VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEIENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad.
VAN ZELF\
Achtste jaar.
Zaterdag 16n September 1893.
Nummer 38.
De Glericalen op den Buiten.
Abonnementsprijs voorop betaalbaar: 3 50 fr. per jaar voor de stad. 3 fr. voor den buiten. Per 6 maanden: 1 fr. 75. Annoncen» 15 cent. per drukregel. Rechte
lijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 10 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 8 fr. per 100. Alle
berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, alsmede
die voor het buitenland worden ontvangen loor den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brus3sl. —„Men wordt verzocht alle hoegenaamd® artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij eu
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Al wie ernstig nagedacht heeft over
de nieuwe toestanden die het gevolg
zijn van de grondwetsherziening, is
tot de overtuiging gekomen dat de
propaganda op den buiten, van heden
af, eene der gewichtigste bekomme
ringen moet zijn voor de democrati
sche partij.
Die propaganda zal grootendeels
geschieden bij middel van de druk
pers, en wel namelijk bij middel der
vrijzinnige centenblaadjes. Onze boe
ren doen lezen, ze doen nadenken,
ze tot het politiek leven roepen zie
daar het werk dat vóór ons ligt en
waaraan wij niet zullen te kort blij
ven.
Maar nevens deze vastelling van
onzen plicht, rijst onmiddelijk deze
vraag: hoe, met welke wapenen,
zullen onze vijanden, de clericalen,
ons werk van vrijmaking bestrijden?
Het is belangrijk, het is noodig het te
weten.
Zullen zij tegenover onze dagbla
den andere dagbladen verspreiden,
om onze gedachten te bekampen?
Zullen zij nevens onze meetings an
dere meetings houden, om er onze
argumenten te weerleggen En zullen
zij daarna het gezond verstand der
buitenlieden laten oordeelen en be
slissen? Bij lange niet! Dat ware te
eerlijk, dat ware te verstandig, dat
ware het vrije onderzoek huldigen;
en van dat alles houden de clericalen
Dreumeling zei altijd ik trouw op mijn
dertigste jaar en als hij iets zei, dan
gebeurde het. Niet dat hij het noodlot be-
heerschte, maar als een handig goochelaar
wist hij de buitenkansjes in zijn voordeel
aan te wenden. Hij was als een professeur
de billard die een brutaal beest maakt,
zonder de minste aandoening te verraden.
Een stalen gezicht is van groote waarde
in deze eeuw van ijzer.
Dreumeling ken ik reeds sedert mijne
jeugd, hoewel ik hem nimmer heb leeren
kennen. Ik heb nooit kunnen aannemen, dat
er karakters mogelijk zijn, die zich over
niemand of niets verbazen, die zich nooit
vermoeien met hopen en vreezen, maar het
leven uitspelen als een opgelegden solo bij
een partijtje voor de aardigheid.
Zijne ouders hadden gaarne gezien, dat
hij ingenieur was geworden, maar Dreu
meling zeiik druip en wordt ambtenaar.
Welnu, hij droep als een straal en amble-
naarde als een luiaard.
Het was jaren geleden, dat ik hem het
laatst had ontmoet, toeu hij mij te Rotter
dam plotseling tegen het lijf liep.
Van een «wel kerel, hoe gaat het?
kwam het tot het binnen gaan van een
koffiehuis, waar een gezondheidsdrank dra
de tongen losmaakte.
geen zier.
Wat ze voornemens zijn te doen?
Daarvan is er ons dezer dagen een
staaltje gegeven geworden door het
clericale gemeentebestuur van Beer-
nem, een der grootste gemeenten van
het arrondissement Brugge.
Sedert verscheidene weketi werd
daar iederen Zondag de Vooruit en
nu Zondag laatst werden er ook De
Strijd en Het Laatste Nieuws door
verschillende verkoopers aan de
Beernemsche bevolking aangeboden.
Zoodra echter een dier verkoopers
het beproefde zijne bladen uit te ven
ten, zag hij zich onmiddelijk aanhou
den en werd er proces-verbaal tegen
hem opgemaakt üoor den burgemees
ter, vergezeld van den veldwachter
en van een drietal gendarmen.
