VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-Handels- en Annoncenblad. DE PRINSES MARIA. Tierde jaar. Zaterdag 9n Februari 1889. Nummer 6. De gewapende natie. Het boekje Lorand en den persoonlijken dienstplicht. Abonnementsprijs voorop betaalbaar! 3 fr. per jaar voor de stad. 3 f'r. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Anaoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100. —Alle ber ichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoneen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede die Voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicitó, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. De beer G. Lorand, hoofdopsteller der Réforme, heeft een boekje uitgegeven, met een voorwoord door den heer PJanson, dat de bijzonderste artikels, door de Réforme over de gewapende natie afgekondigd, be vat en eene diepgrondige studie der solda- tenkwestie geeft, het Zwitsersch stelsel vol ledig, in al zijne bijzonderheden blootlegt en andere stelsels van denzelfden aard, in Euro pa toegepast, kennen doet. Het eindigt met een toepassingsplan der gewapende natie voor Belgie. Sinds dat boekje in Brussel en in ganscb Belgie te koop geboden werd, heeft het zoo veel bijval genoten dat de eerste 20 duizend nummers in eenige uren uitgeput waren. Nieuwe trekkingen hebben plaats en dat boekje, een werk van volksgezinde en vader landslievende propaganda, moest ter beschik king van eenieder, rijk en arm, gesteld worden. Het kost maar 10 centiemen. Waarom verschijnt het in 't vlaamsch niet voor onze vlaamsche bevolking, die er wederom niets van weten zal en die door poli tieke kiesdravers over de gewapende natie, zooals de vooruitstrevende liberalen ze ver staan, wederom heelemaal om den tuin zul len geleid worden. Wanneer zullen onze politieke hoofdmannen willen verstaan dat er in Belgie drie miljoen Vlamingen zijn, de meerderheid dus der natie, waarover men bekommerd is als een paling over eene pruik. Wij vertalen uit Le Guide Musical van 17 Januari 89. Er is spraak van de beruchte opvoeringen van den St-Franciscus van Tinei, te Brussel, in het Franseh Men is éénstemmig om te betreuren, dat de heer lijke partitie van Tinei niet in de oorspronkelijke taal (bet Vlaamsch) Eerste deel. 26 Vervolg.) Prinses Maria, door dat lijdensbeeld hevig ontroerd, weerde hare bedienden en volge lingen van zich af en trad voorwaarts. Laat mij, sprak zij, ik ben niet ge kwetst, zeg ik u. Zooveel smart daar pijnigt mij meer dan den aanval van dat roofdier. Zij is dood, de arme vrouw. Dood, wellicht door uitputting en ellende. Spoedt u, mannen, naar het slot om eene draagbaar. Goede man, lief meisje, uw lijden roert mij tot in de ziel. Zeg mij, wie zijt gij, gij, die mij het leven hebt gered? Alles wat ik vermag te doen, zal ik aanvangen om u mijne dank baarheid te bewijzen. Manasses hief langzaam het hoofd op en aanschouwde de schoone spreekster. Dankbaarheid? vroeg hij. Dit woord klinkt vreemd in mijne ooren, edele jonk vrouw. Wie ik ben Ik ben ridder Manasses de Hautmanoir, weleer gebieder over de rijkste gouwen in Calvados, heden door den hatelijken roover van den bisschopsstaf van Bayeux van mijn erf en goed beroofd, door zijne kuiperijen bij den vorst, en spijts het verzet van den H. Vaderuit Frankrijk gebannen met vrouw en kind... Dit, in be rt kon gezongen worden. De fransche verta- ling doet haar reeds veel verliezen van haren eigenaardigen smaak, met de klem- toonen der woorden en de harmonie van den volzin te doen ontaarden. Voegt daarbij de slechte uitspraak der vlaamsche zangeressen en zangers, die op de minste lettergrepen drukten, en gij zult u een gedacht maken van de logheid in sommige stukken van samenzang, die geschreven werden onder vorm van trage en gedeclameerde verhalen. De Guide musical is een fransch vakblad, schrijft de Brugsche Beiaart, hoegenaamd niet vlaamschgezind, integendeel. Wat het zegt