft in den titel enkel van Vlaam- sche folklore te gewagen, is ons een raad sel: immersin de voorrede wijst hij er zelf op, dat ook de vragen op Noord-Nederland toepasselijk zijn? Het ware te betreuren, zoo deze titel eenigzins aan het debiet in Holland moest schaden. Het ware ons ook zeer doel treffend voorgekomen bij dit werkje het uit stekende artikel gevoegd te zien, dat de schrijver onderden titel Over Folklore in de Toekomst (1887, nr 9) plaatstedan hadde het nog meer een geheel gevormd, dat men oningewijden kon voorleggen en waardoor deze dadelijk op de hoogte der zaak zouden gebracht zijn. Wij kunnen de belangstellenden in de jon ge wetenschap, die reeds zooveel van zich liet hooren, niet warm genoeg aanbevelen zich het zeer goedkoope boekdeeltje aan te schaffenhet is een alleszins onmisbare en vertrouwbare gids. Em. K. de Bom. Wij vernemen met genoegen dat de heer Karei Debersaquesoud-leerling van het stadskollegie van IJperen, met de grootste onderscheidingvóór de Faculteit van Ge neeskunde der Hoogeschool van Gent, het tweede doktaraat in genees-, heel- en vroed kunde komt te onderstaan. De heer Jozef Justice, die in den Oogst maand van verleden jaar ons stadskollegie verliet, komt, met groote onderscheiding do eerste proef van kandidatuur in natuurlij ke wetenschappen af te leggen vóór de jury der Hoogeschool van Gent. Wij wenschen onze jonge stadsgenooten hartelijk geluk. De prijsdeelingen aan de leerlingen onzer verschillende onderwijsgestichten zijn vast gesteld als volgt Stadskollegie en middelbare school van den Staat, 6 Oogst 1888, om 10 ure's mor gens. Betalende school voor meisjes, den Don derdag 16 Oogst, om 3 ure 's namiddags. Kostelooze lagere school (knechtjes), den Zondag 19 Oogst, om 10 1/2 ure 's morgens. Kostelooze lagere school (meisjes), den Maandag 20 Oogst, om 2 1/2 ure 's namid dags. Wij vernemen dat de jaarlijksche schie ting, welke in 1877 door den heer Eric Bouckenare, oud-ondervoorzitter der maat schappij St-Sebastiaan van IJperen, gesticht werd, dit jaar den Woensdag 15 Oogst zal plaats hebben. Schoone prijzen in gelde, tot beloop van 22c fr., zullen in die schieting te winnen zijn. Toen de gemeenteraad de volksvermaken vastgesteld had, die binst onze stedelijke kermis plaats hebben zullen, vernamen de ijpersche jongelingen, en ouderlingen ook al, met teleurstelling dat er geen volksbal plaats hebben zou, zooals het sinds eenige jaren het geval was. Een IJpertuindag zonder een enkel dans feest Is 't niet wat mager? Het volksbal is reeds zoo zeer in de zeden van onze bevolking doorgedrongen dat zij het programma, hoe prachtig ook, altoos onbeduidend vinden zal, wanneer er geen volksdansfeest op voorkomt. Het is inderdaad een feest, dat veel volk in do stad houdt en dus nering aan onze bevolking verschaft. Waarom dat zoo op het onverwachts afschaffen? 't Is oprecht spijtig, voorwaar! Maar zouden de ijvervolle heeren, die, tijdens de vastenavondfeesten, met zooveel bijval dansfeesten ten voordeele van den Wereldlijken Schoolpenning weten in te richten, niet ter gelegenheid van Tuindag, een dergelijk dansfeest willen inrichten? Wij zijn zeker dat zij aan onze stedelijke bevolking in 't algemeen en aan den School penning in 't bijzonder een wezentlijken dienst zouden bewijzen en dat een bal in de tooneelzaal ten voordeele van een zoo ver dienstelijke instelling tijdens de kermis den meesten bijval hebben zou. Dat men het eens beproeve 1 van den 13 tot den 20 Juli 1888. Geboorten. Mannelijk geslacht 4. Vrouwelijk id. 5. Hu well j leen. Auguste Vonck, bankier, en Mathilde Froi- dure, zonder beroep. Modest Everaert, bediende aan den ijzeren weg, en Maria Rosseel, zonder beroep. Willem Delmotte, bloemenmaker, en Nesto- rina Borry, zonder beroep. Overii.j tlens. Henri Annoot, zonder beroep, 74 jaar, onge huwd, Sl Nikolaasstraat. Juliana Brixis, zonder beroep, 78 jaar, we duwe van Ludovicus Rabau, Meenen- straat. Justina Vermeulen, zonder beroep, 79 jaar, weduwe van Jan Breyne, Luikstraat. 