VAN IJPEREN ËN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. DE PRINSES MARIA. Vierde jaar. Zaterdag 4n Mei 1889. Nummer 18. Nutteloeze onderpastors. 's Pastors politiek. Redmiddel. Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncem 15 cent. per drukregel. Rechter- rke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer.Afzonderlijke nummers voor Artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Bru§sel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en ondtrteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. Het liberaal gouvernement van 1878 schafte de nuttelooze bediening van onder pastor af op de gemeenten met eene mindere bevolking dan 1500 inwoners, naarmate deze openviel door het vertrek van den titularis, 't Was, om zonder vooringenomen heid te redeneeren, eene billijke handelwijs, gesteund op recht en rechtvaardigheid en, meer nog, op de eerste noodzakelijkheid. Zoo verstond men het echter niet in het kalote kamp, waar aldra en luide jeremias- klachten en hevige verwijtingen opstegen, als had men onmeedoogend den gorgel toe- geprangd aan zijne moedigste mannen, welken naam onze politieke onderpastors buiten kijf verdienengetuigen daarvan de kiesworstelingen, waarin zij niet aarzelen hun priesterkleed schandelijk te bezoedelen. De gelederen der katholieken ontstaken toen o heilige gramschapin zulke vinnige woede, zulke dolle, uitzinnige razernijtoen opperde men zoo'n geduchten tegenstand, net of hun leven in nakend gevaar werd gebracht. Te midden van dit verwoed on weer, dat overal ontsteltenis baarde, regende het volop petities, die de Kamers over stroomden en onveilig maakten, petities bij schrikkelijke hoopen, bekleed met duizenden bonte naamteekeningen, 't zij afgebedeld of afgeperst, 't Gold immers de dierbare be langen van enkele onderpastoors, die zich in den zak onherstelbaar gekrenkt waan den en daarom, daarom alleen dit ontzettend misbaar Deze konden, zoo grijnsden zij, zich niet meer al het zinnelijke gemak en al die pracht aanschaffen, waarvan hunne dik buikige oversten het verderfelijk voorbeeld geven. Die sprinkhanen van geestelijken (9® Vervolg.) Tweede Hoofdstuk. Reeds een paar dagen was de hertog met zijn krijgsvolk uitgetrokken en naar het noorden opgegaan, met het doel eenen om weg te maken, langs de oostelijke zijde in Haspengouw en Gondroz te vallen en eenige Limburgsche heurbenden, die aldaar roof en moord aanrichteden in de zijde te vallen, lien het terugwijken te beletten en ze of gevan gen' te nemen of tot den laatsten roover in het zand te vellen. Voorzichtigheidshalve en om de stroopende benden te beletten bij hun afwijken zijn slot aan te vallen, dat nu teenemaal van weerbare mannen ontzet was, had hij den Dolfijn verzocht met eenige hon derden mannen op een tiental uren oost waarts Brussel stil te blijven, ten einde de vluchtende huurlingen of Jerug te drijven of neêr te stooten. De prins, die vechten wilde, had zich ongaarne hieraan onderworpen, doch eindelijk toegestemd. Doch wat de hertog meende te kunnen voorzien zou zeker niet gebeuren, want reeds twee dagen was de Dolfijn op de aangeduide plaats en nog waren geen vluchtenden in 't verschiet. Middelerwijl vieirie men voortdurend feest op het hertoglijk slot, doch veel vermaak werd er echter niet gemaakt. De dignitaris sen van het brabandsche en franscbe hof •chenen der edele dames veel te stijf en de droomen immers ook alleen aan heerlijke, rozige dagen, ruetig gesleten naast eenen vrouwelijken engel, in eene oversierlijke woning, waar de mildheid van bijzonderen en van openbare weelde een aanbiddelijken troon hebben opgeslagen. Maar, zegt men, waarom dit alles vrijmoedig en zonder over leg bedillen als een hekelzieke moeial Die geestelijken, ofschoon jong nog, zijn in ach ting boven het peil der gewone stervelingen verheven en 't moet overigens iedereen een vermaak zonder weerga zijn te zien, hoe die gespierde magen zich uiterst gastvrij toonen tegenover fijn gebraad, zoet gebak en sappigen wijn 1 Vrouw en kinderen ken nen zij niet en wordt er gekookt en gebak ken, gezoden en gebraden, goeden sier gemaakt, 't is de eisch van hunne aangele- gene zending, waar het allereerst op aan komt