Willemsfonds. Werkliedenbond. Diefte. Brand. Schielijke dood. Verdronken. Zonderlinge kermisgasten. Ongeval. VERTOOG Wulverghem. Poperinghe. Maar de heer Brunfaut doet opmerken dat eene pacht van 350 frs. voor eenen termijn van 50 jaren niet voldoende kan wezen; de som is veel te klein zegt hij. Het klooster der Arme Claren, zegt hij, beslaat eene op pervlakte van 20 aren en brengt maar 350 frs. op; van eenen anderen kant, het Justicie paleis, dat maar eene oppervlakte van 6 aren heeft, is verpacht door de stad aan den prijs van 3.000 fr. De Kasselrij, die 12 aren groot is, is verpacht voor negen jaren aan den prijs van 1500 frs. De kerkraad, vervolgt de heer Brunfaut zou kunnen zijn inkomen vergrooten met het Jansenius kwar tier duurder te verpachten en den pachtter- mijn op 9 jaren te brengen aan den prijs van 700 frs. 's jaars. De heer Biebuyck, die deel maakt van den kerkraad springt te paarde om het voor stel des heeren Brunfaut te bestrijden. Hij beweert dat de Arme Claren van 30 tot 40 duizend franken verteerd hebben om de loka len te herstellen, die bij hunne aankomst, in 1839, onbewoonbaar waren. Daarbij, ver volgt hij, hadden de Arme Claren in 1839 eenen pacht gemaakt voor tweemaal 99 ja ren, en die pacht is moeten verbroken wor den omdat er een gebrek aan was. Men zou dus geen voordeel mogen trekken uit een onvoorzienen toestand om meer te vragen aan de Arme Claren. Wat meer is. de kerk fabriek kan niet verhopen de lokalen der Arme Claren aan bijzonderen te verpachten. Overwegen wij eens het gezegde van den kerkmeester Biebuyck De Arme Claren hebben eene som van 30 tot 40.000 frs. betaald om hun klooster te herstellen. Bewijst dit niet overvloediglijk dat de Arme Claren in het geheel niet arm zijn en dat zij veel beter rijke Claren zou den moeten genoemd worden? Wij herinneren ons dat, wanneer die be langrijke nonnetjes zich hier kwamen vesti gen, alles in de kerk en in het klooster even armoedig er uit zag. Maar de masoeurtjes gingen gaan bedelen van deur tot deur, zij wisten zich bij rijke personen belangrijk te maken, zij exploiteerden op eene breede schaal 't mirakel van Onze Vrouw van Sa- lette en weldra stroomde het geld in over vloed naar het klooster. Hoe dikwijls zien wij sedert eenigen tijd geene rijtuigen voor de deur stilhouden, terwijl de meesters bin nen zijn om zich in de gebeden der heilige maagden te bevelen en hen geheele maanden voorraad aan te bieden. Eene arme schamele werkmansfamilie, waar de broodwinner op het ziekebed ligt uitgestrekt, moet van armoede en ellende bezwijken zonder dat er eenige hulp opdaagt en de Arme Claren worden alles in overvloed toegebracht, en daarbij verpacht men hen het klooster voor den spotprijs van 350 frs. 's jaars. De opmerkingen des heeren Brunfaut heb ben geen weerklank gevonden in de harten onzer stadhuisbazenhet gold hier immers een bewijs te geven van hunne groote liefde voor de nonnen, en, ofschoon de minderheid zich tegen deze toegevendheid verzette, wil den burgemeester Surmont en zijne confra ters toonen hoe zij hun programma nauw keurig volgen en min politiek en beter beslier invoeren. Wij hebben het gezegd vooraleer zij aan het bewind kwamen, niets voor den werk man, niets voor de nijverheid, niets voor den koophandel, Alles voor kerken en kloosters!!! LI. Zondag gaf onze afdeeling haar laatste feest, dat het seizoen tot waarde bekroning strekte. We hadden immers het genoegen een belangwekkende voordracht te hooren van den heer M. Yerkest, over onze oude Vlaamsche Liederen; zijn ontwerp wist de spreker zeer methodisch in te deelen en aan trekkelijk in te kleeden, zoodat hij ten groot ste belangstelling wekte voor die oude pa.el- tjes waarvan hij telkens met gevoel en waardigheid de eerste strofkes zong; van die oude juweeltjes zullen onze lezers er ver scheidene terugvinden in het tweede gedeelte van het Liederboek van het Willemsfonds, dat deze week rondgedragen werd. Kort, het was een pittige en aantrekkelijke voordracht waarmede de spreker veel bijval ingelegd en ons hoogst aan zich verplicht heeft. Een woord van dank zijn wij mede ver schuldigd aan de heeren, die zoo bereidwillig telkens en telkens weer hunne hulp verlee- nen om onze feesten op te luisteren, vooral