VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad.
DE PRINSES MARIA.
Vierde jaar.
Zaterdag 20n April 1889.
Nummer 16.
Iii den biechtstoel.
Een uithongeraar.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen.- 15 cent. per drukregel. Rechter -
eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
lie voor bet buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
onderteek end toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Een ronde, dikke, vette broêr, van binnen
een kwezel met fletse oogen, leeren lippen
en eenen neus, die door de traliën steekt,
dat alles tusschen vijf-en-twintig en dertig
jaar buiten op 't knielbankj®.
De ronde, dikke, vette man trekt zij
[wit kinlapje wat op zij, sluit zijne oogen
dicht, neemt eene heilige houding aan,
steekt de rechterhand omhoog en trekt met
de linker 't schuifje open, nu gaat de rech
terhand heel langzaam naar beneden
In nomine Patris et Füii et Spiritus
Sancti.Amen!
Het eerweerde hoofd zinkt tot bij het
traliënvenstertje, en wel zóó dat de kwezel
haastig haren neus moet intrekken. De eer-
weerde oogen zijn nog altijd gesloten. De
leêren lippen fluisteren: Eerweerde Vader
ik heb mijne laatste biecht over acht dagen
gesproken en in den tusschentijd ben ik
vijf- of zesmaanden in ruzie geweest met
mijne buurvrouwik heb haar verweten
dat zij een slecht wijf was, dat ze zich
bezig hield met Peer, Jan en Klaai, dat ze
veel beter op haar oudste dochter zou letten
of anders dat die den weg harer moeder
zou inslaan. Gisteren heb ik mijne vriendin
Z. geinviteerd om te dineeren (mijn man
was uitgegaan) en wij hebben daar onder
ons die schoone jufvrouw X en die bedrieg
ster van eene Mevrouw M. ferm den bol
gewasschen: nu ze verdienèn 't ook. Verder
weetik van niets meer eerweerde Vader.
De oogen blijven gesloten.
Mijn kind, dat is goedge moet dik
wijls peinzen op onze lieve Vrouw en ook
dikwijls uwen toevlucht nemen tot den hei
ligen Jozef, 't is zulk een brave man, hij zal
u helpen waar 't noodig is. Voor uwe zalige
penetentie(hier ontsluiten zich de
oogen)Tiens, parbleu t is Marie en
hoe gaat 'tnog?
Eerste deel.
(7* Vervolg.)
De koning glimlachte vriendelijk, naderde
tot bij prinses Maria, die daar bleek en aan
gedaan te wachten stond, groette met inne
mende hoofscliheid en zoende hare fijne
blanke hand.
Dappere ridders uit het vlaamsche land,
sprak Philips tot den hertog en zijne omge
ving, ontvangt onzen dankbaren groet voor
uwe gulle ontvangst. Ja, gij hebt het gezegd
en gezongen, de koning van Frankrijk zocht
de schoonste bloem der aarde en vond die ook
in den persoon der aanminnigste prinses van
uw beroemd vorstenhuis. Hertog van Bra-
band, Philips van Frankrijk komt u de hand
uwer aanbiddenswaardige zuster, jonkvrouw
Maria van Braband, eerbiedig en liefdevol
afsmeeken.
Mijn Heer en Koning, antwoordde her
tog Jan, edele fierheid doet mij de borst
zwellen wanneer ik bedenk, dat de machtig
ste heersclier van Europa zich gewaardigd
heeft zijne oogen te slaan op eene braband-
sche prinses en hare hand komt vragen.
Ziedaar die hand; het is deze eener vlaamsche
vrouw. En ik durf het hier zweren bij
aijjnea degen, o koning! de hand eener
Oh! wel, allerbest, Francois, en hoe is
't met u?
Goed, goed, merci; a propos, heeft uw
man niets geweten
Mijn manl Wel neen, denk je dat 'k
dom ben?
Neen, maar ik zal me toch zoo verniet
meer wagen.
Och! ge zijt altijd benauwd van* uwe
schaduwe, gijware ik in uwe plaats, ge
zoudt iets anders zienNu, nu, g'en hebt
gij ook u zeiven niet gefabrikeerd, maar
kom Zondag, mijn man gaat voor een dag of
vier op reis, we zullen eens hartelijk dineeren
en eene flesch pakken op zijne gezondheid
Ja, Marietje, envoor uwe zalige
penetentie zult ge twee of drie flesschen
meer op tafel brengen. Tot Zondag, mijn
duivelinnetje!
Het schuif ken gaat dicht, de oogen sluiten
zich weer, de rechterhand gaat omhoog en
't ander schuifje wordt geopend
In nomine Patris et Filii et Spiritus
Sancti. Amen!
