VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws- Handels- en Annoncenblad.
Orgaan der Liberale verbintenis van Yperen en het Arrondissement.
«EENDÏtACHT MAAKT MACHT.»
Veertiende jaar Zaterdag 21" Juli 1900. Nummer 29.^
Waarschuwingen ea verlangen
des Ronings.
Aan den Landbouwer.
Schandalige belasting.
Ter Overweging.
De geestelijkheid eu de kiezingen.
Abonnementsprijs Yoorop betaalbaar 3.00 fr. per jaar roor dea buiten. 2.50 fr. voor stad. Per 6 maanden 1 fr. 50. Per 3 maanden 1 fr. Annoncen: 15 cent
per drukregel. Rechterlijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 5 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 4 fr. per 100
Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, als
mede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegcnaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij
ai onderteekond toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen.
Rede des Konings uitgesproken in
1870, na de verklaring van den
oorlog
De Keizer der Franschen heeft mij den
wensch uitgedrukt verzekerd te wezen in het
gedacht dat hij had, dat Belgie zelf hare on
partijdigheid zal doen eerbiedigen door alle
middelen in zijne macht. Ik ben gelukkig ge
weest te kunnen verzekeren in mijn ant
woord dat Zijne Majesteit zich niet vergist
had over onze inzichten...
Volgens het verlangen der oorlog voeren
de partijen zelve, zal België zich gereed hou
den zich te verdedigen met al de dapperheid
zijner vaderlandsliefde en al de middelen
welke eene natie in hare macht en hare wils
kracht vindt...
Het Belgische volk zal zoo licht niet ver
geten dat hetgeen het heden te behouden
heeft, het geluk, de vrijheid, de eer, het be
staan zelf van het vaderland is. Wanneer
het zoo eene heilige zaak geldt vereenigen
zich alle Belgische harten voor het uitvoeren
dezer plichten.
Rede uitgesproken den 1 Januari
1876, in het Paleis.
Ik hoop wel dat binnen vier jaren België
zal kunnen toonen aan de mogendheden wel
ke hare onpartijdigheid gewaarborgd hebben
dat het niets verwaarloosd heeft, zich geene
opoffering getroost heeft om de plichten wel
ke hem deze onpartijdigheid opleggen te vol
brengen en om des noods krachtdadig zijne
onafhankelijkheid en zijne eer te verdedigen.
Rede uitgesproken in Mei 1877
te Bergen.
Herinnert u met mij dat de gestadige be
zighouding mijns vaders was de materieele
als ook de zedelijke kracht van België te
vormen.
Rede uitgesproken te Gent den
5 September 1881.
Een krijgstaat is slechts krachtdadig wan
neer hij volledig iszoo lang wij niet ééns
voor goed den onzen zullen geregeld hebben,
zal het land niet bepaald gezeten zijn. Ik ben
diep overtuigd dat de natiën welke niet zul
len van de kalmte en de voorspoed gebruik
maken om zich tegen het on weer te verzeke
ren, en de schatten, welke wij zullen ge
wonnen hebben voor de grillen der fortuin
te verbergen, in een woord om de natienale
verdediging te verzekeren, dat die natiën tot
hun verderf loopen.
Rede aan de artillerie
van de burgerwacht van Brussel,
den 12 Juni 1887.
Wanneer een land rondom zich de bewa
pening veranderen ziet, is hot verplicht zelve
verbeterde wapens aan te nemen, zoo niet
vormt het voor zich zelve eene noodlottige
ongelijkheid. Hetgeen zich voor de wapens
oplegt, legt zich ook op voor de inrichting;
zij ook moet hedendaagsch wezen en gere
geld zijn volgens de noodwendigheden van
den tijd.
Rede uitgesproken
den 15 Oogst 1887 te Brugge voor
het standbeeld van Breydel en De
Koninck.
De oorlogen zijn verpletterend geworden
dezen die zij verrassen, zijn verloren... Laat
eo» bier alleen tegenover ons zei ven de ver
bintenis nemen, zooals die helden, voor gee- J
ne opoffering terug te deinzen, om ten allen
tijde de rechten van het vaderland te vol
houden, en hem eene toekomst te verzeke
ren waardig van zijn roemrijk verleden.
Stede aan de bestuurders
des Vlaamscheii Schouwburg»
van ÏSrussel, In November 1888
Wanneer men tot eene kleine natie be
hoort, wanneer men zich in den toestand der
Belgen bevindt, moet men voorzichtig we
zen. Wij hebben altijd de vreemde dwinge
landijen ondergaan, maar ziedaar zeven- en
vijftig jaar dat wij een onafhankelijke staat
zijn.
Er geldt op die onafhankelijkheid gepast
te worden, indien wij haar willen behouden.
Er zijn gestadig gevaren aan den gezicht
einder. Wij moeten gereed zijn. Wij zijn klein
laat ons wakker wezen.
Rede aan de gepeusloeneerde
officieren den 13 Juni 1897.
Gij predikt eenen bekeerde... Ik ben te
bezorgd over de zekerheid en de mogelijke
verdediging van mijn land om niet te ver
langen dat de persooneele dienst als grond
regel van zijn militaire stelsel weze.
