De krijgsoefeningen.
STADSNIEUWS.
Genezing.
Vergeten.
Een wassen neus.
Ylaamsche Ster.
Inbraak.
Ziek.
VRIJE KRUISBOOGSCHUTTERS.
Burgerstand
Dranouter. Locre.
West - Nieuwkerke.
getroost voor de verstandelijke vorming
zijner medeburgers, zou België jaarlijks 54
millioen aan liet volksonderwijs moeten
geven. En het besteedt er slechts 6.
Commentaren zijn hier overbodig.
Nu de legerbewegingen geëindigd zijn,
vinden wij het goed onze lezers een weinig
te onderhouden over de wijze waarop onze
soldaten, gedurende dien tijd, behandeld
werden. Het is eene ware schande, te zien
hoe de godvreezende minister Pontus, die
zoo hoog oploopt met het plaatsen van nut-
telooze aalmoezeniers en het houden van
missen voor uitgehongerde manschappen
ongelooflijk hetgeen men verneemt uit den
mond van de arme drommels, die nu gedu
rende deze vier weken onder de wapens ver
toefd hebben. Niet alleen dat zij bovenmen-
schelijke krachten moesten inspannen om
den velddienst te doen, zij werden slecht en
niet half gevoed, en konden niet eens eenige
uren gerusten slaap genieten. In schuren,
waar den vorigen nacht ruiterij verbleven
had en die nog niet van de paardenvuilnis
gereinigd waren, moesten de soldaten zich op
eene handsvol stroo uitstrekken, zoo dat er
velen te midden des nachts op moesten, daar
zij er den stank niet konden uithouden.
Ofwel, de boeren, die onze soldaten op de
schandelijkste en onbarmhartigste wijze ge
stroopt hebben, niettegenstaande de roerende
preek, des zondags door den gezalfde des
Heeren gehouden .zijne christelijke parochia
nen aanbevelende de soldaten als kinderen
op te nemen, onze boeren, die uit geldzucht
driemaal meer mannen aannamen dan waar
voor zij plaats hadden, bleven juist vijf mi
nuten met eene bollantaarn aau den
ingang staan, waarna zij met het licht ver
trokken, alles in de dikste duisternis achter
latende.
Daar lagen dan de soldaten, nog slechter
dan opeengehoopt vee, op eenen doorweek
ten, stinkenden grond, allen over en door
malkander, en kwamen dan eenige dron
kaards later binnen, dan trapten die op het
gezicht, armen of beenen hunner kamera
den rond. Naar onze meening, was de zaak
der officieren eerst en vooral te zien waar
hunne manschappen zouden hunnen intrek
nemen de plaats en derzelver ruimte te
onderzoeken zoodat de mannen langs beide
zijden kwamen te liggen, eenen doorgang
latende in het midden, en met ten minste
ééne lantaarn, buiten het bereik, ter ver
lichting hadden moeten ophangen. Doch
nog niet genoeg eene geheele afdeeling, de
vaderlandsche troepen voorstellende, moch
ten den mantel niet afleggenzoodat zij,
hunne tunique te kort zijnde en deze zelfs
niet mogende van den ransel losbinden, onder
eenen van den regen doornatten mantel
moesten liggen of, indien zij hem niet ver
dragen konden, mochten rondloopen om niet
te verstijven. En, na aldus gerust te hebben,
konden zij des anderdaags, met glinsterend
oog, het vol hartvaderlandsliefde en met
ledige maag opbreken om vijf of zes uren
lang rond te loopen, onder het aanmoe
digend woord huns officiers allez, tas de
fainéants, allez!! Pas de gijmnaslique!
Niet dat de maat vleesch, aan eiken soldaat
toegezegd en 300 grammen ongeveer be
dragende, niet bepaald was, doch elk soldaat
kreeg uit de doos plata eenbrokje dat hij
op het ronde vlak der hand aannam en in
eens kon inzwelgen. En dan zag hij de onder
officieren, zes of acht in getal, zoovele doozen
vleesch verslinden als aan dertig of veertig
man der compagnie waren uitgedeeld ge
worden. Kregen zij soep, dan werden, alvo
rens men deze uitdeelde, eenige emmers koud
water in den ketel geworpen, zoodat het
stuk vleesch dat er in lag, het aanzien kreeg
van een dooden hond.