kloek en goed gevoed te zijnWie zal het betwisten? Hebben zij ten andere niet de maatschappij, dit grootsche gebouw, op vaste gronden van vrede, eendracht en voorspoed te vestigen, overal den broeder hand tusschen alle ingezetenen nauw te sluiten Hebben zij niet bovenal den waren, ongeveinsden godsdienstzin te bevorderen en algemeen te doen eerbiedigen en lieven i Hebben zij niet... maar genoeg, want daar rijst in mij onwillig de vraag op: Waar zijn ze, de lammetjes van onderpastors, die aldus hunnen plicht beseffen Zie, 'k zoek langs alle zijden, overal en kan er zoo waar niet eenen vinden? En gij, vriend lezer, vaart gij beter? Wellicht niet! Gewoonlijk zegt menGeen regel zonder uitzondering, doch hier geene uitzonderingen Welnu, bij het aanschouwen van dit alles, van dit gelijkend portret, kan men eindelijk begrijpen, waarom het liberaal gouverne ment er aan hield zekere onderpastors posten hooge en lage geestelijkheid hield zich na tuurlijk veel te streng, opdat een zwerm minnestreels door hunne luimige of teedere sagen en zangen aan het bekoorlijk geslacht de afwezigheid der fiere en koene ridders had kunnen doen vergeten. Het was een prachtige, zoele zomeravond. Een groot getal personen van koninklijk en hertoglijk gevolg hadden de ruime zalen van het slot verlaten, waar voortdurend muziek en zang klonk, doch waar de warmte druk kend was, en gingen, langs een neergelaten valbruggetje, zich in den lusttuin, die de wallen der burcht omringde, verfrisschen. Onder hen kon men een man bemerken van middelbaren leeftijd, klein van gestalte, met ietwat gebogen rug, diepliggende schitte rende oogen, een scherpen neus en vooruit springenden kin, door een busseltje rossen baard overschaduwd. Hij was gedoscht in een schijnbaar eenvoudig, maar merkelijk zeer kostelijk kleederpak van zwarte fulp en donkerroode zijde, en aan zijne handen glin sterden ringen met kostbare edelgesteenten. Die man was Pierre La Brosse, barbier van koning Philips, mitsgaders heelmeester, op perkamerheer en uitvoerder der intieme bevelen des vorsten In zijnen scherpen bl k was list en sluwheid te lezen, hoewel zijn hoekig voorhoofd en zijne karaktervolle lip pen hierbij wilskracht en lieerschzucht ver rieden. Doch zijn uiterlijk en manieren wa ren steeds kalm, en die barbier, die uit den laagsten stand zoo hoog zich in des heerschers gunst had weten te verdringen, wist zoo af te schaffen Ook, als men gadeslaat hoe onhandig deze overtollige priesters alles behalve priesterlijk te werk gaan, met de christenen door gek geweld van de kerk afkeerig te maken, moet eenieder niet be treuren, dat thans die wijze maatregel niet meer van kracht schijnt te ziin of in onbruik is gevallen, daar waar de onverschoonbare nalatigheid onzer meesters hem lamlendig eene doode letter laat? Wat dunk er u van, vriend lezer? De mensch is, zoo men weet, een wezen dat met reden en verstand is begaafd.'t Is wat hem onderscheidt en verheft boven het redeloos dier. Alle menschen zijn echter in dezelfde maat niet met denk- en redeneers- kracht bedeeld. Vandaar dat de beklaaglijk- sten onder dit opzicht vaak tot speelbal dienen aan de meer verstandelijk gevormden, die niet nalaten uit deze bijzonderheid het grootste voordeel te trekken. Tot dezen behooren in de eerste plaats de geestelij ken. Onderstel eene buitengemeente, waar de overheid zich gedwee plat ter aarde legt onder de pantoffel van den pastor. Daar krijgen de onwetendste snullen bij elite ver kiezing den voorrang, stellig om hem des te beter toe te laten zijnen geduchten schep- ter te kunnen zwaaien, steeds in het voordeel van zijnen winkel. Ja, hoe onzeggelijk dom, hoe grooter weetneet men is. al ware men een afgrijselijke domperridder, toch is men volop een baas, een leeuw zelfs, als men zich maargoedwillig leent tot het verzekeren zijner zwartgallige bedoelingen van heersch- geld- en vervolgingszucht. Doch die indriu- goed te veinzen, dat hij zich het aanzien gaf van een trouw, onomkoopbaar en belangloos staatsdienaar. La Brosse hield nu op zijne wandeling stil, liet zich op eene rustbank vallen, streek vol onverdoken vreugd de beenige hand over het rosse baardje, grinnikte herhaalde malen en verzonk dan