VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. Zeer belangrijk bericht. Zevenste jaar. Zaterdag 18" September 1892. Nummer 38. Kloostermanieren. Eene bittere pil. Gelooft dat en drinkt pompewater. Abonnementsprijs voorop betaalbaan 3 50 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncem 15 cent. per drukregel. Rechte Hike eerherstellingen: 1 fr. per regel. - Akkoord per jaar of per maand. 10 centismen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. Deannoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede di* voor het buitenland worden ontvangen loor den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij en onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. Wij herinneren aan al onze vrien den dat de kiezerslijsten, die het toe komende jaar moeten dienen voor de gemeentekiezing, sedert 15° Augusti aangeplakt zijn. Al de liberalen worden dringend verzocht aan de Liberale Vereenigmg de katholieke kiezers aan te wijzen die ten onrechte op de lijsten inge schreven zijn en de liberalen die zouden verwaarloozen zich te doen inschrijven. Carcasson lijdt zoo geweldig aan de maag, sedert hij de bittere pil ingeslikt heeft, die wij hem verleden Zaterdag toedienden, dat hij zich wentelt en wringt gelijk, een duivel in een wijwatervat, en volkomen plat gesla gen is. Hij wil ons schrijven, zegt hij niet om ons te antwoorden, maar om ons eenen raad te geven, en hij zeevert eene geheele litanie waaruit de slimste niet kan wijs wor den. Indien de rechtzinnige opstelier van het rechtzinnig orgaan der rechtzinnige partij ons voorbeeld durfde volgen en letterlijk ons gezegde aan zijne lezers mededeelde, zij zou den zich kunnen overtuigen van den armza ligen prietpraat dien hij uiteendoet. Maar neen, hij schrijft ons toe wat wij niet gezegd hebben, hij verminkt onze artikels en hij liegt gelijk een tandentrekker, om eenen schijn van gelijk bij zijne lichtgeloovige le zers te vinden. Welnu, wat die kerel ook van ons zegge, wij bekreunen er ons om gelijk een aap om eenen mostaardplaasterwij hebben hem geantwoord, zijne leugens bewezen, zijne lastertaal doen uitschijnen en het is ons ge noeg. Onze lezers weten nu waaraan zich te houden, het overige is ons onverschillig. Wat nu de verwaandheid aangaat ons eenen raad te willen geven, dat de schrijver zijnen raad voor zich zelve houdt. Wij vra gen hem niets dan wat meer rechtzinnigheid en nimmer zullen wij verplicht zijn bg hem om les te gaan. Doch ook nooit zullen wij dulden dat hij met zijne onbeschofte manieren en zijne onkiesche taal iemand aanrandt, die niet beters vraagt dan door hem met vrede gelaten te worden. Die kerel, die eene taal voert van eenen biervoerder, zou willen dat wij eerbiedig en beleefd jegens hem zijn en ons lessen van welvoegelijkheid willen voorspellen. Maar wij behandelen hem slechts zooals hij ver dient en met onbeschofte kerels kan men maar onbeschoft antwoorden. Het Journal d'Ypres, dat niet meer weet wat uitvinden om de Oud-Pompiers hatelijk te maken, heeft een verdichtsel verzonnen dat het met den grootsten ernst in zijn num mer van Woensdag aan zijne lezers opdischt. Ziehier hoe het godvruchtig leugenaars blad de zaak vertelt Dien avond, kwartier na 11 ure, begaf zich een onzer vrienden (?1?) die langs den steenweg van Thourout woont, vreedzaam naar zijn huis, toen twee Oud-Pompiers, die van hun lokaal terugkeerden, l:em her- kend hebbende, aanstonds begonnen hem uit te schelden, hem met smaadwoorden te overladen en doodsbedreigingen te- gen hem uit te braken. En zeer waarschijnlijk zouden zij deze ten uitvoer gebracht hebben indien de hulp die zij begeerden reeds twee tegen één zijnde 1 niet vertoefd had op te dagen. Maar zij hadden schoon het besproken fluitje te laten hooren, dat bij de nachtelij- ke kwaaddoeners in gebruik is, hun gezel kwam niet op, of liever hij kwam maar - op wanneer het te laat was, Onze lezers zouden kunnen geneigd zijn te