aan de wakkere Symphonie. Ondankbaar heid ware het, indien wij geen bijzonder melding maakten van het v^lelspel van den heer H. S. een Luiksch liefhebber, die waar lijk met ongemeene vaardigheid en waren kunstzin den strijkstok hanteert. Het feest werd gesloten door een lustig danspartijtje, dat tot laat in den nacht, de lieve kleine voetjes in beweging hield. Ter gelegenheid van ln Mei GROOTE MEETING, gevolgd en opgeluistert door Muziekstukken, op Zondag 1 Mei 1892, om 3 ure namiddag in het gewoon lokaal Zilveren Hoofd. Dagorde: Werkliedenfeest Ingang en woord vrij. Door plaatsgebrek moeten wij den Strijd- penning tot de toekomende week uitstellen. BURGERSTAND. van den 22 April tot den 29 April 1892. Mannelijk geslacht 3. Vrouwelijk id. 1. Iluivelij ken. Van Steenkiste Karei, daglooner en Vel- ghe Stephanie, kantwerkster. Becarren Karei, huurhouder, en Bossaert Rosalie, dienstmeid. Moerman Achille, daglooner, en Water- bley Sophie, zonder beroep. Donche Hendrik, horlogemaker, en Sesier Maria, modiste. Overlijden». Priem, Désiré, 43 jaar, zonder beroep on gehuwd, vooruitgangstraat. Seghers felicie, hovenierster, 18 jaren, on gehuwd, Brielen (buiten). Liégeois Edouard, 69 jaren, echtgenoot van Derulle Hortencia, boterstraat. Vermeersch Maria, 66 jaren, naaister we duwe van Goubé Karei, Beesten Markt. Taillieu Amelia, 72 jaar, religieuse, Sint- Jans-Hospitaalstraat. Dehaene Maria, 79 jaar, zonder beroep, weduwe van Billioen Prosper, Rijselstraat. Degryse Karei, 63 jaar, daglooner, echtge noot van Cnockaert Juliana, Meenenstraat. wallop Virginia, 78 jaar, zonder beroep, ongehuwd, Lange Thouroutstraat. Mille Blondina, 77 jaar, zonder beroep, weduwe van Bouten Karei, St. Jacobs bui ten. Slembrouck, Sophia, 80 jaar, zonder be roep, weduwe van Vandromme Karei, Rij selstraat. Kinderen beneden de jaar Mannelijk geslacht 0. Vrouwelijk id. 1. In den nacht tusschen 21 en 22 April zijn dieven gedrongen in den koer van Emiel Biervliet te Comen en hebben er van 15 tot 20 hennen gestolen. De dieven zijn onbekend en zij hebben niet het minste spoor achtergelaten. Alleenlijk heeft men in de nabijheid eene hen gevonden met die men den hals afgevrongen had. Zondag namiddag is te Poperinghe eene tweewoonst de prooi der vlammen geworden. Vrijdag morgend heeft men op den openba ren weg te Rousbrugge eenen voerman ge vonden die bijna dood was van koude. Hij was op die plaats schielijk onpasselijk ge worden en had zijnen weg niet kunnen voort zetten. Eenige uren later is hij gestorven. Zaterdag namiddag speelden de kinderen van Karei Bileau te Poperinghe rond eenen waterput die nevens het huis ligt. Toen eens klaps het jongste kind, van twee jaar oud, in 't watei viel. Vooraleer de moeder er in gelukte het kindje te redden, was het ver dronken. In den morgend van 20 dezer bemerkte Desiré Delahey, winkelier te West-Nieuw- kerke, dat men eene ruit verbrijzeld had bij zijn keldergat en dat men er eene hesp van 6 kilos, ter waarde van 12 frs. en een koe- kebrood van 3 frs. gestolen had, welke zich op eene bank, op een meter afstand van het keldergat bevonden. Men denkt dat de dieven deze voorwerpen met eene vork ontvreemd hebben. Het kel dergat heeft maar 30 centimeters omtrek. Te Vlamertinghe is een schrikkelijk onge luk gebeurd. Een 19 jarige jongeling, de ge naamde A. Cornille, zoon van eenen land bouwer van Kemmel, is door zijn peerd zoo deerlijk op den hals getrapt dat hij dood ten gronde stortte. de te gebruiken middelen ontwikkelend) met het oog op de uitbreiding der MOESTEELT in het arrondissement Yperen. EDOUARD FROIDURE. Laat ons geen ziertje zonnewarmte, noch een ziertje kennis verliezen. (5" Vervolg.) Ik ga tot de begrippen van weerkunde over. Hier is eene uitlegging alleen noodig, om dat de lezer zich een valsch denkbeeld zou kunnen vormen over de natuur van dat onderricht. Zekerlijk is 't onze bedoeling niet op het programma eener moesteeltschool een on derwijs in te schrijven bestemd om weer kundigen te vormen. Er is geenszins spraak al de hofbouwkun dige gestichten en weerkundige standpunten te herscheppen, waarvan de moeskweeker de waarnemer zijn zou; daarvoor heeft hij noch den tijd, noch de geleerdheid, noch de noodige hulpbronnen. Het geldt