VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad.
Yiercle jaar.
Zaterdag 5n Januari 1889.
Nummer 1.
De verpaapsching van Vlaanderen.
BLOEMENLEVEN.
Wat mij eene roos vertelde.
De Taalstrijd.
STADSNIEUWS.
VlacTrasche Ster.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. j5er jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centlemen per nummer.Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100.Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens.gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office cle Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Waarom is Vlaanderen dan zoo arm?
Waarom is er den toestand zoo erbarmlijk,
zoo onuitstaanbaar? Ah, 't is omdat een
andere kanker de Vlamingen verteert, om
dat een andere onverzoenlijke vijand tus-
schen ons is opgerezen, een vijand die
Vlaanderen in zijne eigene ingewanden
doet wroeten en niets dan haat en tweedracht
onder onze broeders wil bewerken, om ons
dan naar beliefte te kunnen verdrukken!
Die vijand kent ge allenhij is de priester
met gansch zijne kliek volkshatende aan
hangers; hij die onder zijn zwart kleed een
nog zwarter hart draagt en met het mis
dadigste doel Vlaanderen wil verpaapschen
en verstompen, om er zijn luilekkerland te
stichten en onze arme boeren den laatsten
druppel bloed af te tappen? En hoef ik mijne
beweringen met voorbeelden te staaven?
Voorbeelden, er zijn er duizenden, men
kan er gansche boeken over schrijven.
Brugge die archi-paapsche stad, met hare
vijftig kloosterholen, is mijns dunkens wel
het stelligste bewijs van wat den invloed
der papenpartij kan teweeg brengen. Bestaat
er eene stad waar er meer arme lieden zijn
dan Brugge, en kent gij ergens schooner
kollectie pijpenkoppen dan deze welke zich
daar ophoudt? Leo uit Rome, moest daar
nog bijkomen, en zoo hij malgré bongré zijn
j rot strooi uit het vaticaan wil verlaten, dan
kan hij zich gerust te Brugge vestigen: de
verzameling muilentrekkei's zal dan volledig
zijn?
Indien wij deze verderfelijke partij ver
achten en bestrijden, laat ons ook, vrienden,
een gevoel van oprecht medelijden uitdruk
ken, voor onze vlaamsche boeren. Het
gemis aan onderwijs, hunne armoede en
de dwang die zij ondergaan, verschoonen
hen in 't oog van den onpartijdigen beoor-
deelaar. Wij weten immers dat den priester
op den buiten, terzelvertijd pastoor en
Mijnen vriende, Em. K. De Bom,
hartelijk opgedragen.
burgemeester is en volledige macht heeft
om deze ongelukkigen in liet fanatism op te
zweepen.
En wanneer wij die huichelaars zoo nijdig
zien werken tot het ongeluk vandenmensch,
tot de verbeesling en verslaving der volke
ren, zullen wij dan onverschillig dit gebroed
laten begaan? O neen, duizendmaal neen!
Onverschilligheid in de toestanden ware
misdaad; op onverschilligheid volgt tering
en tering leidt tot de dood
Op dus, vooruitstrevende liberalen en al
die liet met onze zoo schoone beginselen
oprecht meenenTen strijd voor recht en
vrijheid! Ten strijd met het machtig wapen
dat men volksverlichting noemt en
waarvan onze tegenstrevers zooveel schrik
hebbenKrachtiger dan ooit propaganda
gemaakt onder de buitenlieden. En wanneer
deze eenmaal zullen begrijpen, dat geloof
en paternosterslezen den buik niet vullen,
en verpaapsching doodend is voor handel
en nijverheid, dan is 't gedaan met die
volksverdrukkers! Hunne machtige kristelij-
ke kerk, die zoogezegd op eene rots steunt
stort in, wordt verpletterd als de barak van
eenen kwakzalver wiens toeren dooc zijne
slachtoffers ontdekt zijn!...
[Een man zonder haar en
zonder landen).
