Poperinghe.
Burgerstand der stad Poperinghe
Wreede moord te Meeuen.
Vreeselijk ongeluk te Turnhout.
Moefc men de paarden doen drinken
voor of na hun eetmaal
Donderdag 5 Januari 1393.
Gewoon blazoen.
Minnekeer A.
25
25
25
25
25
125
Froidure Eug.
20
25
20
25
25
115
Ligy Albert
23
25
20
25
25
115
Legon Etnile
25
25
25
20
20
115
Deweerdt Ch.
25
20
20
25
20
110
Yandevyver A.
20
25
25
20
20
110
Froidure Robert
20
25
25
20
20
110
Gaimant Arthur
25
20
25
20
20
110
Zaterdag had het bolderfeest plaats in de
herberg De Kijzeiaar. De slachter Frans
Labaere had zijn winkel een half uur ver
laten otn er deel aan te nemen. Wanneer hij
weder huiswaarts keerde bestatigde hij dat
zijn gansche winkel was leeggeplunderd.
Een gansch versch geslacht zwijn was ver
dwenen. De gendarmen onmiddejijk verwit
tigd gingen op zoek, doch bleven zoeken en
zoeken nog.
van den 29 tot den 5 dezer maand
HUWELIJKSAANKONDIGINGEN
Achille Bouthé, werkman te Poperinghe
en Sophie Quaghebejir, dienstmeid te Proven.
Honoré Merlevede, werkman te Poperin
ghe en Marie Foutrin, kantwerkster, te
Westontre.
Richard De wachter, smidsgast en Julianr
Dumelie, strijkster, beide te Poperinghe.
GEBOORTEN
Mannelijk 4 Vrouwelijk 1
STERFGEVALLEN.
Degraeve Eusebia, oud 72 jaren, werk
vrouw, weduwe van Cesar Teyte, wijk K.
Adriaen Sidonie, oud 24 jaren, ongehuwd,
Peerdenmarkt.
Baeckeroot Seraphin, oud 80 jaren, onge
huwd, grondeigenaar, Boescheepstraat.
Six Henri, oud 37 jaren, lattenspiijter, we
duwenaar van Carolina Sioen en echtgenoot
van Louisa Brutin, wijk C.
Galliarde Frederik, 69 jaren, wagenmaker
echtgenoot van Melanie Bollenger, wijk K.
Kinders beneden de 7 jaren.
Mannelijk geslacht 0. Vrouwelijk id. 4.
Vrijdag 30n December werd het gehucht
Kezelberg in opschudding gebracht door een
geheimzinnig sterfgeval.
De dochter van P. Vanoverschelde, vrouw
van C. Vervisch, 28 jaar oud, zou 's nachts
rond 3 ure, ten gevolge van 'i drinken eener
gelieele flesch genever, gestorven zijn.
Om 1 ure namiddag, is het parket van
Kortrijk bestaande uit de heeren substituut
van den Prokureur des Konings, en M. de
Jonkheere, onderzoeksrechter, in onze stad
toegekomen. Zij hebben zich aanstonds naar
het bureel van den politie-kommissaris be
geven om deze zaak te onderzoeken.
De gestorvene vrouw in kwestie, zou vol
gens de verklaring van haren echtgenoot,
over twee jaren haar kind van 5 maanden
versmacht hebben in eene kuip water.
Vervisch klaagt over de schuldige betrek
kingen, die zijne vrouw onderhield met an
dere personen. Hij verklaart onder andere,
haar gedwongen te hebben, hare schuldige
betrekkingen te doen bekennen. Andere be
weren dat de vrouw zich zelf zou vergeven
hebben.
Vervisch Cyrille en vrouw Samijn zijn
beiden aangehouden.
Vrouw Vervisch, geboren Adèle Vanover
schelde is 27 jaar oud, haar man 28 jaar.
Zaterdag noen is de man met de meid,
oud 35 jaar, naar het gevang van Kortrijk
overgebracht.
Door den onderzoeksrechter behendig on
dervraagd, hebben zij bekentenissen afge
legd.
De wreede moord.
Ziehier op welke wijze de moord zou ge
pleegd zijn: Vervisch zou zijne echtgenoote
met de haren aan de zoldering hebben opge
hangen, waarna hij en zijne meid gewapend
met stokken en stoofhaak het arme m°nsch
zouden hebben doodgeslagen. Op het lijk be
merkte men drie diepe gaten in het hoofd.