En ziedaar den bras dien men te eten
kreeg wanneer men na onzeggelijke inspan
ningen, zich met lust in een weinig goed
gekookt eten zou verheugd hebben. Wij
beweren dat de officier meer nog dan in
vredestijd, want de krijgsbewegingen moeten
den oorlog verbeelden, zich bij de soldaten
moet aansluiten om hun vertrouwen en
hunne genegenheid te winnen, en die schenkt
de mensch slechts dan wanneer hij goed
behandeld en verzorgd wordt.
En onze arme jongens zijn waarachtig niet
moeilijkde officier, die hen slechts een
weinig menschelijker dan de anderen aan
spreekt, dragen zij op handen, en zij zouden
op eenen wenk van hem door een vuur
loopen.
Doch niet alleen bewijst men hun niet de
minste genegenheid van wege de overheden,
de zorg die een zoo kostbaar materiaal, als
een geoefend soldaat er een is, verdient,
bek'omen zij niet. Hier straalt het onverstand
onzer hoogere militaire-in richting door, want,
de soldaten eene zulke behandeling doen
ondergaan, gepaardaan eene verwaarloozing,
die men als onmenschelijk laken moet, is
alleen geschikt om van den soldaat een
vijand te maken, om zoo gevaarlijker, daar
hij van bondgenoot een tegenstrever wordt,
door persoonlijke beleedigingen tot natuur
lijke weerwraak gedreven, en in wiens hart
de opgepropte haat slechts naar eene gele
genheid wacht om los te barsten en zich
aan zijne vroegere tijrannen te koelen. En
op zulke soldaten zou men moeten steunen,
om onzen duurbaren grond te verdedigen. Is
dit niet eene hoonende spotternij En is er
kans aan zulk stelsel een einde te stellen,
zoolang wij niet den persoonlijken dienst
plicht invoeren?
(Zweep).
Wij zijn gelukkig onzen lezeren te mogen
zeggen dat de ziekte waaraan de heer Burge
meester lijdt, langzaam, maar zeker afneemt
en dat hij op goeden voet van beternis is.
Hopen wij dat IJperen nog lang van zijn
uitmuntend bestuur genieten zal
Toen wij in ons laatste nummer een bon
dig verslag gaven over het overlijden en de
begraving van den betreurden heer K.-L.
Ducorney, vergatenwij er bij te voegen dat
hij van af zijne jeugd deel maakte van ons
uitgelezen Pompierskorps en dat het korps
ook in zijne begraving aanwezig was. Het
muziek speelde treurmarschen en vergrootte
door zijne klagende tonen den droevigen
indruk, welke die begraving op al de aan
wezigen teweegbracht.
Inden Progrès van Woensdagjl. lezen
wij dat 35 huisvaders van Watou, die allen
kinderen in de schooljaren hebben, een ver
zoekschrift naar minister De Volder hebben
gezonden om te protesteeren tegen de af
schaffing der eenige gemeenteschool en om
de vernietiging te vragen van de beslissing
nopens die kwestie door het gemeentebestuur
genomen. Welnu de brave Progrès heeft
zich daar een wassen neus laten opdraaien.
Het gemeentebestuur van Watou heeft hoe
genaamd de eenige gemeenteschool niet afge
schaft, waar er twee onderwijzers in dienst
zijn en ruim een lOOtal leerlingen hebben.
Maar wat voor Watou een valsch gerucht
heeten mag, is ongelukkiglijk eene waarheid
voor Wacken en men heeft waarschijnlijk
den naam moeilijk kunnen ontcijferen en
Watou gedrukt waar er Wacken staan
moest.
Wij vernemen dat de tooneeelmaatschappij
de Vlaamsche Ster voornemens is hare
eerste vertooning van het tooneeljaar 1888-
1889 te geven den Zondag 21 October.
Deze vertooning zal bestaan uit:
Elena,
een episood uit den boerenkrijg
drama met zang in vier bedrijven, door
N. Destanberg.
De Duivel op 't dorp,
blijspel met zang in 1 bedrijf, door Van Peene.