Verledene week eindigden wij ons schrij
ven met den wenscli, die in 't hart ligt van
eiken gezonden Vlaming, dat de politieke
strijd ten onzent-voortaan bij middel van
't Vlaamsch worde gedreven.
En zoo wij heden daarop terugkomen, is
het niet ten minste om aan ons gezegde te
verzaken maar enkel om het aan ons arron
dissement toe te passen, dat onder het op
zicht der talen, evenals dit van Korlrijk, in
eenen buitengewonen toestand verkeert.
Trouwens, te beweren dat het arrondisse-
ment IJperen geheel en al den Vlamingen
behoort, ware eene buitensporigheid, die
zelfs eene overdrevene liefde voor de moeder
taal niet kan verschoonen; 't ware meer,
't ware eene rechtschennis en zulk wapen
willen wij den Walen in de handen niet
leggen om ons te bestrijden, daar zij voorze
ker niet zouden nalaten eens te meer hun
geliefkoosd stokpaard te berijden de Fla
minganten zijn baatzuchtige, fanatieke
poesjenellen. (Leest, om u te overtuigen, al
de Gazettes, de Chroniquesde Offices de
Publicité, de Nouvelles du Jour en andere
a 5 et a 10 centimes met fransche compli
menten.)
Ingevolge zijner aardrijkskundige ligging
is ons arrondissement gedeeltelijk door Wa
len bewoond. Voege daarbij dat het zuidelijk
gewest, welk aan de Fransche grens paalt,
in ruime mate den Franschen invloed heeft
ondergaan, zoowel door de menigvuldige
handelsbetrekkingen dat het met Frankrijk
wist aan te knoopen, als door de lezing van
overgewaaide fransche schriften, maar voor
namelijk door de richting in den franschen
zin welke aldaar aan het onderwijs gegeven
werd, ten einde zekere belangen der bevol
king gade te slaan.
Tot hoeverre dit laatste punt als een mis
slag eenerzijds mag beschouwd worden wil
len wij heden niet onderzoeken.
Bij de eerste gelegenheid zullen wij ons
naderbij met de vraag onledig houden welk
deel van het arrondissement den Walen en
wat den Vlamingen behoort; en als gevolg
hoe de Vlaamsche strijd in onze gewesten
door de liberalen zou moeten begrepen en
opgevat worden.
[Wordt voortgezet.) Ickqux
Verleden Zondag avond haastten wij ons
ter tooneelzaal om de derde vertooning, door
de dappere Vlaamselie Ster baren leden en
het publiek aangeboden, bij le wonen.
De tooneelzaal was waarlijk veel te klein.
Men perste, men duwde elkander opeen als
haringen in eene ton om elk een plaatsje te
krijgen en van die mooie vertooning te kun
nen genieten. Ook wie had er kunnen aan
het alleraanlokkelijkst programma weer
staan
't Is idt Liefde, blijspel met zang in een
bedrijf, door Teirlynek-Stynsis een stukje
dat veel en hertel ijk heeft doen lachen en
terzolfdertijd eene uiterst goede strekking
heeft: inrichting van goede volksscholen,
uitbreiding van het degelijk onderwijs en
bestrijding van het overmatig soldaatjespel,
dat tot niets strekt en het vaderland tot de
ruïne leidt.
Daarin vertolkte G. Maiilard de rol van
kapitein Valcke met het talent, dat hem
alleen eigen is. Hij was een ware tijpe van
die soldaaljeszotten, welke zeer hoog op-
loopen met hunne dapperheid en koelbloe
digheid en die, wanneer er eenig gevaar
opdaagt, er voor vluchten als een hond met
een panne aan den steert,
De heer A. Declercq, met zijne rol van Jef,
soldaat, was onovertrefbaar. Hij is reeds een
volkomen goed speler en in hem zit er stoffe
om er een meester van boertige rollen van te
maken. Hij heeft aanleg voor de kunst en zoo
hij er zich ijvervol blijft op toeleggen zal hij
algauw nevens de beste spelers mogen optre
den. Voor hem een gul proficiat!