Zelfs uit een dezer hingen de hersens uit.
De lijkschouwing
gedaan door de heeren wetsdokters Pardoens
van Meenen en Peils van Kortrijk heeft be
wezen dat niet het minste spoor van vergift
in de organen was waar te nemen, zooals
overigens het gerucht liep dat de vrouw zou
vergeven zijn.
Nadere bijzonderheden.
De landbouwer Cyriel Vervisch is 28 jaar
oud, en woonde aan de Brugsche poort.
Zijne vrouw, geboren Adela Vanoverschelde,
was 27 jaren oud. Zij waren slechts sedert
2 jaren getrouwd.
Het zijn 2 jaren onophoudende marteling
geweest voor de arme vrouw. Zij was het
slachtoffer van ongehoorde mishandelingen
en gewelddaden en toen zij wilde vluchten,
hielden de meid en Vervisch haar tegen.
P. S. De lijkschouwing van het slacht
offer heeft 's anderendaags op het stadhuis
van Meenen plaats gehad.
Het onderzoek heeft bewezen dat de onge
lukkige vrouw gestorven is ten gevolge van
ongehoorde folteringen en martelingen
Ziehier hoe de moordenaars, volgens zijne
eigene bekentenissen, over veertien dagen
zijne echtgenoote mishandelde
Aan haren hals spande bij eerst tabakkoor
den en dan, met een bundel wijtouwwissen
gewapend, sloeg en verwurgde hij haar zon
der medelijden, om zijn slachtoffer te dwin
gen, zegt hij, schuldige betrekkingen te
bekennen die zij waarschijnlijk nooit gehad
had, maar welke de arme vrouw bekende
om van die schrikkelijke folteringen verlost
te zijn.
Men bemerkte nog op den hals van het
slachtoffer de sporen van de koord, waar
mede zij gebonden werd. Men heeft het
spoor van eenen slag op den arm van de
meid van Vervisch bcstatigd. Hoe heeft zij
dien slag ontvangen? Is het door het slacht
offer te willen verlossen, of is het door den
beul te willen helpen
Het onderzoek zal dit punt ophelderen.
Een vreeselijk ongeluk heeft woensdag
namiddag Turnhout in verslagonheid gedom
peld. Ten gevolge der strenge koude zijn
beken, rivieren en stilstaande water sedert
eene dagen met eene dikke ijskorts bedekt.
De schaatsenrijders maken er natuurlijk
ruimschoorts gebruik van.
Vele personen vermaakten zich woensdag
namiddag op de vaart. Twee heeren en drie
jufvrouwen reden in groep naar de Raevel-
sche brug; zij waren reeds nabij de brug
gekomen, toen op zeker o ogen blik het ijs
eensklaps onder hunne voeten brak: alle vijf
verdwenen in de diepte. Gelukkig werd liet
ongeval door eenige personen, waaronder
de brugwachter, bemerkt. Deze snelden aan
stonds ter hulp en konden drie der drenke
lingen, de twee heeren en eene der fufvrou-
wen, redden; doch ondanks al de pogingen,
die men aanwendde, gelukte men er niet in
de twee andere jufvrouwen in tijds te be
reiken. Toen men hen bovenhaalde hadden
zij reeds opgehouden te leven.
De slachtoffers belmoren tot eene achtbare
familie van Turnhout, het zijn de dochters
van den heer Van Hove, statieoverste aldaar.
De eene 17 en de andere 23 jaar oud. Men
begrijpt de hartverscheurende droefheid der
ouders, toen zij dit akelig nieuws vernamen.
Reeds dikwijls werd deze kwestie behan
deld zonder tot nu toe eene bepaalde oplos
sing te bekomen. Het is dus niet zonder be
lang de voorstaanders van de eene en de
andere denkwijze te hooren. Wij zullen
diensaangaande het gevoelen mededeelen van
eenen Noorweegschen veearts, de heer Mar
lot.
Het paard voedt zich, niet met hetgeen
het verteert. Daaruit volgt dat het noodig is
het voedsel aan te bieden onder zulken vorm
dat het zoo verteerbaar mogelijk weze.
