VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad.
LIBERALE ASSOCIATIE
Elfde jaar.
Zaterdag 11" April 1896.
Nummer 15.
Geloof en Politiek.
Den nagel op den kop.
Eene instelling die haar eigen graf
delft.
STADNIEÜWS.
Nog over het lijnvisschen.
Abonnementsprijs voorop betaaibaar 3.00 fr. per jaar voor den buiten. 2.50 fr. voor stad. Per 6 maanden i fr. 50. Per 3 maanden 1 fr. Annoncen 15 cent
per drukregel. Rechterlijke eerherstellingen: i fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 5 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 4 fr. per 100
Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden bmis gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, als
mede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij
onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
van het
ARRONDISSEMENT YPER.
ruig
Iai zijne vergade*
van Zaterdag
Maart 1.1. komt
liet domSteit dlei* li=
berale Associatie
wan liet arrondisse
ment Yperen, te tie-
slissen den strijd aan
te gaan in tie aan
staande wetgevende
kiezingen.
Eene nieuwe ver
gadering zal plaats
lielilieii den IS April
aanstaande, om de
kandidaten aan te
duiden.
Ziet eens eertijds als het Paschen
was, zaat gij drij uren te wachten
voor den biechtstoelen nu twee
drij menschen voor u, geene lange
rijen meer, niet meer aan te schuiven
van stoel op stoel, op een ommezien
hebt gij gedaan.
Eertijds kende de pastoor twee,
drij verstokte zondaars in zijne pa
rochie, die met Paschen niet tot in
keer komen, hij was er bedroefd over,
hij deed moeite ze over te halen,
de menschen noemden ze geuzen
en nu Zij die hunnen Paschen niet
houden, zijn talrijker dan zij die hem
wel houden en jaarlijks groiet hun
getal aan op onrustwekkende wijze.
Eertijds was er van jaar tot jaar
zoo al eens eene burgerlijke begra
fenis; de menschen stonden ver
schrikt op de straat te wachten, het
kon niet anders of er moest iets
verschrikkelijks gebeuren; menzegde,
dat die jood begraven werd gelijk
een beest; niemand, zelfs de nabe
staanden niet, dier ven achter het lijk
gaan; en nu'? De burgerlijke begra
fenissen worden ontelbaar en hebben
op gevoelige wijze de inkomsten der
pastoors verminderd.
En van waar die verandering?
Gelooven de menschen niet meer aan
hemel en hel
Ja, dat wel, het werd hun geleerd,
zoo werden zij opgebracht.
Maar leeren is niet genoeg, het
voorbeeld behoort bij de les, en dat
heeft de priester op onze dagen ver
geten. Zij zijn zelden, de priesters, die
hunnen kansel uitdoen om den arme
te kleedendie zich van eene lekkere
flesch wijn berooven om den arme te
spijzen; zij spreken van den hemel
hiernamaals en maken zich nen heinel
op aarde. Dikwijls hoort men het volk
spottend zeggen luistert naar mijne
woorden maar ziet naar mijne wer-
ken.
In eenige voorgaande nummers we
zen wij de liberalen op de noodzake
lijkheid onze politieke vrienden in al
les, overal en vóór alle anderen den
penning te jonnen, te ondersteunen,
hun de voorkeur te geven boven an
dersdenkenden: voor nering, verteer,
bedieningen, enz, enz, 't ware te lang
om te melden in hoevelerlei manieren
het mogelijk, nuttig en onmisbaar is,
onze partijgenooten de behulpzame
hand te reiken.
Wij herhalen het, en zullen het
met hardnekkigheid blijven herhalen
't is aan de onverschilligheid en goed
zakkigheid der liberalen te wijten,
dat de kalootjes hier zoo stout den kop
verheffen, zoo onbeschaamd hunne
laffe plannen van ondermijning en
tergende plagernij doordrijven dur
ven.