Deze vertooning zal dus niet moeten on
derdoen voor de voorgaande en wij twijfelen
er niet aan of de Sterrelingen zullen niets
verwaarloozen om hun publiek op eene reeks
vermakelijke avondfeesten te vergasten.
De personen die nog niet ingeschreven
h ffiben en begeeren deel te maken als be
schermend of bijtredend lid, wenden zich tot
den heer K. Deweerdt, schatbewaarder der
Maatschappij.
Als de pachters niet t'huis zijn, dansen de
dieven. Zoo ging het Zaterdag 11. ook op het
hof van een boertje, dat langs het Panne-
straatje woont.
Terwijl de menschen van dat hofstedeken
hunnen tabak waren gaan verkoopen zijn er
schelmen in hun huis gebroken en hebben er
alles gestolen wat hun eenigzins dienen kon.
Geld, huisraad, kleederen, alles was ver
trokken zonder te zeggen waar het terug te
vinden was. Het overige hadden de boos
wichten in stukken gestampt, zoodat die
ongelukkige menschen, bij hunne te huis
komst, zoo arm als Job waren.
Doch het schijnt dat de dieven hun pak te
zwaar gevonden hebben; want men heeft
hier en daar een achtergelaten stuk van het
gestolene teruggevonden.
Donderdag namiddag was er op de Alfons
Vandenpeereboomplaats een mensch, die
eensklap sin zijn hoofd stak naar het pieren
land te verhuizen. Hij viel doodeenvoudig
door zijne beenen en wilde voor den drommel
geen teeken Yan leven meer geven. Eenige
omstaanders liepen in allerijl den geneesheer
Poupart verwittigen en deze kwam oogen-
blikkelijk toegesneld. Hij gelukte er in den
gevallene van besluit te doen veranderen en
zijne reis naar de eeuwigheid nog wat te
doen uitstellen.
Maatschappij
Schieting van Maandag 1 October 1888.
Naar de vogels.
Pinteion Lambert.
Mahieu Louis.
Schieting van Woensdag 3 October.
Gewoon Blazoen.
Hoogst getal.
Ommeslag Raymond.
Laagst getal.
Mahieu Louis.
van den 28 September tot den 5 October 1888.
Geboorten.
Mannelijk geslacht 3. Vrouwelijk id. 4.
Ï5u well j ken.
Achile Dalmote, dienstknecht en Alix
Rabau, kleermaakster.
Karei De Brabandere, landb. en Sophia
Spotbeen, zonder beroep.
Overlïjdens.
Karei Ducoruey, herbergier, 51 jaar, echt
genoot van Julia Verbert, Groote Markt.
Fréderic Hauspie, zonder beroep, 69 jaar,
echtgenoot van Amelia Beun, Meenenstraat.
Martinus Verrack, daglooner, 68 jaar,
weduwaar van Juliana Roosebeke, Meenenst.
Sophie Swyngedouw, zonder beroep, 80 j.
weduwe van Joannes Berten, Tempelstraat.
Ludovicus Cousin, landbouwerswerkman,
32 jaar, ongehuwd, Meenenstraat.
Julua Berten, huishoudster, 72 jaar, echt-
genoote van Augustinus Scheire, Dixmuidest.
Maria Wyeland, modewerkster, 21 jaar,
ongehuwd, Dixmuidestraat.
kinderen beneden de y jaren.
Mannelijk geslacht 0. Vrouwelijk id. 1.
Verleden Zondag gewaagden wij van een
kerel, die, op prijs gesteld zijnde, door Lo-
crenaren en Dranoutrenaren met evenveel
ijver opgezocht werd. Wij zegden dat men
dien kerel hier den nieuwen Baekelandt
noemde om reden dat men hem verdacht als
hoofdman van zekere vlegels, die hier aller
lei guitenstreken uitmeten.
Een zekere Charles Baekelandt zendt ons
uit Belle eenen brief om te protesteeren
tegen ons geschrijf. Hij neemt gansch ons
artikel tegen hem gericht en gelooft dat wij
van zijnen naam gebruikt gemaakt hebben
om hem te beter aan te duiden.