gelooven dat onder hen getwêen die schurken voor éénen tegenstrever alléén niet moesten wijken. Maar het is noodig te zeggen dat een der kerels er niet in gelukte eene strijdvaardi- ge houding te nemen, daar hij een weinig de man was, dien Virgilius zou afeeschil- derd hebben trahens ignobile alum. En de andere heeft een ander gebrek dat niets gemeens heeft met de roekeloosheid. Ook moesten zij zich tevreden houden met, op geheel de lengte der Lange Thou- routstraat en nog veel verder, onzen vriend te overladen met al de bijnamen, geput uit het woordenboek van het Week- blad en van zekere Oud-Pompiers. Ofschoon het godvruchtig Journal dit nieuwske aan onzen franschen confrater het Progres vertelt, kunnen wij niet nalaten er over te spreken en ons gevoelen uit te druk ken. Wij keneen den vriend weiken het Journal hier bedoelt. Wij weten dat die vriend een aartsvijand is van al wat van verre of van bij de Oud-Pompiers raakt en dat hij van den eersten leugen niet dood is en van den honderdsten niet begraven. Ook zullen wij ons veroorloven te vragen, of die vriend van het Journal, (veronderstellende dat er iets waar zij van dit verhaal) wel zeker is met Oud-Pompiers te doen hebben gehad. Waren het misschien geene van die mannen, die verleden winter eenen vreedzamen grij saard aanrandden, ten gronde wierpen en erg mishandelden, en voor welke kapitein Baus een knieval ging doen om de zaak uit te dooven? Waren het misschien geene Blauwe Koussen, die zich meer dan eens door hun roekeloos gedrag hebben doen onderschei den Onze lezers weten het, nog nooit is een Oud-Pompier voor het gerecht gedaagd ge weest en nog nooit heeft een lid der Com- HET WEEKBLAD ^1 MmmmammMH«HMMMHMHIMB -uU-'LULg'gg»- i (VERVOLG). Hewel, we zullen ons gedacht ten volle doen ken nen niet om den oorlog aan de doctoors in kwes tie te verklaren, of hun eenen slechten twist te zoe ken maar om de verantwoordelijkheid der moe der overste beter en klaarder te doen uitschijnen, Is het onderzoek serieus geweest? Heeft men zich niet weerhouden voor zekere kloosterlijke kiesch- heid, zullen wij zeggen, om de schaamachtigheid te bewaren eener dochter den heere toegewijd, al gèloofde men haar zelfs plichtig en heeft men zich niet te gemakkelijk tevreden gesteld met schijnbare uitwendige teekens, om veel te haastig een oordeel te vellen dat zoo wreedaardig wierd leu genachtig gemaakt. Wij kunnen niets anders geloo- ven. De dame Popelier heeft zich met gansche op pervlakkige bevestigingen te vreden gehouden, zij kende de kloosterregels, slechts aan het lichaam de hoogst noodige zorgen te geven, Zij aanvaarde de zes nakoming, welke zij wist dat de geneesheeren geërbiedigd hadden.Wij herhalen het de zaken kun nen zich niet anders hebben voorgedaan, Want in dien het zoo niet moest zijn, waarop heeft de over ste Popolier dan gesteund? Zij verschanst zich ach ter dze verklaring: de geneesheeren hebben mij de zwangerheid van zuster Magdalena verzekerd. Dat is gauw gezegd, Maar wij zouden willen weten hoe de geneesheeren de kenteekens der ziekte hebben opgegeven. Zij zouden van aard zijn de dame Pope- lier van alle faut van alle onvoorzichtigheid te ont lasten. Wat hebben de doctoors van Gent, van Mer- ckem, van Dixmude en van Overslag haar gezeid, geschreven? want we zien wel in het dossier notas der rekeningen van deze heeren, waarvan men het bedrag van Barbara Warlop eischt, maar van raad plegingen, van verslagen over den aard der ziekte, welke men aan hun onderoek onderwierpniets. De eene of de andere, 't zij te Brugge, 't zij te Gent, 't zij te Overslag hadden nogtans gelegenheid genoeg een woordje geschrift aan de overste te laten gewor den. Maar neen, nietsl De overste heeft haar tevre den gehouden, met deze enkele verklaring: Zuster Magdalena is (of schijnt, wat zou men wel gezegd hebben) zwanger! Hewel, dat is niet voldoende, en wij verwijten aan dame Popelier, zich achter zulke verontschuldigingen