VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
PolitiekNieuws-, Handels- en Annoncenbiad.
DE PRINSES MARIA.
Vierde jaar.
Zaterdag 25" Mei 1889.
Nummer 21.
Woestiana.
De geestelijkheid hier en elders.
Het proces van Bergen.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. 50 voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechter
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100.Alle
berichten yan verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamds artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnalitbiten bevattende worden niet opgenomen.
In de bespreking van het budget van on
derwijs, heeft de weggeschopte Aalstsche
minister nog eens te meer getoond hoe zijn
kwezelaarsgemoed overloopt van gal en
wraakzucht tegen de ongelukkige onderwij
zers, die door fanatieke gemeentebesturen
van hunne plaats beroofd, enkel een mager
wachtgeld overhouden om niet met vrouw
•n kinderen van gebrek en ellende te be
zwijken. Welnu zou men het gelooven? Dit
karig wachtgeld is nog te veel in de oogen
van Woeste. Die beminnelijke Waal, ge
wezen protestant, en. dank aan den Gent-
schen bisschop, vertegenwoordiger van het
vlaamsche Aalst, heeft hier dus nogmaals de
gelegenheid gehad al de hardvochtigheid en
de kleingeestigheid zijner lage ziel voor de
hooge vergadering uit te storten. En onge
lukkiglijk: Woeste heeft gesproken, en het
ministerie (eene prachtige collectie platbroe-
ken) zal met den besten wil der wereld hierin
vroeg et laat nog eens plooien voor - l'hom-
me funeste en aan zijne eischen toegeven.
Doch wij willen van de waarschijnlijke
gevolgen, die zijne hatelijke redevoering
voor de ongelukkige afgestelde onderwijzers
hebben moet, thans niet spreken. Iedereen,
die de handelingen der Kamers lees,t zal
met ons getroffen geweest zijn over een
passage in de redevoering van den ne-
gentiendeeuwschen inkwisiteur.
Wij hebben zoo dikwijls gehoord: Woeste
heeft talent. Inderdaad, het talent der on
beschaamdheid. Tot proef hetgeen in zitting
van 4n april is gebeurd. Ondermeer uitvallen
tegen het Staatsonderwijs en zijne bedienden
zet hij onder andere de regeering aan om
zich te mistrouwen van inlichtingen, door
de inspecteurs gegeven, die bijna allen
liberaal zijn en om zoo te zeggen 't is
nog altijd Woeste die spreekt zedelijk
verplicht de officieels onderwijzers in alles
te ondersteunen. Hij vraagt verder dat
(11* Vervolg.)
De jonge prinses Maria, uitgelokt door den
liefelijken zomeravond, en vluchtende de
zwoele lucht welke in de schitterende burcht
slotzalen heerschte, had deze insgelijks
verlaten en wandelde eenzaam in de afge-
legenste gedeelten des prieels, die zij zelf een
oogenblik verliet en bijna tot aan de kruis-
laan doolde, waar wij haar bij het begin van
ons verhaal ontmoet hebben. Dit was voor
waar een gevaarlijke wandeltocht, want in
die tijden was het roofwild talrijk in Braband,
zelfs in de nabijheid van geduchte ridders-
woningen. Doch de jonkvrouw was sedert
een paar dagen zoo zenuwachtig en zoo
aangedaan, dat zij in hare gejaagdheid
dikwijls vergat waar zij hare schreden naar
toe richtte.
Eene enkele dienstmaagd, de getrouwe
Johanna Jakelijn, hare kamerdeerne, was
steeds in haar gezelschap of volgde hare
meesteres als eene schaduwe. Hier weer was
zij, zonder daartoe bevel te hebben, de jonk
vrouw die zij zeer beminde, nagekomen. Na
een tijd lang in gedachten rondgedwaald te
hebben, keerde Maria zich eensklaps om,
kwam tot bij Johanna terug en een verzegeld
de regeering naar hen niet meer luistere en
zich bij voorkeur wende tot de gemeentebe
sturen die ter plaats zijnde meer waarbor-
gen van juistheid en onpartijdigheid leve-
ren dan de school opzieners. Hebt ge den
jezuïtentrek verstaan? Dit wil in plat
vlaamsch zeggenGij, minister van 't
- klein beetje onderwijs, dat we nog bezit-
ten, moogt uwe inspecteurs niet gelooven:
't zijn liberalen en ge weet als men liberaal
is dan is men leugenaar geboren; maar
wend u tot de burgemeesters, tot de ka-
tholieke vooral. Deze zijn niet liberaal
natuurlijk en bijgevolg tot liegen on-
bekwaam. Indien ze al eens de eene of
anderejesuïtieke uitlegging zouden geven;
dat is geen liegen, ze zijn immers de recht-
zinnigheid zelve, die mannen. Daarbij
dragen zij, evenals ik, Woeste, de officieele
onderwijzers in hun hart, dus moogt ge
- zeker zijn, heer Minister, daar de beste,
de meest juiste, de onpartijdigste, de on-
wederlegbaarste bewijzen te vinden dat
het voor de gerustheid van den Staat, voor
de spaarzaamheid der geldmiddelen en
vooral voor de voldoening der zwartjes
volstrekt noodig is onmiddelijk de wacht-
- gelden al te schaffen, om vervolgens, na
nog eenige jaren papenbestuur, de offlciee-
- Ie onderwijzers, zonder anderen vorm van
- proces, aan de hoogste boomen hunner
streek op te hangen. Zij hebben immers de
onvergeeflijke misdaad begaan trouw ge-
bleven te zijn aan eer en plicht
Dit was hetgeen Woeste zeggen wilde.