in gedachten. Ja,dacht hij. Eindelijk heb ik den leeuw in het garen gekregen; eindelijk heb ik Sam- som in den schoot van Dallila. Ja, koning van Frankrijk, uwe bruidis schoon en de liefde is zoet. Geniet ze, die liefde. Maar ter wijl de tooverblik der schoone Maria u aan hare voeten houdt, terwijl gij zit te droomen en te minnezuchten, zal ik liet doel mijns levens bereikt hebben het fransche volk zal aan mijne voeten liggen en ik zal u en dat volk beheerschen. Heerschenlieerschen! mijn droombeeld! O, dat de uren hunnen loop verhaasten opdat ik het te spoediger kunne vatten, dat droombeeld. Hij richtte zich op, verhief fier het hoofd, deed eene poging om zijne korte, gekromde gestalte te verheffen en zag er, met zijnen gebiedenden oogopslag en zijne dwingende gebaren, inderdaad indrukwekkend en vree- selijk uit. Dan, toen een eigenaardig gefluit in de verte weerklonk, hernam hij zijnen kalmen slap en verdween tusschen de kron kelpaden der priëelen, welke door den roo- den glans, dien een groot getal fakkeldragers hier en daar verspreidden, in eene roode schemering zich baadden. Nauwelijks was hij uit het gezicht ver gers bieden den pastor de waarborg aan hem steeds te zullen raadplegen, bij alle zaken, om zijne nooit voldane grillen te voldoensommigen nemen zelfs hunne be diening aan met het doel 's pastors vinnige wraak te koelen tegen alwie bij hem niet goed te boek stond. Is dit geene verhevene, mensclilievende taak Daarvoor wordt men ten andere het Paradijs beloofd, wordt men door den zwarte bij elke omstandigheid hemelhoog opgevijzeld, o dan! is men het ideaal aller begaafdheden en deugden, al ware men slechts waardig te tronen in eenige dierengaarde, naast eenen orang-outang van de slimste soort. Voorwaar, 't is zoo'n on meetbaar geluk eenig ambt te mogen be- klceden ter voldoening van den pastor die, ter loops gezegd, altijd tevreden is wanneer hij maar eigenlijk de heer en meester blijft! Wat dunkt er u van; landbouwer, gij die met den pastor nauw bevriend zijt, met dien vreemdeling, die op uwe eigen gemeente alles naar goeddunken wil geregeld zien, als hadde hij er alleen belang bij En gij, raadsheer, die gereedelijk zijn steunstok zijt, waar blijft uwe vrijheid van handelen, waar blijft dit kostbaar kleinood, waar elk te recht fier op boogt? Geef mij bescheed en zeg hoe dikwerf de zwarte u de les komt spellen, omdat gij denkelijk ook te verstandig zijt om onrecht te plegen. Uw antwoord zal ongetwijfeld elkeen overtuigen van het eindeloos genoegen dat men smaakt met tot 's pastors kortgewiekte sla ven te behooren, die hij vast in de klem houdt! Verledene week hebben onze klerikale landbestuurders een doeltreffend middel in dwenen of eene witte gestalte sloop behoed zaam op de plaats welke hij te verlaten kwam. Dit was de gestalte van Van Weze- mael. De tempelridder, die sluiksgewijze het hertogen kamp had verlaten, liet zich log op den rustbank nedervallen, wischte zijn be zweet voorhoofd af en zuchtte 't Is jaren lang dat die liefde mij ver teert. Ik heb ze in 't diepste van mijn hart teruggedreven en zij bruist weder gloeiend op. Ik word er somtijds waanzinnig van. Zij eene prinses van Braband, en ik een tempelridder, een geestelijk geordend pries ter, die do liefde en de weelsche zinsverma- ken heb afgezworen. Hatelijk is mijn toestand voor God en voor de wereld. God? ik heb er nooit aan geloofd. De wereld? Ik heb in dwaze roemzucht mijn erfdeel verschopt. De liefde? Ik heb ze nooit zonder bedrog mogen smaken en voel haar brandend vuur als gif in mijn aderen. Maria, Maria, ik weet het, gij moet hem haten, den monnik die zijne heilige beloften breekt. En toch, ik bemin u met razende liefde, en gij zult het eens we ten, en gij zult aan mij zijn al moest ik den koningstroon, die u voor mij onbereikbaar maakt, met mijne tanden verknagen. Eene hevige zenuwrilling greep den ellen deling aan, hij sprong recht, knarsetandde en hijgde verscheidene malen uit volle borst. Doch daar vernam zijn oor naderende schre de, en zoo behoedzaam als hij gekomen was, sloop hij tusschen het loover weg. [\Vovdt voortgezet. HET WEEKBLAD i'nm.j !•-»-,

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1889 | | pagina 1