Hoe menigmaal hoorden wij reeds
eenen strijdenden klerikaal winke
lier, beenhouwer, bakker of ander
neringdoende stoeffen op het groot
getal liberalen, die zijne kalanten
kwamen verdubbelen, niiettegen-
staande zijn nummer goed genoeg ge
kend is. Moet een goed vrijzinnige
die in tijd van nood moedig een hand
toesteekt, het niet met leede oogen
aanzien, dat hij aldus miskend wordt
ten bate van den nooit rustenden vijand
die hem nog op alle manieren zoekt
en benadeeld bovendien?
Hoe dikwijls, ja onophoudend wor
den de liberale huizen niet genoemd,
waar klerikale haantjesvooruit de
plaatsen innemen, welke door onze
jonge vrijzinnige werkers opperbest
konden bediend worden?
Welnu, dat is onzin: dat is zijn
eigen doodvonnis voorbereidenWeg
met dien sleur van lamlendigheid en
verdraagzame dwaasheid!
De papenbende spaart ons op geen
manieren, tracht in onze vogels te
schieten, waar 't maar past. Allen op
en in dichte gelederen: Oog voor oog?
tand voor tand
Het geheele land verkeert in ontroering
door de schandalige manier van handelen
der klerikale Bestendige Deputatien. Dat is
eene instelling die haar eigen graf delft.
Tot wat dienen nog de kiezers
Tot wat dient nog de volkswil
Was het wel noodig het algemeen stem
recht in te voeren, om het op zulke wijze te
zien verkrachten en met de voeten treden
Het beruchte art. 47 der Grondwet had
volgenderwijze moeten herzien worden
De Bestendige Afvaardigingen zullen al
leen uit klerikalen samengesteld worden.
Zij zullen alle gemeenteraadsheeren be
noemen.
Maar hoe lang nog zal het algemeen stem
recht, dat volgens zijne voorstaanders moest
werken gelijk eene machtige zuiverende
kracht het regiem van rechtsverkrachting
en grenzelooze willekeur dulden, wat de Be
stendige Afvaardingen ingevoerd hebben
Zal het voortgaan met zich te gedragen als
een lam, waaraan het vrij staat zich naar
eigen wil en gril te bedienen
Of zal het zich niet eens verzetten tegen
die stoute en alles durvende bisschopsknech
ten, in wier oogen alle uitdrukking van vrij
en wil aangeteekend staat als eene misdaad
Wil het de Bestendige Afvaardigingen, de
meest verrotte van al onze politieke instel
lingen ten val brengen, dan moet het begin
nen met de klerikale meerderheden onzer
Provincieraden omver te werpen.
Daartoe zal het gelegenheid hebben in Juli
aanstaande.
Dat alle vrijgezinde burgers, die recht
vaardigheid en waardigheid eischen bij de
bestuurders onzer provinciën, zich tegen Ju
li voorbereiden.
Wij zijn gelukkig te zien dat ons artikel
over het lijnvisschen bij iedereen welkom is
geweest. Het Journal d'Ypres zegt dat het
volkomen van ons gedacht is, en M. de Sche
pen Colaert heelt breedvoerig over die zaak
gehandeld in eene voordracht die hij in het
Volkshuis heeft gegeven.
Nog een liefhebber van het lijnvisschen
heeft zijne meening uitgedrukt in het Jour
nal d'Ypres van zaterdag 11. Wij vinden
zijne opmerkingen gegrond en om de
vlaamschlezende liefhebbers op de hoogte te
houden van hetgeen hij voorhoudt, nemen
wij het artikel bijna letterlijk over
Wij lijnvisschers, mannen die niet poli
tiek zijn, wij zijn M. Colaert dankbaar voor
de ondersteuning die hij ons wel heeft willen
geven en voor de verzekering dat welhaast
onze wenschen, ons het eenig genot der stads-
wateren te zien toestaan, zullen verhoord
worden.
De achtbare Schepen heeft beloofd voor
te stellendat de waters niet meer zouden
verpacht worden en dat de lijnvisschers al
leen recht hebben te visschen, mits eene
kleine vergelding; 2° onze stadswateren we
der te bevolken met eenige vaten kleine
visschen te doen instorten.
