VAK IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. LIEFDE en DWEEPZUCHT. Zevenste jaar. Zaterdag 27" Augusli 1892. Nummer 35. Twee Stielen. Een geldduivel gefopt. STADSNIEUWS. Prijsdeelingen. tsoriis voorop betaalbaar: 3 50 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. yoor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen: 15 cent. per drukregel. Rechte Abonneme regel. - Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100.Alle lijke perhers e mge an(jere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede berichten van j%°onien ontVangen ioor den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en ondertekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. Twee stielen welke ofschoon hetzelfde doel zouden moeten beoogen namelijk de onderwijzing van 't volk, toch gansch tegen strijdig zijn, ja, in hunne uitwerksels aarts vijanden geworden zijn, heeten het priestei en het onderwijzerstieltje. Vroegere jaren, wanneer de zucht haar gelddorst en dwingelandij bij de priesters nog niet was ingeworteld weren pastoor en onderwijzer op 't dorp de b^ste vrienden en in eere en aanzien bij de dorpelingen, thans zijn die tijden vervlogen. De pastoor is nu de oppermeester der gemeente, al wordt hij door de dorpsbewoners in hun binnenste niet bemind, dan toch wordt hij gevreesd, want men kent zijne macht en wraak. Al ziet de boer ook dat priester zijn gemakkelijk is, dat de gekruinden slechts een uur per dag werken, en welk werk, en dat zij in ver gelding de smakelijkste bitjes, de kostelijk ste wijnen verorberen, al lacht en schertst de boer ook, tusschen vier oogen, met pas toors rooden neus, dikken buik, en met zijne poeselige meid, welke als de grootste klap- pei gevreesd wordt en komt de dorpsherder na zeventig, tachtig jaren en meer nog de oogen te sluiten, dan laat hij zijne erfgena men, heel dikwijls zijne meid. een fortuintje na dat gewoonlijk de honderdduizend ballen te boven gaat. Dat alles weet de boer. En toch staat hij des Zondags met gapen den mond te luisteren wanneer de dorps herder van op den stoel der waarheid preekt over vrijwillige armoede; over lief dadigheid en broederliefdewanneer hij den weg baant om tot de beurzen door te drin gen en ze leeg te< plunderen. Waarom dan roept hij den zwartrok niet toe: Zwijgt hui chelaar gij gelooft niet wat ge zegt, gij leidt ons om den tuin en maakt van onze onnoo- zelheid gebruik om u met ons zweet vet te mesten. Maar helaas men durft niet, men vreest en heer pastoor blijft heer en meester. Van eenen anderen kant is de nederige dorpsonderwijzer welke zich van 's mor- Walter Hervormer. I. In het jaar 1880 had ik het geluk de maand Augusti te Oostende, bij mijnen vriend bode wijk Hagenaar, door te brengen. Mijn grootste genoegen was iederen mor gen langs de duinan of op het houten staket sel het prachtige schouwspel te bezichtigen dat de rustelooze zee den mijmerenden toe schouwer aanbiedt. Alleen 's Donderdags maakte ik eene uitzondering aan mijne ge woonte. Dan dwaalde ik, zonder doel, tus schen de talrijke kramen op de Markt. Onder de vrouwen die er boter en eiers te koop brengen had ik al spoedig een buitenmeisje opgemerkt dat omstreeks twintig jaren kon bereikt hebben; overschoon was het niet, doch hare regelmatige wezenstrekken, haar elder blauwe oogen, haar edel voorhoofd, hare donkerblonde lokken, de keus der stof fen waaruit hare kleedij bestond, de wijze waarop jak en rokje gemaakt waren; dit alles verried zoo grooten eenvoud en goeden smaak, zoo doorstralende minzaamheid en ^gens tot 's avonds aftobt om de jeugd den weg des vooruitgangs en der beschaving te toonen, welke zich eene borstkwaal op den hals haalt en voor den tijd vergrijst en weg sterft om, door zijnen onophoudenden ar beid, de dorpsjongens princiepen van eer en deugd en rechtvaardigheid in te prenten. Die man, welke als de god van 't dorp zou dienen aanzien worden, wint ter nauwer- nood genoeg om karig te leven. Het onder wijs is slechts een armemenschen stielte geworden. Treedt hij in den echt, wil hij zich eenen huizelijken aard verschaffen, dan ook komt dikwijls de ellende mede binnen, want