Men verwezentiijkt deze voorwaarden,
zooals elkeen weet, door verschillige doen
wijzen door het hooi en het strooi te snij
den, door het graan te doen malen en persen
enz., enz. Daar de vertering voornamelijk in
de maag plaats heeft, en de opslorping der
ontbonden voedende stoffen geschiedt in de
ingewanden, is net zeer belangrijk dat het
voedsel langen tijd in de maag verblijve.
Proefnemingen gedaan op de paarden in de
landbouwschool van het departement der
Yonne, hebben aangetoond dat het onrede
lijk en zelfs schadelijk zou zijn de paarden te
doen drinken oamiddelijk na hun het haver-
rantsoen gegeven te hebben.
Een paard ontving vier liters haver en on-
middehjk nadat het deze genomen had, deed
men het drinken. Dadelijk daarna werd het
afgemaakt en men vond ia Je maag nauw-
lijks één liter havergraan drijvende in eenige
liters water; de drie andere liters waren
medegesleept geworden in de ingewanden
door het water dat vlug de maag doorloopen
had. De verteering dier granen in de inge
wanden kon slechts zeer onvolledig zijn en
het grootste gedeelte der voedende waarde
was ervan voor het dier verloren.
Een tweede paard kreeg vervolgens vier
liters haver; een kwart uurs daarna werd
het afgemaakt. Men vond nog al de haver in
de maag en het begon reeds verteerd te wor
den.
De heer Marlot heeft andere proefnemin
gen gedaan op paarden die niet werden af
gemaakt; altoos is het vastgesteld geworden
dat de uitwerpselen eene hoeveelheid onver
teerde granen bevatteden, wanneer men de
dieren onmiddelijk had doen drinken na hun
een goed haverrantsoen gegeven te hebben.
Hij besluit uit deze opmerkingen, dat het
onbetwisebaar verkieslijker is de paarden te
drinken alvorens hun te eten te geven.
Eene andere slechte gewoonte, welke men
zou moeten laten varen, zegt de heer Mar
lot nog, is van aan de paarden de haver en
het hooi te geven van zoohaast zij in de stal
komen. Als zij grooten honger hebben, dan
slorpen zij de haver op zonder ze behoorlijk
te knauwen, waaruit dikwijls verterings
stoornissen spruiten, en in alle gevalle eene
zeer slechte vertering van het ingenomen
graan. Men moet vooreerst de paarden eeni-
gen tijd laten rusten en venvolgens hun een
weinig hooi en eindelijk haver aanbieden.
Nog over Van iViaerlanfs graf.
ftus,
b) Jakob Van Maerlant en zijne werken, door
Karei Versnaeyen, bl. 33-37. (1861)
c) Jacob Van Maerlant, door A. Vermast. Volks
boekje n. 9 van het Willemsfonds, bl. 26-27. (1890).
In het Weekblad van 7a October laatst, verscheen
een artikeltje over Van Maerlant's nieuwe grafzerk
te Damme, en waarin ook terloops een wooi'djo
gerept werd over den ouden grafsteen, die in 1829
verdwenen is, ten gevolge eener plichtige onwetend
heid of onverschilligheid van den toenmaligen pas
toor van Damme.
Van dien ouden grafsteen sprekende, werd er na
melijk gezegd, dat er op denzelven een uil en een
spiegel eene zinspeling op Uilenspiegel ge
beiteld stonden.
Met dien volzin verklaarde mijn vriend A. B. geen
vrede te hebben en vroeg om nadere opheldering.
Ik heb evenmin vrede met die beweringen wil ze
geenszins voor eigene rekening nemen doch ik
verzuimde te zeggen, mea culpa! dat het hier
enkel een verdichtsel, eene legende gold, welke te
laconiek overgeschreven werd, zonder aanhalings-
teekens of zonder eenige melding, die den lezer
moest waarschuwen en daardoor natuurlijk vergis
sing of verwarring veroorzaakte.
Eene West-Vlaamsche legende zegt dat Uilen
spiegel te Damme begraven ligt. Dit verdichtsel is
vooral mondsgemeen in Brugge en in 't Noorden
der provincie West Vlaanderen.
Vraagt ge nu uwen zegsman, u het graf van Ui
lenspiegel te willen toonen, dan wijst hij u dadelijk
Maerlant s zerk. En na eene aanmerking, waarin
gij de gedachte oppert, dat zulks onmogelij k is,
bevestigt hij met warme overtuigingMaar, Mijn
heer toch! Maerlant daft) was Uuspegel ofwel:
Uuspegelen Maerlant waren dezelfde vent! 1
(sic).