te willen bergen. Wij achten zelfs dat gedurende deze gansche pe riode zij niet met de vereischte voorzichtigheid ge handeld heeft, dat zij zuster Magdalena, niet alleen aan verschikkelijke proeven,msaraanbeschimping- en heeft blootgesteld met haar van huis tot huis te zenden en ze in Overslag op e sluiten want onthoud wel dat zij overal aankomt gekenmerkt als een gevallene, plichtvergetene non, Daar bestond eene gedurige schande voor de eischeres. Maar wat gezegd, van't oogenblik dat de ware staat van Zuster Magdalena gekend was. Geene te krachtige uitdrukkingen vinden wij om het gedrag der gedagvaarde te bestempelen. Oh! zekerlijk, heeft men niet stoffelijk, zuster Magdalena wegge jaagd van haar klooster, men heeft geenen lichame- lijken dwang gebruikt, om haar buiten tekrijgen, om haar haar kleed te doen afleggen en haar in het klooster van den goeden herder te doen treden. De deuren des kloosters hebben zich van zelf achter haar gesloten. Ziedaar eene arme vrouw welke zulke harde proeven, zooals gij weet, komt te onderstaan, en en aan wie men komt te zeggen: Te Merckem, te Reninghelsf, is uw verblijf onmogelijk, er is schan daal geweest. Er zijn cancans geweest, het woord is in de geschriften der gedagvaarde zelve gebezigd de dagbladen hebben gesproken.... en, gehoorzaam, zich noch non geloovende, verplicht te luisteren, antwoordt zuster Magdalena: ja, onmogelijk ver blijf. Dan gaat het werk van overtuiging voort: te Brugge zou bet verblijf moeilijk zijnjindien de zus ter in een ander kloostér overgingemen spreekt haar van den goeden herder. En de arme, vermoeide, toch gehoorzame, neemt aan, legt het kleed af..... en gaat naar den Góeden-Herder. En aanstonds, spoedig, gauw, vertrekt van Brugge voor het klooster van Merckem eene dépê che alzoo samengevat: Komt schikken, zij ver langt veranderen. (Seraphine). God vergeve aan zuster Seraphina dit verlangen van Zuster Magdalena! Hewel dat is niet uit het klooster gejaagd worden, maar men zal ons moeten toegeven, dat zulks buiten steken is, De zaken moeten alzoo gebeurd zijn. Wie moet er verantwoordelijk voor verklaard worden. Hoe durft men spreken van schandaal, van cancans, van arti kels van dagbladen Maar wie heeft zulks alles te weeg gebracht? Is het deze arme ongelukkige wel ke men over bergen en dalen zendt, op welke men onvermijdelijk de aandacht trekt, in plaats van haar met vrede in haar klooster te laten, waar zij recht had van te blijven, waar gij ze had moeten laten in tegenwoordigheid van hare protestatie, en zekerlijk had moeten laten, vermits de waarheid eens klaar moest blyken. Neen de plicht der overste was, eens dat de doctoors van Leuven gesproken hadden hare aan zuster Magdalena weer te geven, van voor haar de poorten des kloosters wijd te openen, van haar met zorgen te omringen welke haren staat ver- eischten, haar over hare beproevingen te vertroos ten. Een zoodanig gedrag ware lofbaar, eerlijk ge weest, en had ten deele het kwaad genezen welke deze onschuldige te verdragen heeft gehad, had de cancans doen ophouden, welke juist haren oor sprong vonden in den te grooten ijver door dame Po pelier aan den dag gelegd. Hetgeen de verantwoordelijkheid van deze nog vermeerdert is het karakter der schuilplaats geko zen voor deze wier verblijf onmogelijk was in de plaats waar zij hare godsdienstige loopbaan geko zen had, Wij hebben hiervoren het huis van den Goeden Herder doen kennen. Zij is er vrijwillig naartoe gegaan zegt de aangeklaagde, wel wetende waar zij ging. Deze verklaring is ten stelligste gelogenstraft door de ejscheres en wij gelooven haar. Ha zou zij toegestaan hebben, zij vlaming, zich te duikelen in deze hel van verdorvene en tot inkeer gekomene vrouwen van eene andere nationaliteit entaal. De waarheid is, gelijk het ons Barbara Warlop ver teld heeft, zij wist niet waar zij ging en geloofde dat men haar in een klooster zond gelijk aan dat welk zij verliet. En hier