Ziedaar zeker een goed nieuws, dat met
recht al de liefhebbers van het lijnvisschen
verheugd heeft. Er dient echter omzichtig te
zijn
Wanneer zullen die maatregelen geno
men worden
Met de maand April begint het seizoen
van het visschen, dat in vollen gang is in Mei,
Juni en Juli, om in de volgende maanden
langzamerhand te verminderen.
In geval het dit jaar nog niet mogelijk
ware het visschen met netten, fuiken, enz.
te beletten, en een besluit uit te geven waar
door het vrije visschen voor de lijn alleep
toegelaten is, zou het stadsbestuur, dat de
lijnvisschers genegen is, van nu af niet eenige
maatregelen kunnen nemen die hen zeer
voordeelig zijn
"Sedert jaren klagen de visschers dat de
visch in onze wateren van langs om zeldza
mer wordtdaarin is niets dat verwonderen
moet, ingezien de wijze op dewelke men te
werk gaat.
't Is als eene geldbeurs in dewelke men
gedurig zou putten, zonder ooit er aan te
denken dezelve te vullen. Bemerk wel dat de
visch eertijds zeer overvloedig was in onze
wateren en dat de vangst die men er deed
niet bekwaam was hem te verminderen.
Waarom
Eiken keer dat, ten gevolge van het
openen hunner sluisen, de vijvers vanDicke-
busch en van Zillebeke het overtollige hun
ner wateren in de stadsgrachten stortten,
volgden een oneindige hoeveelheid visschen
den stroom en kwamen deze vervangen die
gevischt waren geweest.
Heden, ofschoon het door de reglemen
ten op de vischvangst verboden zij, spannen
de sluismeesters een net vóór de opening
van liet sluis, en zij vangen bijna al de vis
schen die onze grachten zouden weder be
volkt hebben.
De vijvers lijden er niet bij, want 's win
ters brengen de beken jaarlijks nieuwe vis
schen aan. Daarentegen niets belet in onze
stadswateren het vertrek onzer visschen
naar de vaart. Het is nutteloos, denk ik, op
die ware oorzaak van uitputting onzer wa
teren aan te dringen.
Het is zeker dat onze wateren spoedig
weder zouden bevolkt worden, indien de
stad aan de sluismeesters van Dickebusch en
van Zillebeke verbood de aankomst der vis
schen in onze grachten te beletten en indien
zij een net deden plaatsen aan de Rijsel-
poort en aan de Zwemschool, de dagen op
welke men het overtollige onzer wateren
in de vaart stort.
Een dingen zou ook goed doen ten eer
ste voor de visscherij en ten tweede voor de
openbare gezondheidhet ware van gedu
rende den zomer die waterplanten te doen
wegnemen, die van jaar tot jaar aangroeien
in onze grachten, en die in het najaar rot
ten en zich ontbinden in stinkende slijk en
zullen eindigen met van onze grachten ver
pestende moerassen te maken. Een arbeid
van eenige dagen met een tiental werklieden
ware voldoende.
Ik zou nog eene kleine bemerking wil
len maken nopens de toekomstige taks waar
mede men den lijnvisscher zou belasten.
Eene taks van 50 ceniiemen ware voldoende
voor den visscher die met eene lijn vischt
met deeg (aas). Deze vangt zelden visch van
eenig belang. Maar voor dezen die met wor
men (tellingen) vischt, men zou heoi kun
nen eenen frank doen belasten. Er zijn dan
palingvisschers, die verscheidene lijnen ge
bruiken, en van welke men eene grootere
taks zou vergen, twee of drie franken bij
voorbeeld. Wat meer is, nu is het verboden
snoeken te vangen met kleine vischjes, of
groote palingen met kleine puitener ware
geene reden meer dit verbod te behouden,
dat maar gedaan was ten voordeele van de
verpachtingen der waters zelfs van dit
jaar af, met eene taks te leggen op de snoe-
kenlijn of op het kordeel.
Op die wijze zouden de verschillige soor
ten van lijnvisschers alle voldoening kunnen
HET WEEKBLAD