Er bestaat waarschijnlijk geen verband tusschen
den hoofdman der middeleeuwsche didaktisehe
school en den kluchtigen volksheld, alhoewel bei
den de kunst kenden om de misbruiken huns tijds
aan de kaak te stellen deze door schalkschheid en
ondeugenden spot, gene door zijne scherpe pen en
bijtenden hekel; doch het volk, door eenen ouden
grafsteen misleid, heeft de twee namen eerst gekop
peld en daarna zoodanig versmolten, dat de onwe
tende thans enkel Uilenspiegel's graf, te Damme,
meent aan te wijzen en integendeel het bestaan dei-
zerk van Van Maerlant volkomen onbewust is.
Op dezen steen was een uil, Minerva's vogel, zin
nebeeld der waakzaamheid en der wijsheid gebei
teld. De rand van het blad des lessenaars werd
voor de lijst eens spiegels genomen. En dit was in
den grond nog zoo onnatuurlijk niet, daar de spie
gel ook het zinnebeeld der Wetenschap is en zelfs
nog heden op de petten sommiger studenten der
Faculteit van Wetenschappen prijkt.
Eenmaal het nu aanvaard was, dat er daar een
uil en een spiegel stonden, was de veronderstelling
gauw gemaakt en de woordkoppeling Uil-Spiegel
natuurlijk gevonden. Daar was dus zijn graf 1
En nochtans, wordt dit nog niet aigemeen ver
worpen. Zoo lees ik bij den heer Daseyn-Verhoug-
straete in de Voorrede zijner uitgave, 5U»e
Wonderbaire en zeldzame avon
turen van 'SMeJ Uilenspiegel» bl. V:
«Niettegenstaande de ijverigste opsporingen door
x de geleerde mannen gedaan, is men er tot nu toe
niet in gelukt met zekerheid te zeggea, wie Ui-
lenspiegel geweest is. Naar allen scliïjn zou hij
te Ivneitlingen geboren zijn en in 1350 te Móllen
gestorven, waar thans [nog zijn grafsteen zijn
zou (1).
Jammer genoeg dat naar het schijnt deze graf-
steen maar uit de jaren zestien h> nderd is. De
Vlamingen beweren dat hij te Damme overleden
is waar vroeger ook zijn graf zou te zien geweest
u zijn. Later echter kwam men tot de ontdekking,
n dat d,e steen, dienaar men zei, zijn graf bedekte
it ds zerksteen van Jacob Van Maerlant kws; wat
later, en met recht gelooven
n wij, weder betwist werd.
Ik weet niet waarop mijn vriend Deseyn zich
steunt, om te zeggen dat men met recht betwist
heeft, dat Uilenspiegel's graf voor dat van Jacob
Van Maerlant genomen werd. De gevolgtrekking
zou dan wel luiden, dat men waarlijk voor Uilen
spiegel's en niet voor Van Maerlant's begraaf
plaats stond!?
In elk geval meende het volk, dat van Maerlant's
zerksteen, in het blokkenhuis te Damme, de been
deren van Uilenspiegel bedekte en zulks niettegen
staande deze verzen van Jan Bukelare, den kundi-
gen vertaler van Jacob Van Maerlant's Wapene
M artijn:
In Dam fosio tui lecti
ii Sub campanis et Trajecti
ii Moror: sic seperamui
Marcus van Vaernewyok (XVI8 eeuw) was de
tweede, die Jacob Van Maerlant's begraafplaats in
het klokkenhuis te Damme aanwees: De constige
ii vlaamsche poëte, rhetorision Jacob van Maerlant,
ii die onder de clocks begraven licht, wiens han-
ii den beyde even dapper in 't schryven waren.
Volgens Dr W. A. Joucbioet werd eerst ander
halve eeuw na Maerlant's dood (2) eene grafzerk
geplaatst met een Datijnsch opschrift, dat des dich
ters lof verkondigt, doch welks afschrift weinig
vertrouwbaar is(3). Zekere Van Belle, eerste raad
en griffier van Brugge, gebannen road 1556 en in
1584 ten vaderlande weergekeerd zijnde, deed de
hoopen vuilnis, kalk, steenen en aarde, die het
graf bedekten, wegruimen en schreef het opschrift
af, dat in menige plaats dooi het slepen der voet
stappen uitgesleten was, maar dat hij volgens de
overblijvende letters en de vereischten der versmaat
volgenderwijs samenstelde:
Hie recubat Jacobus a Mellant ingeniosus,
n Trans homines gnarus rhetor, astuque diser-
ii Quem laus dictandi rhytmos, proverbia fandi,
ii Transalpinavit, famaque perenne donavit:
Huic miserere Deus, cujus Sextus Jubilaeus
ii Post summum nomen numeri, proh! abstulit
[omen.