zijn mager traktement is zoodanig in gekrompen geworden, en niet eens is hij zeker van zijn bestaan, want heer paap houdt de oogen op hem gevestigd. Wie de vermetele welke een greintje onafhankelijk heid bezit, vervolgd, belaagd, belasterd zal hij worden, bespot van zijne vroegere leer lingen, voor hen voor wien hij zich opge offerd heeft, als den kwaden geest des dorps zal hij aanzien worden, hij welke slechts den vooruitgang, het geluk der dorpelingen betracht heeft. Zien wij rond ons wat in onze vlaamsche dorpen gebeurt, en we zijn verplicht uit te roepeu; Arme onderwijzer! dweepzuchtige priester. Steeds altijd en overal kennen de papen slechts geld en zinnen alles uit om de oordjes machtig te worden jammer dat ze niet af gevangen worden gelijk een duitsche paap welke eenige dagen geleden met eene schaal in de kerk rond ging en ze ook onder den neus stak van een welgekleed heer. Deze, een konsul aan 't hof, was een goed katho liek, maar vijand van geldafpersing. Den paap op proef willende stellen legde hij een goudstuk op het plateel. Verwonderd blijft de paap staan, en beziet gretig het goudstuk, zulke mooie fooi had hij nog niet tegengeko- onschuld dat zij van 't eerste oogenblik eenen diepen indruk op mij maakte. Eens dat Lodewijk mij op mijn morgen- tochtje tusschen de kramen vergezelde trok ik zijne aandacht op het eenvoudige boerin netje. 't ls Wantje, fluisterde hij mij in het oor, de eenige dochter van pachter Vermeu len van Meersche; iedere week brengt zij boter en eiers bij ons. Het is een mooi meisje, en daarbij zachtmoedig, beleefd en minzaam. Doch voegde hij er stiller bij Wantje is niet gelukkig; zij bemint den jongen onder wijzer die vóór een jaar in het naburige dorp Ramskerke is aangesteld geworden. Hare moeder is verleden jaar gestorven en haar vader, die nu slechts naar de stem van den priester luistert, wil in haar huwelijk niet toestemmen, hij heeft haar zelfs verboden den minnaar nog te spreken of te schrijven. Vooraleer ter markt te trekken vertelde zij moeder gewoonlijk het nieuws van dorp en stad heden heeft zij geen woord gespro ken. Ik heb ze aandachtiglijk bezien en er blikkerden tranen in hare oogen. II. 's Namiddags was ik op weg naar Meer- che. De hitte was drukkend doch langs het men. Hij beziet den heer en zegt met een s zeemzoete stem Heb dank, waarde heer, ge komt daar eene ziel uit het vagevuur te red den. De heer legt een tweede goudstuk neêr Nieuwe bedankingen van den paap en thans roept hij in verrukking uitEene tweede ziel komt ge te redden De heer gaat nogmaals in zijne beurs neemt een nieuw goudstuk en vraagt Zijt ge wel zeker dat ik eene derde ziel met dit goudstuk Volkomen zeker, en thans zijn de drie geredde zieltjes reeds in den hemel aan Óen troon Gods. Als het zoo is, wedervoer de heer, dan kan mijn geld dienen om er een andermaal drie te redden, daar deze reeds gered zijn, en hij nam zijn geld weer en vertrok. Tableau. Door plaatsgebrek waren wij verplicht de artikels over deze plechtigheid voor acht dagen te verschuiven. Zondag 14 dezer had de prijsdeeling plaats aan de leerlingen der stadsjongensschool. Eene aanlokkelijke plechtigheid, die gansch onze stad te been brengt. Wij stelden met genoegen vast dat een twintigtal leerlingen der hoogste klassen van lagere en middel baren scholen in de prijskampen een diploma gewonnen hebben en daar plechtiglijk met een eermetaal door den heer schepene Colaert vereerd werden. Een driedubbel goed heil! voor die moedige en leerzuchtige volkskinde ren en een hartelijk bravovoor de heeren Bestuurder en onderwijzers, die de goede faam onzer jongensschool zoo heerlijk weten in stand te houden en nog te verhoogen. Dinsdag was het de heurt aan de leerlin- üDgen der kostelooze stadsmeisjesschool. Tel- kerijare heelt dat kinderfeest een buitenge- wonen bijval, maar deze maal is den bijval van vroeger nog in de schaduw gesteld. Koorzang en kindertooneeltjes, zang, geba ren, bewegingen en bijhoorigheden, alles strand lieerschte eene verfrisschende koelte. Het zand gehard door het wegtrekkende water leverde mij een hard en effen voetpad. De natuur was in eene diepe