5£.iiidei*en i}«netlen de 7 jaren. Mannelijk geslacht 1. Vrouwelijk id. 2. Naarnlooze Maatschappij van IJzerenwegen van West-Vlaanderen. Hazebrouck, Gaestre, Godewaersvelde, Abeele, Poperinghe, IJperen, Rousselare, Oostende, GAAN. 's Morgens, vertrek 7-15 7-25 7-36 f.u. 7-58 b.u. 8-07 8-25 8-57 aankomst 9-54 TERUGKOMST. 's Avonds. Oostende, vertrek 7-15 Rousselare, aankomst 8-18 IJperen, 8-55 Poperinghe, 9-13 Abeele, 9-23 bu. Godewaersvelde 9-28 f. u. Caestre, 9-50 Hazebrouck, 10-00 Prijzen der Plaatsen. Gaan en Keer en. Van Hazebrouck, le kl. 2e kl. 3e kl. Caestre en Godewaersvelde, 6-50 5-00 3-50 Van Abeele en Poperinghe 6-00 4-50 3-00 IJperen, 5-00 4-00 2-50 Rousselare, 3-40 2-50 1-70 Ziehier iets om de zinnen onzer lezers te scherpen. Wie hieronderstaande famieljebe- trekkingen wil nazien, gelieve zich eenen famieljeboom te teekenen anders ware het vrij wat moeilijk op eene eerste lezing in dien warboel klaar te zien Is het dan te verwonderen dat de ongeluk kige, die zich in hierboven opgegeven positie bevond, den kop kwijt geraakte en van zich zeiven schrikte?... Deze week deden wij een uitstapje naar den Kemmelberg en kwamen langs Dranou- tre en Locre terug. Op deze laatste gemeente spanden wij uit om een pijpje te ontsteken en ons keelgat eens door te spoelen. De bazinne vertelde ons dat het op die gemeente niet al te puik toegaat vooral binst de ker misdagen want ge moet weten, lezer, dat wij daar tot over onze ooren in de kermis gevallen waren en er een lekker stukje aller beste hespe met een koekeboterham opsmul den. De Locresche bevolking houdt er nog al aan eens hertelijk te flikkerbeenen binst de kermisdagen en telkenjare werd er daar volop gedanst, gesprongen, geschuifelt en gezongen dat het water u in den mond kwam. De Locrenaars hebben maar die dagen om zich eens oprecht te vermaken en dat deden zij ook. Zooveel te meer omdat zij terecht denken dat er veel min kwaad en zedeloosheid gebeurt, wanneer men zich v moede gedanst heeft, dan wanneer de jonge paarkens ergens in eenen hock of kant zit ten te fluisteren over allerlei «dingen, die de begeerten van vleesch prikkelen. Ja maar dat de Locrenaars dat zoo meenen is heel goed en wel, maar de lieve pastoor, de zielenherder denkt er anders over. Hij wil maar niet dat de jongo deernen met hun nen vrijer een hartelijk dansje doen. Hij bulderde, stampvoette, vuistte en huilebalkte den kermiszondag in zijne kuip tegen dat onschuldig vermaak als een duivel in een wijwatervat. Alwie liet dansen, danste of zelfs keek dansen was een slecht mensch, een brandstok der hel en voor die was er geene zaligheid mogelijk. En juist alsof die bedreiging niet zwaar genoeg opwoog om het volk van dat plezier af te houden voegde hij er bij, en daarop steunde liij vooral, dat de politie zulks ging beletten, dat er een streng toezicht van ha rentwege plaats hebben zou en dat zij niet min streng zijn zou in het straften der over treders van 's pastoors.... pardon's burge meesters bevel; want de burgemeester, die 't wel lijden kan dat zijne medeburgers eens een flikkerbeentje doen, was dooi' den pastoor verplicht geweest het dansen te verbieden want hier, gelijk op alle gemeenten waarde klerikalen den baas spelen, moet de burge meester dansen zooals menheere paster schuifelt. Doch dat miek allemaal de rekening niet van de herbergiers, die hooge pachten en lasten af te dragen hebben, en van de jonge lui die er aan hield eens ferm te flikkerbee nen. Men danste toch in verscheidene herber gen, en men had gelijk ook. De politie daagde op om proces-verbaal tegen de overtreders op te