hier enkel hem die grondbegrippen aan te schaffen, die men niet onbewust zijn mag, als men zijne vooruitzichten op eenigzins ernstige gronden steunen wilal die vooroordeelen, overblijfselen van vervlogene eeuwen uit zijnen geest te roeien, waarvan de huidige weerkunde de valschheid erkend en verkon digd heeft en die daarom niet temin voort durend als heer en meester in den geest der landlieden, zooals overigens ook onder de stedelingen, blijven heerschen; ten slotte en vooral hem al die voorteekens aan te leeren, uit verschijnselen getrokken, waarvan eene lange ondervinding de waarde erkend heeft. Dat onderricht zal voor de landlieden des te bevattelijker zijn daar deze gewoonlijk eenegrootege woontehebben van dat slach van waarnemingen, derwijze dat, spijts den in vloed der voordeelen en der valsche begrip pen. die zij bezitten, velen onder hen zeer handig geworden zijn in die nuttige oefening en soms een echt onmiddelijk bewustzijn van het toekomend weder hebben. Met hunne valsche begrippen terecht te wijzen, met de kennissen, die zij reeds be zitten, te verhoogen, zou het weerkundig onderricht, in de school gegeven, hun uiterst nuttig zijn. Want ik heb niet noodig al het belang te doen uitschijnen dat de kennis van liet we der voor den landman oplevert. Alles te zijnent is ter prooi aan de invloeden des weders; zijn werk, zijne oogsten, zijne for tuin zijn door het weder beheerd. Ook is de weerkwestie de bijzonderste zijner kommer nissen, het eerste voorwerp zijner gesprek ken; ook heeft hij getracht in de lucht te lezen en hij heeft gretig, zonder onderzoek al de begrippen, al de gezegswijzen, al de voor oordeelen, die zijne voorouders hem betrek kelijk het weder nagelaten hebben opge nomen. Maar 't is vooral voor de hoveniers en moesteelders dat de kennis van het weder, dat het maken zal, een hoofd belang heeft. Niet alleen zijn het meerendeel der be werkingen van hun beroep door den huidi- gen of eerstkomenden dampkringstoestand geregeld, maar uit de volledige onwetend heid van het weder, dat het eenige uren later, den volgenden nacht of 's anderen daags maken zal, zal veelal de gedeeltelijke of zelfs geheele mislukking van eene teelt, zoowel onder glas als in de opene lucht, volgen. Nochtans, hoe kostbaar de voorspelling van het weder, alleenlijk op de verschijnse len gesteund, ook wezen moge. men moet bekennen, men zou er zich niet mede kun nen tevreden stellen. Van een anderen kant, zooals wij het hooger zegden, men zou niet meer kunnen verwachten, noch eischen van de buitenlieden. Wat meer is, het plaatselijke vermoeden zelf, gesteund en op de verschijnselen en de aanduidingen der weerkundige toestellen, is verre van, in vele gevallen, dat te evenaren, welk de middenpuntige waarnemingen doen ontstaan. Ook ware het hoogst wenschelijk in alle steden en zelfs in alle dorpen weerkundige palen te zien tot stand komen, waar ieder een zou kunnen komen zien, vvelk weder het 's anderendaags maken zal, en, bij ge legenheid, de waarschijnlijkheden voor eene reeks dagen. Dat bestaat reeds op groote schaal in naburige landen, bijzonder lijk in Duitschland. Het is oprecht wonderlijk dat de Belgische gemeenten zoo traag zijn om uit den voor uitgang, door de hedendaagsche weerkunde bewerkt, voordeel te trekken, zooveel te meer, daar ons koninklijk observatorium zich een der best op de hoogte toont dier wetenschap in de voorspeilingen, die het hekend maakt. Maar het is niet enkel met het oog op de weer voorzeggingen dat het onderwijs der weerkunde zich opdringt op het programma eener moesteeltschool. Die wetenschap zal den moeskweeker nog leeren zijne verschil lende groenselbedden zoo te schikken, dat het eene bed het andere beschermt tegen de lentevorst, zij zal hem de teelten koud- bronnen de gevaarlijke punten van zijnen grond, en ton slotte, de middelen leeren kennen om zijne planten tegen de koude te beveiligen. Dinsdag morgend, 19 April, stond geheel onze parochie overeind. Een drietal boeren hadden ferm omhoog gekeken en zich tot 's morgens 4 ure een ferm stuk in den kraag gedronken. Toen sukkelden zij wiegewagge- lend huiswaarts, zwanzende over het bed sermoen dat hun te hunnent van wege hunne huisplaag te wachten stond. Voorbij de kerk