nogmaals komen we overeen met de eischeres, 't was eens schande te meer welk men haar aandeed. De maatregel is dus genomen door dame Pope lier en zij is er verantwoordelijk voor en moet er de gevolgen van dragen. De waarheid is dat men zich van zuster Magdale na heeft willen ontmaken, zij was bedreigd met ge- brekkelijkheden, en nadat men haar al de gekende kwellingen had aangedaan, heeft men goed gevon den haar het nonnenkleed af te nemen en haar in den Goeden Herder te steken. Maar de zorg haars broeders en het gevoel barer eigenwaardigheid hebben Barbara Warlop van deze onverdiende be- rooving gered. En dame Popelier zou zich niets te verwij en hebben En zij zou kunnen zegggen dat met den Goeden Herder te verlaten, Barbara War lop in het religieuse leven slechts de voordeelen der rust zag, terwijl dit leven slechts bestaat uit arbeid, werk, vermoeienis, een gedurig verzaken aan zich zeiven, aan zijne gemakken, aas zijne be- hagens, aan zijne verkiezingen. De eenige rust welk men er vindt, zegt men haar, de eenige, maar het is de grootste, die des harten, dat gansch toe gewijd aan het lenigen der menigvuldige smarten, alleen zijne belooning van God wacht, en hem slechts vrede vraagt. Men heeft zulks durven schrijven! Arme vrouw Zij had haren roep gekozen, zij had aan haar zeiven verzaakt, zij nam deel aan de werken der gemeen schap, aan de gebeden, zij gaf zich aan de leningen der smarten over, welke men haar te vertroosten gaf, in den vrede des heeren levende Maar God bezoekt haar, en zendt haar lijden, en gij hare zus ters, en gij hare moeder, gij behandelt haar gelijk eene verpeste, en wanneer het uur der eerherslel- ling en der herkenning harer ziekte gekomen is, stelt ge haar aan de ziekte bloot, want haar eene in trede in den Goeden Herder bereiden, was haar onwaardig verklaren, van tusschen u te blijven. Heeft Barbara Warlop ongelijk, rekening te vra gen, aan de dame Popelier, over de geledene droef heid, over de verlorene zielrust, over de geschon- dene eer, over het moeilijke van haar stoffelijk be staan Wat wilt gij dat z(j beginne De verdenking zal haar overal volgen, en dan denk eens na, eene weg gejaagde non 1 Te meer, zij kon zich nog nuttig maken in haar klooster zij was nog zoo gebrekkig niet, dat zij haar deel van het werk der gemeen schap niet kon schenken. Maar, wat zal zij buiten verrichten Zij zal slechts eene zieke zijn, onbe kwaam tot den werkersstiel. En toch, had zij recht deze lichamelijke rust te zoeken, welke haar zoo bitter yerwijt, deze welke ze zelf geniet. Met welk recht haar ze ontnomen, wanneer zij zich niets te verwijten heeft En gelijk wij het zegden, Barbara Warlop had de macht harer opofferingen gemeten bij hare intrede in het klooster van Merckem, met welk recht legde men haar meer op dan den regel, welke zij verkozen had, en met welk recht ont kroont men haar van de kroon van bruid van Chris tus, om haar met tot inkeer gekomene ontuchtige vrouwen te mengen, ontbloot van alies, van haar mager uitzet dat men haar betwist, en bijna van hare eer, welke door het gedrag der gedagvaarde is verdacht, en van hare reputatie, door hare schuld, geschandvlekt Gij zult recht aan dit slachtoffer van eene onvoor zichtigheid in den beginne, en van eene meest na- deelbrengende handelwijze op 't laatste, laten we dervaren, handelwijze welke haar leven verward, de voorwaarden haars bestaan veranderd, en haar een der pijnlijkste zedelijke kwaden heeft doen on derstaan. Wij noodigen u uit het vonnis waaraf beroep te veranderen en te beslissen dat de nadeelen en de schade aan de eischeres veroorzaakt door het ge drag' der gedagvaarde, deze in fout stellen, waaro ver zij verantwoordelijk is. Voor wat de som der schadevergoeding betreft, zulks laten wij aan uwe wijsheiden rechtvaardig heid over. Het arrest is gelijkluidend deze besluitseien ge geven geworden.

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1892 | | pagina 1