Toen dit de eerste malen gebeurde,
besloten de propagandisten tien ver
koop te staken en hunne bladen on
der de menigte kosteloos uit te dee-
len. Doch ook dat werd hun verbo
den! Hetisom niet tegelooven, maar
het is zoo
Wie zich niet gewillig schikte
naar het verbod van den fanatieken
nobiljon die daar, op zijn middel-
eeuwsch, burgemeester speelt, werd
op brutale wijze bij het lijf gevat,
zijne bladen uit de handen gerukt en,
ja, met de handboeien om de polsen,
naar het gemeentehuis gebracht,
soms nog wel, verzekert men ons,
met begeleiding van stok- en vuist
slagen door den veldwachter toege-
Ik bemerkte, dut hij vadzig was geworden
en zich in een kroeg achter een krant bij een
glas bier het meest op zijn gemak bevond.
Wij worden al oud, zei ik zuchtend.
Ik ben ten minste al negen-en-twintig,
sprak mijn vriend vergenoegd.
Dus ge gaat het volgend jaar trouwen
Ja, klonk het besliste antwoord.
Hebt ge al een meisje op bet oog
Neen tot dusverre nog niet.
Dan dient ge u toch te haasten.
Waarom ik heb nog een jaar den tijd.
Langzamerhand raakte ik weer met hem
op mijn dreef en het speet mij, dat ik maar
weinig tijd over had, want ik moest dien
zelfden middag naar Nymegen vertrekken.
Ik haalde hem echter over om mij naar de
boot te brengen, waarmee ik de reis z.ou
maken.
Wij raakten onder de wandeling onge
merkt in druk gesprek, stapten werktuigelijk
op het dek en Dreumeling was juist bezig
met een grooten woordenvloed en tal van
bewijzen mij over te halen tot de stelling,
dat het plezierreizen de groote plaag der
menschheid is, toen ik plotseling verschrikte
door het afluiJen en het daaropvolgende
losgooien.
De boot stak van wal met Dreumeling.
Mijn vriend zeiik ga een eind met u
mee als iets doodnatuuriijks.
Wij bega'en ons naar de kajuit, waar ik
meende een aangenaam ouderweisch gesprek
diend, onder de oogen van het wel
edele hoofd der gemeente. Zulks was
onder andere het geval met een per
soon die noch verkocht noch uitge
deeld had, maar wiens groote mis
daad bestond in een pak gazetten op
geraapt te hebben, dat door den veld
wachter in den grond gegooid was
en er gevaar liep vertrapt te wor
den.
En met welk recht, zal men zich
afvragen, worden dergelijke onge
loofbare daden gepleegdHeel een
voudig krachtens een nieuwbakken
gemeentereglement volgens hetwelk
het verboden is, te Beernem, op den
openbaren weg, dagbladen en welk-
danige andere schriften te verkoopen
of uit de deelen.
Ziedaar't Is niet moeilijker dan
dat. De clericalen zijn bevreesd voor
de propaganda hunner tegenstrevers
Welnu, ze beletten heel eenvoudig
die tegenstrevers propaganda te ma
ken. Want let wel dat dit reglement
alleenlijk toegepast wordt op de li
berale en socialistische bladen. Ter
wijl Ridder de Vrière, zoo heet
de groot-inkwisiteur van Beernem,
met heel zijnen gewapenden sleep
op jacht was naar vrijzinnige gazet
ten, werd ongedeerd het katholiek
blad De Vlaming verkocht, door ie
mand die zelf verklaart, dat nij dat
sedert langen tijd doet, dat hij nooit
geene toelating daartoe gevraagd
heeft en dat het hem ook nog nooit
is verboden geworden. Ziedaar hoe
met hem te zullen voeren. De onverbeter
lijke echter nam een krant, dronk wanhopig
veel bier, en gaf bijna geen antwoord op
hetgeen ik in 't midden bracht.
Hij ging voor zijn plezier mee
Ik had intusschen het reisgezelschap eens
opgenomen, en bemerke, dat een lieve jonge
dame, die ik in Rotterdam op de boot had
zien slappen, zich niet in de kajuit bevond.