Onze achtbaren lappen er binnen zooveel
het hun herteken lust
De eene is wat min vraatzuchtig dan de
andere, maar allen, dat kan men overigens
aan zijnen grooten teen voelen, verlustigen
zich met van den onderwijzer te vreten, op
voorwaarde dat hij een officieele zij. Het is
voor die heeren een feestelijke maaltijd en
onderhen, die de hongerigste maag hebben,
moet men onzen pasternosterknabbelaar
Djeen Struye op den lenrang plaatsen.
Niet dat kwezel Struye den jakhals uit
hangt, die alles in eene beet opslokt. Hij
kent de kneep om ze zich op te disschen en
hij doet dat met goede,kleinemompjes ineens.
Maar ik wil geenszins, Mijne Heeren,
vlaamsche vrouw pleegt altijd de liefdadig
heid en leent zich nooit tot eene oneerlijke
daad.
Hij nam de bevende hand zijner zusteren
legde die in de hand des konings. Toen de
Dolfijn die beweging zag, moest hij zich
krampachtig aan den arm zijns wapenmak
kers vastklampen om niet ten gronde te
storten. Maria's lippen trilden zenuwachtig
doch geen woord kwam er over.
En door zulk eene hand, vervolgde de
koning, zal het ons steeds een geluk zijn, ons
te laten geleiden op al de moeilijke paden
onzes levens.
Een onverwacht tusschengeval kwam haar
echter redden uit dien onuitstaanbaren toe
stand.
Een boer, die een ezel geleidde, voor eene
kar gespannen, waarop een ouderling zat
met lange grijze haren en gehavende klee
ding, wilde zich, bij woest geschreeuw en
gebaar eenen weg banen door de edellieden,
tot bij den hertog.
De lansknechten wilden hem terughouden
en sloegen medoogenloos op hem en zijn
trekdier, doch de landman verweerde zich
met zijnen stok, en er ontstond een rumoer,
dat aller aandacht trok en onder de edele
dames en heeren groote ergenis verwekte.
Doch hoe meer men sloeg en stiet, hoe meer
de jonge boer tegenvoclit, en hoe meer de
oude op zijne kar aan het weeklagen viel.
('t is hij, die spreekt) dat het Staatsbe-
stuur in eens al de wachtgelden afschafte.
«Mijn middel, 'tis van jaarlijks van een
derde of een vierde het huidig wachtgeld
te verminderen.
Gij ziet dat pilaarbijter Djeen de menschen
niet in eens uithongert, hij ontneemt hun
het voedsel met opvolgentlijke deelen tot
volledige uitroeiing van natuurwarmte.
Onze godvruchtige wij waterlekker be
hoort tot de school dier beminnelijke recht-
plegers van den hertog van Alva, die hunne
slachtoffers niet in eens de keel toewrongen,
maar iets beters dan dat hadden. Om het
vermaak duurzamer te maken, hadden zij
den puntigen halsband met eene vijs gewa
pend. Een draai der vijs en de punten dron
gen in het vleesch, eerste tijd. Tweede draai
der vijs, en de punten gingen wat dieper,
tweede tijd, en zoo voorts tot dat zij tot aan
den band er in zaten. Dan eenige draaien der
vijs meer, die zorgvuldig berekend waren,
duwden den band tegen den hals, welke
ineengeduwd, toegewrongen en tot zijnen
eenvoudigsten omvang verminderd werd,
naarmate de vijs haar werk verrichtte.
't Was dat zij er een handje van hadden.
Maar de mode van dat slach van vermaken
is voorbij, misschien zal zij terugkomen,
want alle moden komen terugin afwach
ting men hongert uit, dat heeft een men
schelijker uitzicht en wanneer men wreedaard
is als flambeeuwlekker Struye, men heeft
de wreedheid wat zoeter. In het pagadders
kamp noemt men dat vooruitgang.
In min dan twee of drie jaar, zegt onze
liefdrijke rozenkransenkoopman zullen al
die heeren en jufvrouwen geplaatst zijn,
als zij maar op zoek gaan.
Hagij meent dat, menheeere de misse-
broodeter
Gij weet wel van neen, maar gij kraamt
dat uit om al het hatelijke van uw maatre-
Laat af, zeg ik u, heeren menschenpla-
gers, huilde de jonge boer. Laat mij gaan.
Ik wil onzen hertog zien, al zou het den
duivel een oor kosten. Onze hertog is goed
en rechtvaardig, ik weet het. Hij zal mij
aanhooren.
Wat is daar gaande, heeren riep de
hertog, die nu begon te begrijpen. Laat af,
bij Sint-Jan 1 Uwe Majesteit sta toe dat wij
een onderdaan recht laten geschieden.