stilte gehuld en kwam ten volle met mijne gemoedstemming overeen. Welk mocht de reden wezen waar om Vermeulen, zijne dochter verbood den jongen onderwijzer nog een woord toe te richten Over hei karakter en de familie van den minnaar was ik, dank aan Lodewijk ten volle ingelicht. Voorzeker was de oorzaak daar niet te vinden. Verschil van stand of geldkwestie konden evenmin aanleiding tot zulken maatregel gegeven hebben. Na een uur gaans, was ik aan den weg ge komen die van het strand naar het dorpje leidt; doch liever dan het gebaande pad te volgen, verkoos ik te midden de duinen te dwalen. Het zand door de warme zonnestra len verhit gloeide onder mijne voeten. Ik be steeg een' duinentop en vlijde mij tusschen de tamelijk hooge halmen neder. Aan den voet van de heuvelenrij waarop ik mij be vond strekte zich een dal uit, waar hier en daar eenige vlierstruiken wat lommer ver schaften. Ik was op het puDt den heuvel af te dalen om mij in deze schaduw ten volle door de zoete mij neringen der inbeelding te laten inslepen, toen ik eenen jongeling bij de was uitmuntend, smaakvol, verrukkelijk. Eere aan Mevr. D'Haeseleire en hare ijver volle onderwijzeressen Oleum perdidisti gij doet verloren arbeid, jappers wanneer gij zulke dagelijks onderwijsgestichten wilt hatelijk maken door hoop en laster. Men moet waarlijk eene monstrum horrendum afzichtelijke kerels zijn om dergelijk werk te willen verrichten. Hebt ge 't beet, zwart jes van mijn hart De prijsdeelingen aan de leerlingen onzer kostelooze lagere scholen waren echte vlaam sche plechtigheden en daarom zijn zij bij ouders en nieuwsgierigen dubbel welkom en aantrekkelijk geweest. Afkondigingen, op schriften der gegeven prijzen, programma's, alles was er in onze lieve moedertaal, iets dat wij hier zoo zelden beleven. Een goed punt voor de bestuurders heer Verduyn en mevr. D'Haeseleire en hip! hip! hoeravoor het Vlaamsch in dergelijke volks feesten. Zoo moet het zijn. Wij zijn een kijkje gaan doen in de ten toonstelling der handwerken van de koste looze stadsmeisjesschool. Het was het zien waard. Er waren echter niet al te veel prachtwerken, maar het nut tige straalde er overal door. Al wat eene goede huismoeder hoeft te kennen op het ge bied van handwerk om netjes, goedkoop, ordelijk en zindelijk huis te houden en haar en de haren een aangenaam en aanlokkelijk midden te bezorgen was daar uitgesteld en bewees vooral aan de werklieden en kleine burgers, wier vrouwen zoo noodig hebben flink naalden, schaar en haakjes te kunnen hanteeren, hoe voordeelig het is de meisjes naar zulke scholen te zenden. Jammer ge noeg dat er nog zoo weinigen zijn, die daar de overtuiging van opdeden en zoovelen die om een brood of een kleedingstuk hunne dochterkens naar scholen zenden waar zij niets doen dan hare gezondheid verkrachten over een kantwerkkussen. Hier waren al de opschriften en aandui dingen in 't Vlaamsch. Bravo boompjes bemerkte. Hij had een boek in de hand doch zijne oogen staarden over de blad zijden heen, in de verte, naar het pad dat tot het dorpje leidt. Kalm waren zijne wezens trekken en toch merkte men spoedig op dat onrust en droefheid zijn hart bestormden. Zijn verheven voorhoofd, zijne zware wenk brauwen, de spierplooien die van de neus vleugels lot de hoeken van den mond trok ken, verrieden bij hem ontwikkelde geest vermogens en wilskracht. De kunstenaar die het tijdstip des jaars, waarin wij ons bevon den, door een mannenbeeld had willen voor stellen, zou geen beter model dan dezen jongeling hebben kunnen vinden. In het pad ontwaarde ik eensklaps een naderend vrouwspersoon, de jongeling moest het ook gezien hebben, want hij wouwde zijn boek toe en staarde voor zich heen. Een kortstondige glimlach verscheen op zijn ge laat en hij ging eenige stappen vooruit. De maagd die in de verte opkwam naderde met rasse schreden en de jongeling stapte haar nu snel te gemoet. Een hartelijke handdruk werd gewisseld en do jonge lieden plaatsten zich aan den voet van het duin naast dit waarop ik mij had neergevlijd. Wordt voortgezet.) HET WEEKBLAD DOOR

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1892 | | pagina 1