De heer V. Wilde heeft de rol van Toon.
soldaat, ook heel goed vertolkt en op zijn
spel valt er, om zoo te zeggen, ook niets af
te dingen. Hij heeft reeds bewezen dat hij een
goed vertolker worden zal.
Bernard, de verliefde, voorgedragen door
A. Rils, heeft getoond dat de moed en ,de
koenheid van een burgerszoon niet onder
doen moet voor die van een soldaat. De heer
Rits hoeft zijne rol wel vertolkt, met meer
gevoel en natuurlijkheid dan de vorige kee-
ren.
HET WEEKBLAD
- I I I
Was het duizeling of sluimer?
Toch voelde 'k mijn eigen ik het bewustzijn
van mijn zelfbestaan, zonder de buitenwereld te
kennen. Ik veronderstelde ze slechts in eene zachte
drukking, misschien eene omarming, eene soort
van weldadige warmte die om mij heen zweefde en
mij streelde. Echter zag ik niets, wijl alles duister
bleef in de engte die mij knelde en de leden snoerde.
Doch ik werd grooter, voelde mijne macht aan
groeien en het levenssap bonsde onstuimiger naar
mijn kopje. Het hulsel dat mij prangde werd te
nauw, te zwak vooral om mijner wassende kracht
te wederstaan. Een weldoende warmtestraal kuste
mij open...
O Die klaarte 1 Welke bedwelming
Mijne kelkblaadjes plooiden en schikten zich om
mijne bloemkroon te ondersteunen en beter te laten
bewonderen.
Ik was ontloken en van knop werd ik roos
Op eenen zelfden stam, in gezelschap van talrijke
oudere zusters, bloeide ik langs eenen breeden tuin-
wegei. Hoe vond ik alles verrukkelijk wat mij om
ringde! Ginds, zoo hoog, de hel schitterende zon,
met hare heilzame stralen die overal leven en kleur
brachten, verwekten, tooverden. Nevens mij ston
den prachtige ooftboomen, met rijpende vruchten
die eenen rijken oogst beloofden; terwijl in de
laagte de geurige zonnewende en welriekende
anjelieren, welke op den zoom des pads welig tier
den, ondanks hunne bevalligheid, om mijne nabij
heid in de oogen der wandelaars schenen te verlie
zen: Althans werden ze niet bewonderd gelijk ik...
Want, als de jeugdigste mijner zusters blonk ik
met den meest frisschen glans en mocht te recht op
mijne schoonheid roemen! Het vlijtige bietje, aan
't werk verslaafd, gunde ons allen eenen oogslag
toen het gonzend met den vergaarden honig naar
zijnen korf spoedde; maar de dartele en speelzieke
vlinder, wiens vleugelen met de mooiste schakee
ring fonkelden, kwafti ons bezoeken, zoende ons
allen en toefde het langst bij mij, zijne uitver
korene I
Nauw hoorbaar suisde hij Leven is genieten».
En door levensgenot bedwelmd, voelden wij het
zoele windje ons lichtjes wiegen, terwijl de blade-
ren der nabijstaande boomen zoo geheimvol ritsel
den als wilden zij ons verbergen, dat ze onder
elkander over onze pracht lispelden. O ja, onder zoo
menige kinderen der natuur waren wij mild bedeeld
met geur en glans en friscliheid 1 Wij waren be
voorrecht 1
Nabij de plaats waar wij troonden, zaten twee
verliefden op eene rustbank. Hij, de oudste, was
voorkomend en vriendelijk; zij, jeugdiger, was
schoon in haren eenvoud. Wat zij elkander fluiste
ren begreep niemand onzer...
Liefste, sprak hij luider na eene wijl, ik ga
u eene roos halen.