gaande, dank aan de dikke vlieg in hun oog, zagen zij het heele gebouw langs binnen ver licht en meenden dat er brand was of diefte gepleegd moest zijn. In een handendraai ga ven zij het noodsein op hunne mode. De pastoor en zijne meid, eene weduwe, die een rond sommeken bezit en er warm in zit, sprongen half gekleed, blootvoets uit bun bed en kwamen vol schrik aangeloopende veldwachter, met sabel en geweer gewapend kwam statig op de kerk aangestapt, het volk stroomde langs alle kanten toe en de kerk was gauw bezet De zatterikken tui melden een paar malen bals over kop en zouden voorzeker er een arm of been bij in geschoten hebben of met een blauw oog, een bloedneus of wat builen in den knikker er van afgekomen zijn hadde de goede herder in zijn zonderling kostuim hun geen handje toegestoken om hem te been te houden. Intusschen had men de gausciie kerk in alle hoeken doorzocht en niets gevonden. In de sakristie, echter, werd het raadsel opge lost. De maan scheen door een venster en het licht werd door een ander weerkaatst. Nu stonden ze allen malkander te bezien 'lijk zieke koeien. Al de gefopten trokken gezich ten Tijk apen, die azijn gelekt hebben en ware de pasto.ir er niet tusschen gekomen de dronkaards zouden er leelijk van afgeko men zijn; want iedereen watertande om die nachtrustoorders eens duchtig het stof uit de zatte vest te kloppen en er eens op te trom melen dat er de stukken van vliegen. Sindsdien halen de zwangers hier hun her teken op om suiker te kloppen op den rug der foppers en der gefopten en er wordt niet weinig gegiggeld ten koste van al die kloeke Vlamingen, die de maan wilden pakken met hunne tanden om ze met sluis en schroo op te peuzelen. Provintiekiezing-, Op 22" Mei aanstaande zullen de kiezers van het kanton Poperinghe het mandaat van hunnen knikker uit de provintieraad te ver nieuwen hebben. Vele Poperingnaars wetn mischien niet dat zij in den raad tot Brugge een gezant hebben die met het verdedigen hunner belangen gelast is, en nogthans is het zoo. Hunne onwetendheid daarover is wel te verstaan, daar het onbeduidend heer schap welk tegenwoordig dit postje bekleed niets voor hen heeft weten te doen of te be komen. Het is twalf jaren geleden dat d'heer Justinus Vantours door de pastoors als onzen vertegenwoordiger in den provintieraad werd opgelegd. Deze keus viel bitter weinig in de goesting van het kiezerskorps, dan Justinus overal als een oprecht braaf kweze laar gekend was doch onbekwaam om een ernstigen conseiller te maken. De pastoors hielden hunnen wil goed en deden de pil door hunne onderdanige boertjes van Renin- gelst en Westouire gemakkelijk slikken. Justinus werd dus provintieraadsheer ge bombardeerd d'heer Oil3 Vandelanotte die zich tegen hem als liberalen kandidaat ge steld had bekwam eene minderheid van 140 stemmen. Sedert dien hebben wij van den Popering- schen gezant in den Westvlaamschenraad niets meer vernomeneenigen verzekeren dat men regelmatig alle 4 jaren voor den vorm zijn mandaat heeft vernieuwd, doch of hij naar Brugge gaat zetelen of te niet, kun nen wij niet bevestigen, want nooit hebben wij van zijne diensten ten voordeele van het kanton hooren spreken. Den raad onzer provintie is immers bijna uitsluitend uit kemels van dit kaliber samen gesteld en geheel en gansch aan den wil der geestelijken onderworpen. Daar heerscht het fanatism in vollen bloei en verricht soms zijne laagste jesuitism uitwerksels. Zoo heb ben wij bijvoorbeeld de verbreking der ge- meentekiezing van Yperen en de goedkeu ring der schandelijke omkooperij welk aan de kaloten dezer stad het stadhuis leverde* Dit was wel het grootste politiek schandaal welk ooit gepleegd werd. De liberalen heb ben weinig verandering in den gauwraad te verwachten zoolang het onderwijs de oogen van het verslaafde vlaamsche volk niet zal openen, ter zij de vertegenwoordiging der minderheden ingebracht, wordt welk minis ter 1 ieernaert nog onlangs in de kamer zoo krachtdadig aanprijsde. Daarom kan het be- (117* prijskamp der Algemeene Hof bouwtentoon- stelling van Yperen van den 9 Oogst 1891. OPGEDRIGEV aan h«t Gemeentebestuur der stad Yperen. BEKROOND VERTOOG. 1" PRIJS.

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1892 | | pagina 2