De koning knikte toestemmend.
Nader, man, wat verlangt gij vervolg
de Jan.
Beide boeren naderden en lieten zich voor
hem op de kniën vallen.
Staat opsprak hij goedig; vóór God
alleen zult gij knielen. De hertog van Bra
band heeft veel trouwe onderdanen maar
geen enkelen slaaf. Waarin kan ik u helpen?
Hoogmogende Heer, stotterde de grijze
landman, gij ziet voor u staan een ongeluk-
kigen vader. Twee zonen en eene koei wa
ren mijnen ganschen rijkdom. Een dief uit
het welsche land van Condroz stal mijne
koei, die ons bestaan uitmaakte. De balju
liet den dief ophangen, maar zijne familie
pleegde op de mijne eene schrikkelijke wraak.
Zij vielen in ons Haspengouw, plunderden
onze woning, staken ons dorp in brand.
Eenige edellieden voerden hen aan, ja vuur
den hunne moordzucht op. En, o, schennis
een van Gods gewijde knechten, een tem-
gel te verbergen. Gij weet dat gij en uwe
partij het zijt, die deze eerlijke werkers in
den droevigen toestand geplaatst hebt, waar
in zij zich tegen wil en dank bevindendat
gij hunnen ondergang gezworen hadt uit
haat tegen de officieele school, en, als zij
zich in eenen toestand bevinden, waaruit zij
zeer verlangen te geraken, dat het aan u is
dat zij zulks verschuldigd zijn.
Gij weet maar al te wel dat die heeren en
jufvrouwen, voor het onderwijs geschapen,
overgroote moeite hebben om zich eene be
hoorlijke kostwinning aan te schaffen, ten
ware dat gij van gevoelen waart dat de stiel
van baanwachter of koewachtster nog voor
hen goed genoeg ware, iets waarvoor gij wel
in staat zijt?
Gij weet ook wel dat er niets zeldzamer is
dan eene goede, zelfs heel nederige plaats,
hoewel gij u nooit in 't geval bevond die
bekommernissen van nabij te kennen, waar
over ik u geluk wenschwant, buiten die
van volksvertegenwoordiger, die men u
toegeworpen heelt, terwijl gij uwen pater
noster knabbeldet, hebt gij nooit de zolen van
uwe schoenen versleten om er eene te vin
den. Maar vraag eens aan wie het zij wat de
opzoeking van een ambt kost, en tel eens ge
wetensvol hoevelen er zoeken en hoevelen er
zijn, die vinden.
Maar wij zullen u in staat stellen om uwe
zeldzame--hoedanigheden van plaatser te
benuttigen en terzelfdertijd al het goed te
toonen, dat gij aan die heeren en jufvrou
wen gunt. Zij vragen u enkel een klein
plaatske, gelijk aan het nederig wachtgeld,
dat zij genieten om niet heel en gansch Yan
honger te vergaanbied hun dat met eenige
waarborgen van standvastigheid aan, en zie
of zij aanvaarden of weigeren zullen
Beproef het eens om te zien.
pelridder, doodde mijn arme zoon met eigen
hand. O, mijn edele hertog, ik bid u om
rechtvaardigheid op beide knieën.
Op het hooren dier laatste woorden kromp
de ridder van Wesemael schier ineen en
wenschte zichzelven wel op duizend mijlen
afstand. Hij was het, die aan de plundering
in Haspengouw als een lage baanstrooper uit
goudzucht had deel genomen.
Sta op, grijsaard, troostte de hertog.
Er zal u recht geschieden.
De koning, die naar dat verhaal aandach
tig had geluisterd, knikte goedkeurend en
zei
Heer Hertog, wat die laat u komt te
verhalen is ons bekend. De bisschop van Luik
heeft gewaardigd ons reeds voor eenige da
gen als scheidsrechter over dat geval aan te
stellen. Hoe is uw naam? Vroeg hij tot den
grijsaard.
Tobias van Hildenede, edele heer, ant
woordde de arme man.
Ja, zoo is het, zoo had Zijne Hoogwaar
digheid de Bisschop ons dien aangegeven.
Wij hadden bevolen, dat er een einde aan
die snoode bloedveete zou gesteld worden.
Men heeft ons koninklijk bevel durven ver
krachten. Dit eischt straf. Mag ik mijnen
toekomenden schoonbroeder opleggen, de
eer der fransche kroon voorbeeldig te wre
ken?
Wordt voortgezet.)
HET WEEKBLAD
arrnI
jgsgHffiggETasTOegyg/.-gn—rfgm-s-m wan, jaw.w u»