Och neen, bad zij, ze zou (och verwelken.
De rozen verslensen alleu, drong hij aan, 't
zij ze geplukt worden of op hun takje blijven.
Wie onzer zou hij uitkiezen, dacht elk? Wie
«umgi.. ShShS
onzer zou hij waardig keuren, om als huldebewijs
zijner beminde aangeboden te woeden
Hij wierp op allen eenen vluchtigen, doch vor-
schenden blik en verkoos mij: ik beken het ne
derig
Hij ontdeed behendig mijnen bloemsteel van het
twijgje waarop ik rustte en bood mij glimlachend
zijner geliefde aan; hij zelf vestigde mij op het
keurslijf der bekoorlijke maagd, terwijl hij tot haar
nadrukkelijk zong
Ge zijt schooner dan dit roosje,
Met uw bevallig maagdenbloosje,
Meisje, friscfl en blij,
Gij zijt frisscher nog dan zij 1 (1)
En ik, juist geplaatst boven het minnend hartje
van het lieve kind, hoorde en voelde hoe het daar
binnen joeg en sloeg, toen ze haren vriend» eenen
dankkus gaf om wille van mij....
01 In dien zoen lag iets meer dan erkentelijkheid,
wellicht 1
En dewijl ik daarna den blik verhief, om eventjes
van dicht en ter zijde het bevallige meisje, op,wier
borst ik prijkte, te aanschouwen, zag ik hoe hare
overvloedige blonde lokken golfden, hoe hare blau
we kijkers helder konden staren en hoe zacht een
blosje hare wangen kleurde zij was inderdaad lief
en aanvallig toen een lachje om hare fijn gesneden
koraallipjes speelde. Ik voelde geene treurnis van
mijne oudere zusters gescheiden te zijn, want hier
ook schitterde ik als der bloemen koningin; en
evenals de parel het pronkjuweel in glans verhoogt,
(Naar het, refrein uit het lied De kleine llosa van
H. Conscience.
Maar kent gij 't kleine Iioosje,
Met haar bevallig maagdenbloosje,
t Meisje, frisch en blij
Zij is frisscher nog dan gij 1
liet ik de reine maagd bij mijnen genr genieten en
was ik fler haar ten sierade te strekken: ik voelde
er mij door gevleid.
Daar hoorde ik nu duidelijk wat die verliefden
elkander vertrouwden en hoe zij redekavelden over
de toekomst.
Toekomst?...
Wat beduidde dit woord? Was het een later leven
of bestaan en zou ik het met hen beiden genieten?
Zou ik de immer bekoorlijke roos blijven en het
verwacht geluk declen, waarvan hunne miariotaal
gewaagde t
Helaas neen....
Tegen den avond voelde ik mijne friscliheid vlie
den on mijnen glans versterven. De kracht, om
langer mijn verzwakt, hoofd op te houden, ontweek
mij: ik plooide reeds onder den last van éénen
levensdag! Nochtans de kleurrijke pepel, die mij
dezen morgen kuste, had gesuisd Leven is ge
nieten en steeds verwachtte ik dat onbekend genot,
toen reeds de levenskrachten mij begaven.
Onder den invloed eener toenemende zwaarmoe
digheid, hing ik bedrukt voorover gebogen, tot
eene kwellende slaperigheid mij deed ter aarde
storten. Ik lag op den killen grond, niet ver van de
plaats waar ik 's morgens ontloken was, droef
alleen, vergeten
Toen de laatste zonnestraal verdwenen was en de
schemer neerdaalde, wandelde een grijsaard traag-
jes langs het tuinpad, waar ik gevallen was. Hij
kwam er de kalme rust zoeken en de avondkoelte
genieten. Hij staarde mij een oogenblik aan, eer hij
zich neigde om mij op te rapen.Spiegel des levens,
murmelde hij. Ontluiken, bloeien, verwelken; ont
staan, genieten, verdwijnen.