Doch de leden der linkerzijde hebben hem
zelfs de eer niet willen geven te antwoor
den op zijne woeste uitvallen en schandalig
gekwek.
Hopen wij dat zij eens weer meerder
heid geworden de voorstellen Woeste
zullen gedenken, met het afschaffen van de
jaarwedden der 50 onnoodige kanunniken,
waarvan de heer Bara sprak, alsmede die
van het gansche leger vet betaalde pastoors-
perkamentje uit haar met goud en gesteenten
bewerkte hangtesch halend, sprak zij
Alzoo, hij gaf u dat in het prieel, zegt
gij?
De dienstmaagd antwoordde fluisterend en
met groote omzichtigheid:
Ja, jonkvrouw, en hij stopte mij deze
beurs met goud in de hand, en voegde er bij
ik beef er nog van dat het mijn leven
kosten zou, indien ik dat schrift aan uwe
adelheid niet overhandigde.
En gij hebt hem niet erkend?
Neen, jonkvrouw, 't was stikdonker.
Dat was een leugen om beters wil, want
de deerne dacht bij haar zeiven:
O, ik durf hem niet noemen; ik weet
dat zij er een afkeer voor gevoelt.
Hoe zag hij er uit Jong, schoon, slank,
met witte veder op den hoed?
Jakelijn wist, dat hij er integendeel gansch
anders uitzag, begon te stamelen en te
stotteren.
Ik.... ik geloof ja.... maar ik zou't
niet durven verzekeren; het was stikdonker.
Jonkvrouw Maria verviel in gepeinzen.
Zou hij het zijn? dacht zij. Zou het den
schoonen jongeling zijn, voor wien mijn hart
zoo onstuimig klopt en ach... voor wien ik
binnen kort als stiefmoeder zal optreden?
Maar het is schrikkelijk, het is terugstootend!
De bruid van den koning van Frankrijk zou
kiesdravers en kapelanen-gazettiers. Oog
voor oog en tand voor tand
De indrukwekkende vaderlandsche plech
tigheid, waarvan Versailles' heerlijke paleizen
zondag 5 Mei het tooneel waren, verdient
de aandacht van het Vlaamsche volk. Er
zijn daar dingen gebeurd die geschikt zijn
om onze Belgische katholieken met verbazing
te slaan en die niet kunnen missen heilzame
gedachten te doen oprijzen in den geest van
lieden die, helaas maar al te veel, altijd
dezelfde klok hooren en zich geen ander
oordeel vormen dan dit hetwelk hun door
den priester in den geest wordt geprint.
Deze lieden weten van de groote Fransche
omwenteling niets... niets dan het overdre
ven tafereel van den bloedigen moord- en
brandpoel, hetwelk de priesters en de school
meesters met God hun als historie opdringen
en dat we zouden kunnen vergelijken aan
die zeildoeken van de barakken, schreeuwend
van kleuren en die nochtans indruk maken
op de menigte.
Duizenden zijn er nog voor wie de kolos
sale maatschappelijke hervorming, waaraan
de Fransche omwenteling verbonden is, geen
ander beeld in den geest verwekt dan het-
gene van eenen bloeddorstigen woestaard
die de hoofden van prinsen en edelen afkapt
en het in bloed en modder gesleepte kruis
beeld onder de voeten trapt.
Hoe dwaas, hoe verbaasd zouden deze
lieden opkijken als zij zouden vernemen dat
op de plechtige inhuldiging van den honderd
sten jubileum dier omwenteling, de roomsch-
katholieke geestelijkheid, met een' roomsch
katholieken bisschop aan 't hoofd, eene
voorname plaats innam dat bij het officieel
kanongebulder zich de blijde toonen van de
klokken der kerken kwamen voegen en dat
er zelfs katholieke priesters waren die God
twee dagen na hare verloving eene geheime
bijeenkomst gehad hebben met een ridder...,
en wie is hij De eigen zoon liaars bruide
goms die zich als een minnaar wil voordoen?