kan dus aan onze franschlievende bur gerjuffers en lieeren niet verdacht; voorko men. Daarom dragen wij hun dat op als de uitdrukking vaneen gezond oordeel. Mochten zij het te baat nemen. Eene bekentenis. Men heeft ons dikwijls gezegd, vervolgt de Brugsche Beiaart, dat M. Rogier, toen hij gouverneur van Antwerpen was en Conscience voor commies had, eens in dezes lessenaar het handschrift vond van den Leeuw van Vlaanderen, en den jongen romandichter wegzond, omdat hij geen bedienden wilde, qui perdaient leur temps ci écrire dans cette langue ridicule." Wij hebben dat altijd zoo sterk gevonden, dat wij aarzelden het te gelooven. Sedert hebben wij den brief van M. Rogier aan M. Raikem leeren kennen, waarbij verklaard werd, dat de Vlamingen, om hunne taal, uit alle betrekkingen moe ten gehouden worden. Ziehier, nu dat de Gazette ons een nieuw bewijs levert van die uitsluiting onzer taal sedert 1830. De Gazette zegt, dat er een enkwest gemaakt wordt in de bureelen van hetminis- looning van de diensten, welke ik, in meni- gen slag. aan het Vaderland ten koste van mijn bloed bewezen heb. Dankbaarheid? O neen, jonkvrouwdie bestaat op aarde niet... Dit zeggend, liet de banneling het hoofd hangen en snikte hartbrekend. Moeder, o moeder, kloeg het meisje tot het roerloos lijk, wij hadden u zoo lief! Nooit zal ik uwe stem meer hooren; wee, wee! In aller ijl waren een hoop lieden uit het slot komen aangeloopen. Bedienden en pagen der prinses naderden met de draagbaar, voorafgegaan door een geestelijke in wit koorhemd, en twee monni ken, welke elk een hoog ijzeren kruis droe gen. Het lijk van Geralda werd op de baar gelegd, terwijl de priester den zegen uit sprak en er met het groen twijgje het teeken des kruises over teekende. Daarna verwij derde de stoet zich langzaam. De pagen en dienstboden volgden met ontdekten hoofde, en hadden alle moeite het kind te beletten zich op het lijk harer moeder te werpen. Stapwaarts ging de droevige stoet naar het kasteel, en de stem des priesters klonk droe vig te midden van dien heerlijken zomerdag Miserere mei Dei, secundum magnarn misericordiam tuam.... De prinses was geknield blijven zitten en bad vurig voor de afgestorvene, terwijl de bezielde meester van IJeelu, als tot zich zeiven sprekend, vol dichtvuur sprak terie van het inwendige, om te weten welke bedienden het Nederlands machtig zijn. De Gazette besluit aldus Een der bedienden bij 't ministerie van het binnenlandsche heeft op de vragenlijst geantwoord met de .verklaring, dat hij behoort tot het geslacht van 1860, aan het welk 't verboden was Miederlandsch te leeren. Hoe vindt ge 't? En men verwondert zich, dat de Vlamin gen dien toestand moede geworden zijn. De heer J. Guillery, oud-voorzitter der Kamer van Volksvertegenwoordigers, heelt zijn gedacht laten kennen over het boekje van den heer Lorand, hoofdopsteller der Réforme, en over den persoonlijken dienst plicht. Ik heb het blauw boekje van 't begin tot 't einde met 't grootste genoegen overlezen, zegt de heer Guillery. Daarin vindt men echt vaderlandslievende gevoelensHet is der wijze dat men het volk verheft Ik heb de kwestie niet genoegzaam be studeerd om te weten of het Zwitsersch stel sel ten onzent toepasselijk is ja of neen, maar het leger moet een volksleger zijn. lk zou willen dat men zich met de herin richting des legers bezig hielde, alle par tijenkwesties daargelaten. Men heeft in Frankrijk ongelijk den priester te dwingen de wapens te dragen. Is dat grondstelsel in de wezentlijkheid waar, in de praktiek kunnen de priesters op eene nuttiger wijze gebezigd worden om te ge kwetsten te verplegen; willen wij gelukken, dan mogen, wij ons geene gansche gezindheid op den hals halen. Ik zal aan de volksgezinde partij zeggen, Eenige oogenblikken nog luisterde prinses Maria naar het in de verte wegstervend droef gezang, richtte zich dan op en loosde een en diepen zucht. Volgt gij den droeven