Welnu, wij zeggen luide dat hij den bal
gansch misgeslagen heeft. Wij noemden den
door ons bedoelden kerel Baekelandt, niet
omdat hij Baekelandt heet, maar omdat men
hem als den aanleider van eenige guiten
verdenkt, gelijk men overal in onze Vlaan
deren zegt: het is een nieuwe Baeke
landt. Dat die briefschrijver dit op hem
neemt, is zijne zaak, maar wij zeggen hem
toch nogmaals dat hij mis is en dat wij daar
om volgaarne zijnen brief een plaatske ver-
leenen.
Wij geven hem daarenboven nog gratis
eenen gulden raad: Vaag enkel uwen neus
wanneer gij besnot zijt en Trek enkel
het schoentje aan dat Upast.
En nu den brief
Belle (Vrankrijk), 4 October 1888.
Heer Uitgever van 't Weekblad van IJperen,
Ik veroorlof mij te antwoorden op een
geschrijf, mij betreffende, in uw geëerd blad
verschenenik bedoel de mededeeling van
uwen correspondent uit Dranoutre.
Had ik de eer van UE. gekend te zijn,
geloof mij, mijnheer, gij zoudt zulke blad
vulling niet overgenomen hebben en diens
volgens zou ik niet genoodzaakt zijn u heden
te komen stooren.
Alhoewel ik mij Baekelandt noem, ik ge
loof van niemand te moeten gevreesd wor
den. Uw correspondent steunt op mijnen
naam denkende zeker alzoo meer indruk te
maken. Hoe kleingeestig! Zijn al de lieden
dan die denzelfden of omtrent denzelfden
naam van eenen kwaaddoener dragen ook
kwaaddoeners? In dat geval, hoeveel eerlijke
menschen bestaan er neg?
Neen, uw correspondent meent het zoo
erg niet als hij het wel zegt; hij weet genoeg
dat ik geen kerel met lange vingeren ben,
geen booswicht, en wat weet ik al.
Ware 't anders, ik daag hem uit een enkel
feit; min nog, een enkel woord van mijnent
wege te laten kennen die zijne beschuldiging
rechtvaardigt.
Wel is waar, ik ben beklapt, en wel der
mate dat degenen die mij niet kennen, wel
licht zouden denken dat ik de ergste der
boosdoeners ben, en och arme 1 wat heb ik
misdreven
Eenige hazen en wilde konijnendie den
laandman groote schade toebrengen, naar de
eeuwigheid gezonden? is dat wel zulke eene
groote euveldaad
En waarom deed ik het? Was het niet uit
broodwinning?
Meer dan van jachtovertreding kan mij
niemand beschuldigen: al het overige dat
over mijn gedrag moge uitgestrooid worden
is achterklap. Daarom ben ik overtuigd dat
uw correspondent overdrijft als hij zegt dat
de Dranoutrenaren en Locrenaren allen bij
hoge en bij lage beweren dat zij mij krijgen
en kortvlerken gaan.
Niemand, buiten de politie misschien, die
hare plichten moet kennen, niemand, zelfs
uwen correspondent niet, zal mij schaden,
daarvan ben ik overtuigd, want, ik herhaal
het u, ik ben geen booswicht.
Hopende dat gij, heer Uitgever, zonder
verder te moeten verplicht worden, die eeni
ge lijnen in het eerstvolgende nummer van
uw Weekblad zult overnemen, ben ik met
achting
Uw trouwe lezer,
Baekelandt Charles.
De Modelkalofjes
of de nieuwe
schandalen van Nieuwkerke.
Voor acht dagen behaagde het den onge-
likten beer, die in de kolommen van 't
Nieuwsblad zijne gal uitspuwt, te handelen
over 't Modelschooltje, doch hij voorzag niet
in zijne zeer voorzienige voorzienigheid dat
er in éene week reeds maar al te veel stof is
voor ons om eens te spreken van model
kalotjes.
Want de voorzienigheid is met ons omdat
de modeltjes met U zjjn, omdat de Voorzie
nigheid met uwe modeltjes niets gemeens
hebben wil.
Eerste en groot schandaal
of
7 Modelpastertje.
Het doet ons harteleed ons gedwongen te
zien van die pijnlijke zaak te gewagendoch
de politieke strijd met zooveel laster- en
leugentaal door eerlooze vijanden gedreven
laat ons niet toe dit afschuwelijk kaloteschan
daal te verzwijgen.
Doch een woordje vooraf.
VTj |Mj| bl II"
9