Nooit, nooitHet ware te veel schandeO
zwijg, mijn hart, ik mag naar uwe ingevin
gen niet luisteren, ik moet aan den nood
gehoorzamen....
Terwijl zij aldus, ten gronde starend, te
denken zat, was Van Wezemaal eensklaps
in den donkeren verschenen, en op de toppen
zijner voeten genaderd. De kamerjuffer wilde
een kreet uitwerpen, doch de tempelier
vatte haar bij den arm, stopte haar eene
beurs in de hand, en toen zij wilde weigeren,
dreigde haar en deed teeken dat zij zich
eenige stappen zou verwijderen. Het meisje,
meer dood dan levend van angst, gehoor
zaamde met tegenzin, en liet den verwaten
monnik tot dicht bij de prinses naderen.
Deze, nog steeds in beraad, nam eensklaps
een besluit. Zij ontvouwde het perkament.
Nu, hoe het ook zij, ik moet weten...
zegde zij en las halfluid
Een hart dat sedert jaren niet heeft
opgehouden te kloppen voor de schoonste
der vrouwen, ware overgelukkig, heden
avond nog, voor de laatste maal, alleen in
uwe tegenwoordigheid te zijn.
Sedert jaren onophoudelijk voor mij
klopt? Zijn hart! Maar is dat wel waarheid?
eene plechtige mis wilden opofferen opdat
Hij het werk der Fransche revolutie zou
zegenen.
Gaat deze gebeurtenissen aan de Vlaam
sche boeran verlellen «n gij zult ze ongeloo-
viger vinden dan den heiligen Thomas. En
alle twijfel zal opgeheven zijn want de
waarheid moet toch altijd eindigen met door
te stralen hoe zullen ze diep getroffen
worden door het groot verschil tusschen de
roomsch-katkolieke geestelijkheid, daar in
een naburig land, die feest viert met de
liberale uit de omwenteling ontsproten repu
bliek, en de roomsch-katholieke geestelijk
heid hier, die slechts Rome als vaderland
kent en in 1880 weigerde deel te nemen aan
de feestviering van den vijftigsten verjaar
dag der Belgische onafhankelijkheid
Daar, bij onzen naasten gebuur, buigt de
geestelijkheid voor het hoofd van een gou
vernement dat, in 't belang van het vader
land, de kloosterorden afgeschaft en den
lande uitgedreven en tevens het onderwijs
verwereldlijkt heeft. En hier, hier kruipt
het oppermachtige volk op de knieën, zijne
onderwijzers latende beleedigen, zich zijne
kinderen latende ontrukken door verachte
lijke vreemde broerkens en in armoede den
nek buigende onder den gouden staf van de
millioenrijke en heerscbzuchtige bisschoppen
K.
Tot heden nog maakt dit proces het land
door grooten ophang en opschudding. Men
hoort en men leest in de groote gazetten dat
wij een ministerie van mouchards hebben,
om reden de ongehoorde en oneerlijke mid
delen dat dit ministerie te werke stelde.
Het is tot nu toe ongehoord geweest.
De veiligheidsdienst, met de wete en de
goedkeuring van Beernaert en Devolder,
verwekte met het geld van het katholiek
Ja, het is de waarheid, schoone jonk
vrouw! antwoordde Van Wezemaal, die nu
achter haar stond.
De jonkvrouw schrikte hevig. Zij keerde
zich om en zag den tempelridder geknield
vóór haar liggen, in eene biddende houding
haar antwoord afwachtend.
Mijnheer, riep de prinses, mijnheer
Van Wezemaal!... Maar het is niet waar?
Het is een droom? Gij, gij hebt dit... Gij...
tot mij gericht?
Ja, ik, smeekte de ellendeling. Ik, die
sedert meer dan vijf jaren de dochter mijns
machtigen hertogs met al de krachten mijner
arme ziel bemin, ik heb het haar uit eigenen
mond willen bekennen, op den dag dat ik
haar voor altijd moet verliezen.
Maar, mijnheer, hernam de jonkvrouw
met grooten toorn, gij zijt zinneloos, gij zijt
schaamteloos, gij zijt eerloos! Weihoe, gij,
geestelijke, gewijde broeder, gij durft aan
de eigen zuster van den hertog van Braband,
aan de bruid van den koning van Frankrijk
van schandelijke liefde komen spreken.
De opwelling der verontwaardiging deed
de stem in haren gorgel smoren.
Sta op en vlucht, ellendige! sprak zij
na eene poos, wat weêrhoudt mij dat ik u.
doe....
(Wordt voortgezet.)
HET WEEKBLAD
i—a. li U ui