stoet naar het slot, jonkvrouw? vroeg van Heelu. Neen, meester Jan; antwoordde zij. Het schokt mij te veel. Ik weet dat gij mij begrijpt, goede zanger, want gij hebt ook eene gevoelige, dichterlijke ziel. Zie, mijn kleed is met bloed besmeurd, het bloed van den wolf, die mij aanviel, daar ik eenzaam gezeten was. Dat beest waren wij juist aan 't ver volgen, edele prinses, onderbrak de hofzan ger. Mijn leven was, een oogenblik geleden, in gevaar, doch ik denk er zelfs niet meer aan. Maar verbannen zijn, ging zij droome- rig nadenkend voort, verbannen zijn, als eene verlatene bedelares in den vreemde sterven; moeder zijn, echtgenoote zijn, waarlijk, waarlijk, dat roert mij, maar liet is ook gruwelijk. Ik begrijp uw medelijden, jonkvrouw, sprak de minnestreel. Ga, meester Jan, gebood de prinses, ga riep de heer Guillery gansch bewogen uit, verbreden wij onze rangen! zonder nochtans een enkel onzer grondstelsels, namelijk de onafhankelijkheid der burgerlijke macht, te verstooten. Ik heb dat alles in de Kamer gezegd. Een mijner vrienden, die in de tribuin der kwestuur nevens twee jonge priesters gezeten was, heeft hen hooren zeggen 't Is heel wel. Wij zouden dat aanvaarden. Het is het gevaar niet dat ons schrik aan- jaagt; wij zouden op 't slagveld gaan. "Zoo denkt gansch de jonge geestelijkheid, daarvan ben ik overtuigd. Een lid der rechterzijde heeft mij ver klaard dat de jonge geestelijkheid aanhanger is van den persoonlijken dienstplicht, op voorwaarde dat inen haar niet verplicht bloed te vergieten. Men heeft mij ook gezegd dat de bis schoppen in't algemeen voor den persoon lijken dienstplicht zijn, maar de kloosters zijn er tegen. In Vlaanderen zijn er katholieke ge meenten, die er voor zijn. Op den buiten zijn er vele vaderlanders. Het volk begrijpt al wat grootsch is. De Koning werd door de menigte verstaan, wanneer hij in zijne rede voeringen, aan de vaderlandsliefde van allen eenen oproep deed. Ik heb dikwijls de gelegenheid gehad, toen ik 's zomers van den buiten in 3e plaats terugkwam, aan werklieden te spreken en altoos was ik over hun gezond verstand verwonderd. En hoe goed kennen de mannen de vraagstukken niet! Ik denk dat het ter herberg is in België, dat zij, die geene dag bladen lezen, hunne gedachten wisselen. Daarbij het volk begrijpt heel goed de vergrootingsdenkbeelden welke onze twee koningen immer beoogd hebben: zeewezen en volksplantingen. Wie heeft er de uitvoe ring dier plannen belemmerd? De Staats mannen. tot dien ongelukkige, die nog den moed vond mijn redder te zijn. Troost hem met al de bronnen uwer hartelijke welsprekendheid. Ik wil voor dien napperen man een bewaar engel zijn, ik wil eene moeder wezen voor zijn kind. Verlaat u op mij, jonkvrouw, ik heb uw dankbaar hart begrepen. De goedhartige trovalore haastte zich liet bevel zijner schoone meesteres te voldoen. De jonge prinses zette zich nog een oogen blik neder op den steen, nevens welken Geralda den laatsten adem had geloosd, liet door hare dienstmaagd haar ordeloos tooisel wat in regel brengen en haar kleed reinigen, en sprak zacht tot het meisje: Johanna., verstaat gij wel wat het zeg gen wil gebannen worden, in den vreemde ellendig omkomen onder de oogen van twee geliefde wezens Aanzie dezen steen, Johan na. Denkt gij niet dat de smart, welke de ziel dier arme moeder heeft verplet, wel dui zendmaal waarder moet wezen? Gij ant woordt niet? Genadige jonkvrouw, antwoorde be zorgd de jonge deerne, uwe zenuwen zijn geschokt, uwe zinnen ontsteld. Gij zult u waarlijk ziek maken, zoo gij hier blijft. Kom, ilt bid er u om, kom. Gij hebt rust noodig. Wordt voortgezel). e^aaggg11lygrasgssr» HET WEEKBLAD Zoo ver van 't lieve Vaderland Door smarten wanhoop overmand. Te sterven, ach, hoe vreeselijk I Zfj ruste zacht, zij ruste zacht In heldren, zoelen doodennacht I Haar hart was ongenezelijk

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1889 | | pagina 1