Zij had dus aan de frissche lucht op het dek
de voorkeur gegeven.
Hebt ge zooeven gelet op dat mooie
meisje....
Ik ken haar niet, antwoordde hij.
Ge weet niet, wie ik bedoel, want ik
zag u juist den anderen kant uitkijken, toen
wij haar voorbijgingen.
Ge meent dat blozende kind met donker
haar, in 't blauw gekleed, een bouquet in
de hand en mama bij zich en bestemd voor
Gorkum Zij heet Van Heus, sprak hij zon
der van zijn krant op te zien.
Dus ge kent haar.
Wel neen, antwoordde hij wrevelig, ge-
hadt dat alles ook kunnen weten de koffer
stond bij haar.
Gedurende ons gesprek had hij echter
schijnbaar op niets gelet, ik stelde hem voor
om eens te gaan zoeken, waar de schoone
zich bevond, door slechte met moeite kon ik
hem daartoe overhalen.
Wat prozaïsch mensch was hij toch, dat
hij nauwelijks lette op de ranke gestalte,
alle Belgen gelijk zijn voor de wet....
en voor het reglement van Beernem.
Het spreekt van zelf dat, indien
men nu dien Beernemschen Don
Quichotte ongehinderd liet begaan,
al de clericale burgemeesters van
den buiten weldra zijn voorbeeld zou
den volgen. Dat radicaal middeltje
om de vrijzinnige drukpers te kort
vlerken ware waarachtig wat al te
gemakkelijk.
Maar ziet, het valt den Ridder
deerlijk tegen en wij durven hem
voorzeggen dat hij eerlang zal bekla
gen zulk een reglement door zijnen
Raad te hebben doen stemmen. In
derdaad, hoe meer verkoopers hij
aanhoudt, des te meer er te voor
schijn komen; hoe meer processen
verbaal hij doet opmaken, des te
meer snakken de buitenlieden naar
de verboden nieuwsbladen- Zondag-
laatst zijn er, in min dan een paar
uren, ruim vijf honderd bladen en
brochuren verkocht geworden, en
dat vermeerdert van week tot week.
De dorpsplaats zag zwart van 't
volk. Zelfs van de naburige gemeen
ten waren er nieuwsgierigen geko
men, want de faam der wekelijksche
heldendaden van Ridder de Vrière is
alras door heel de streek verspreid
geworden. En, het doet ons goed
aan het hart het te mogen vaststel
len, onder heel die dichte volks
massa was er niet het minste teeken
van vijandelijkheid tegen de vrijzin
nige bladen noch tegen hunne vcr-
die, over de verschansing gebogen, in de
golven haar roman scheen te lezen
Wij wandelen eenige koeren voorbij de
plaats waar zij stond, terwijl mijn brein
vervuld werd met allerlei plannen, om van
de afwezigheid der oudere dame gebruik te
maken tot het aaukoopen van een gesprek.
Mijn vriend intusschen liep onhebbelijk te
geeuwen, en antwoordde op al mijn opge-
gewonden ontboezemingen heel kalm: zoo,
zoo het gaat nog al.
Zoudt ge haar durven aanspreken?
Hij antwoordde mij niet, maar toen wij
wee. het brandpunt passeerden, wendde hij
zich eensklaps van mij af en liep bedaard
naar de verschansing tot op een paar pas
sen van het lieve kind, wier zijn sigaar over
boord, bleef deze eenige oogenblikken na
staren, nam toen een losse zeemanshouding
aan, en sprak op den onverschilligsten toon
Hebt u iets van die zalmen gemerkt juf
vrouw
De aangesprokene keek even op, en voor
zij iets kon zeggen, vervolgde hij, met het
gelaat in de goedigste plooi: ik hoorde
daar den kapitein zeggen, dat ons een schooi
van wel tien duizend zalmen is voorbij ge
trokken. Het verwondert mij, want zij komen
in dit jaargetijde zelden naar beneden.
Zij scheen een weinig beschaamd over
haar onkunde op dat gebied, en verwonder
de zich dus, dat zij het verschijnsel niet had
opgemerkt. (Wordt voortgezet).
HET WEEKBLAD