makendat was ergervoor hen, die een flikkertje deden of toelieten. Ongelukkiglijk voor haar, ging de politie hier met twee maten en twee ge wichten te werk. In eene liberale herberg was men volop aan 't huppelen en de politie had handen vol werks om processen-verbaal bij hoopen op te maken en zij liaaste zich dat te doen. Maar wat verder danste men ook en hier komt de aap uit de mouw. Het waren daar fijne kaloten, die aan 't flikkeren waren, rijke boerejongens en zelfs afstammelingen van raadsheeren, en de politie haastte zich j geene processen-ver baal op te maken. Daar ging zij voorbij, juist alsof zij niets zag of hoorde. Was ze misschien eensklaps met blindheid en doofheid geslagen Of zijn het misschien enkel de liberalen en de werk- menschen die niet dansen mogen? 't Is alle twee mogelijk, maar in 't geheel niet menschelijk, noch wel. Waren wij nu het gerecht, wij zouden de Locresche politie met hare partijdige pro cessen-verbaal naar den weerlicht zenden en haar nog eene duchtige bolwassching op den hoop toe geven. Amen. Pier de Zageman, Waarlijk onze gezalfde briefwisselaar heeft in den keus zijner onderwerpen eigenaardige en voortdurende gevoelens. De liberale Vooruitgang m Rome of... te Nieuwkerke, in 't onderwijs of daarbuiten, in het Journal de Gand of in 't Weekblad van IJperen, de liberale Vooruitgang is en blijft zijne nacht merrie, het mikpunt zijner aanvallen en beleedigingen, de standvastige openbaring van zijn twistziek karakter. Zou het soms de kwaal met zijn welke de geleerde deskundigen idiotisme noemen? Wat er ook van zijn moge, de lezers zul len met mij bekennen dat het ons onaange namer geweest ware eens zijne repliek op ons artikel te lezen dan wel zijnen aanhou denden rimram van den liberalen Vooruit gang. Immers geen woord nieuws daarin; alIijd meer en meer domheden. Mijne drukke bezigheden laten mij niet toe eene bespreking te beginnen; enkel mijne overwegingen nopens het plakkaat zouden te veel tijd en plaats innemen opdat ik dit schrijven heden op het getouw zette. Doch, wees gerust, achtbare beknibbelaar van den liberalen vooruitgang-, uitgesteld is niet kwijtgescholden. Tot zondage. Koes van Riesenaelde. Altijd dezelfde bijval. Dilsen, 21 januari 1888. Mijn maagzeer was onver draaglijk; dank zij uwe Zwitsersche Pillen Hertzog aan 1 fr. 50 de doos ben ik yolkomen genezen. (Handteeken gewettigd.) Th. Boeken, schilder. (1) Reeds verscheen daarvan eene Engelsche en eene Spaansche vertaling. Ik ben over eenigen tijd getrouwd met eene weduwe, die eene achttienjarige dochter had. Mijn vader, weduwaar, kwam ons dikwijls bezoeken, werd verliefd op de jeugdige dochter mijner vrouw en trcftiwde met het meisje. Op die wijze, werd vader mijn schoonzoon, en mijne stiefdochter werd mijne stiefmoeder, dewijl zij de vrouw was mijns vaders. Eenigen tijd later schonk mijne vrouw het levens licht aan eenen fiinken jongen, die, als broeder van vaders vrouw, terzelfder tijd vaders schoonbroeder werd maar dat kind was ook mijn zoon en terzelfder tijd mijn oom, want hij was de broeder mijner stiefmoeder, vaders tweede vrouw. Mijne stiefmoeder was dus ook mijne moei, want zij was de zuster van mijnen oom, mijnen eigen zoon Intusschen kreeg vader eenen zoon bij zijn jong vrouwtje. Die nieuwgeborene was mijn (halve) broeder wij hadden immers denzelfden vader I en mijn (klein) zoon, langs den kant mijner vrouw en hare dochter. Mijne vrouw werd gevolgentlijk mijne grootmoe der, dewijl de vrouw mijns vaders hare dochter was; ik was zóó terzelfder tijd de echtgenoot, schoonzoon en kleinzoon mijner vrouw; en, dewijl de man van iemands schoonmoeder op zijne beurt de schoonvader is van dienzelfden persoon, zoo komt het dat ik mijn eigen schoonvader ben

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1888 | | pagina 2