Dit is het opschrift, zegt Van Belle, yan
ii eenen ouden marmeren grafzerk in de kerk van
ii Damme, onder het klokkenhuis liggende, waar-
op men te midden eenen geleerde doctoremvoor
ii eenen lessenaar, met een boek ziet zitten, in het-
n welk hij met een' bril, het hoofd en de kin eenigs-
ii zins verheven, aandachtig zit te lazen.
Ziehier hoe Karei Versnaeyen het door Van Bel
le afgenomen grafschrift vertaalt: Hier rust Ja-
I! cobus van Mellant, kundig man, hooger geleerd
ii dan het menschenvermogen, redenaar, ervaren
ii in de fijnheden der taal; de vermaardheid, die hij
■1 verwierf, door het opstellen van verzen enspreu-
ii ken (of zedelessen?) deed hem kennen tot over de
ii Alpen, en schonk hem eene eeuwige faam. O God,
ii ontferm u over hem, wien het zesde Jubeljaar
ii (300) na het hoogste cijfertal (1000), helaasl aan
den roem ontrukte.
In eenLatijnsch handschrift van J. P. Van Mae-
le, als pastoor in 1735 te Vladsloo gestorven, wordt
gezegd: Dat alzoo de lessenaar, die voor Maerlant
ii op zijnen grafzerk stond algebeeld, niet duidelijk
ii meer was, men dien voor eenen spiegel aanzag,
ii vermits er boven een uil stond, dacht het volk,
•I in zijne onwetendheid, dat Uilenspiegel aldaar be-
ii graven was. Om die dwaasheid te doen inzien,
schreef voorgenoemde Van Belle eene Latijnsche
getuigenis, die nog inde pastorij te Damme berust;
doch niets Hielp: het volk liep, nog meer dan vroe
ger, naar.... Uilenspiegel's graf kijken, zoodat de
kerkraad van Damme, om den grooten toeloop te
beletten en weinig gevleid over den nieuwen afgod,
omtrent de 17® eeuw den steen deed verplaatsen of
omkeeren(4).
Maar eerst inhetgene volgt, ligt het gekste der
historie:
Nicolaas Rommel, een Biugsch rechtsgeleerde,
die in 1669stierf, schreef een nieuw grafschrift om
in ééns en voor goed uit te maken, dat Van Maer
lant geenszins Uilenspiegel was. Zijne verzen luid
den aldus en zijmvan 1665 of 1666.
Viator, quod deo paullum est
ii Adsta, et perlege.
ii Hoc est sepulchrum
ii Jacobi a Mellant
ii Poëtaeet oratoris clarissimi
Qui a CCCLXN annis obiit
ii Et hoe sub lapide sepultus jacet.
(1) Volgens de lezing van een geleerden Hoffmann
von r'allersleben staat er: Anno 1350 is dat stein
opgehaven ur.de Ulenspiegei leit dar under begra-
beu. Marcket wel unüe dencset dran.
(2) Over het jaartal zijns afsterven zijn de geleer
den zelfs niet teaccoord: D- Jonckoloet en A. Win
kler Prins geven beiden 1291 opDr Jan te Winkel,
de geleerde scbrijver van Maerlant's werken als
spiegel van de XIIIeeuwhoudt het voor 1299 of
zelfs nog eerder; Serrure, Versnaeyen, Minnaert,
enz, gaan voort op den grafsteen en nemen 1300
als jaartal van zijnen dood.
(3) Zie eene voetnota op bl. 42 der Geschiedenis
der Nederlandsche Letterkunde. door Dr. W.-
J.-A. Jonckt-ioet; Middeleeuwen, tweede deel, 4®
druk, herzien en tot den tegenwoordige!! tijd bij
gewerkt door O. Honigh.
(4) Voor meer bijzonderheden daaromtrent raad-
lege men;
a) Jakob Van' Maerlant bekroonde verhandeling
doorC.-A. Serrure. bl. 147-160. (1861)