Wij, die terzelfden tijd nationale en we-
derlandsche plichten hebben, die in de recht-
streeksche nabijheid zijn van mogendheden
die eenen beslissenden invloed op het lot van
Europa uitoefenen, onze krijgsinrichtingen
moeten, alle evenredigheid volhouden, gelijk
wezen aan deze der natiën die ons omgren
zen. Onze taktische eenheden moeten ge
vormd, gewapend en geoefend zijn in dezelf
de voorwaarden als die onzer geburen. Wa
re, bij voorbeeld, de Belgische afdeeling, op
het oogenblik van het gevaar, samengesteld
uit mannen, min geoefend in den dienst dan
deze der andere landen, dan zou zij slechts
ten velde trekken met het uitzicht zich nut
teloos op te offeren, alle dwaal aangaande
dit punt ware noodlottig, ik herhaal bij tijds.
Rede uitgesproken
den 1 Januari 1898 in het paleis
in antwoord op deace van den
heer JBeernaert, voorzitter van
de Kamer van Volksvertegen
woordigers.
Met recht verblijden wij ons over de zege
pralen, die wij iederen dag behalen in de
vreedzamen strijd van den arbeid, de weten
schap, den handel en de nijverheid. Doch,
als opperhoofd van den Staat, kan ik mij er
niet over verheugen zonder te denken aan de
schielijke grillen van de fortuin. Daarom zal
ik nooit nalaten het land tegenover zijn te
groot vertrouwen ta, waarschuwen. Ieder
maal dat de omstandigheid zich zal voordoen,
zal ik het verwittigen. Ditmaal doe ik het
nogziet doch wat er geschiedt op onze gren
zen tracht niet de les te ontkennen; ik be
zweer u, neemt in acht die, welke ons de ge
beurtenissen van het Oosten Brengen. Wij
ziener eene natie al de vruchten van hare
voorzienigheid plukken, terwijl eene andere
wreed door hare voorzienigheid lijdt. Dat dit
voorbeeld toch aan de Belgen heilzame ge
dachten verstrekke.
Het Besturend Comiteit
Luitenant generaal Brialmont, voorzitter:
luitenant generaal Falize; luitenant generaal
Kraus; generaal-majoor Van Kerckhove;
generaal- majoor Deschepper; generaal- ma
joor FourcauR; Goedert; Malevé, secretaris;
Léon Chomé, Bestuurder der Belgique Mi
litaire.
Als een pachter een zieke os, koe of kalf
heeft, wordt het beest op bevel der overheid
afgemaakt.
Iedereen, zelf de boer, zal goedkeuren dat
er dusdanige maatregelen'fgenomen worden
in het voordeel der algemeene gezondheid.
De belangen van het publiek gaan vóór die
van denbij zond ere.
Maar wat een schreeuwend onrecht is en
waartegen [niet fkrachtdadig genoeg protest
kan aangeteekend worden, is dat zulk een
pachter niet schadeloos gesteld wordt voor
het geleden verlies.
Een geringe landman, wanneer hem het
ongeluk overkomt een stuk vee te verliezen
is met zijn huisgezin totaal geruineerd. De
rijke kasteelheer die zijn grondeigenaar is,
zal hem niet ter hulp komen. Als de verval
termijnen der pachthuur daar is, moet het
boerken betalen, of de zaken goed staan of
slecht. De pachter moet dan maar wat min
der vleesch bij de patatters eten en zijnzon-
dag's pintje uitsparen.
Want de groote Heeren houden aan hun
ne inkomsten.
Zou hier het Staatsbestuur, dat zoovele
miljoenen over heeft om forten en kazernen,
niet beschermend kunnen optreden?
Zou het geen ernstige verzekering kunnen
inrichten en desnoods jaarlijks met belang
rijke sommen kunnen ter hulp komen?
Er wordt altijd gesproken over sociale
wetten ten behoeve van de werklieden uit de
groote steden en nijverheidcentrums. Maar
is de pachter en veldarbeider dan minder be
langwekkend Is hij zoo nuttig niet als dege
nen die zwoegen in fabrieken of in werkhui
zen? Verdient zijn toestand minder belang
stelling en bezorgdheid?
De landbouw kwijnt en een treffend bewijs
ervan is, dat de bevolking van den buiten in
in de laatste jaren zich naar de groote steden
verplaatst. Dat is een gevaar voor de wel
vaart van het land, waartegen krachtig dient
ingewerkt te worden.
Het beste middel is den landbouw aanmoe
digen door alle mogelijke middelen.
De liberalen vragen in eerste plaats Al
gemeene vergoeding aan den pachter voor
zijn vee dat ten bate der algemeene ge
zondheid wordt afgemaakt.
En men kome hier niet zeggen dat de Staat
niet tusschen te komen heeft in het verlies
van private personen. De klerikale landbe-
heerders hebben altijd het middeltje gevon
den om groote handels- en finantieele onder
nemingen, waarin zij persoonlijk belang had
den, met 's lands penningen te bevoordeelen
of ten minste aan te moedigen.
Een goed bestaan voor onze buitenlieden
ziedaar wat de liberale partij betracht. Zij
beloofd aan den boer geen luilekkerland op
het aardsch tranendal of geen rijstpap in den
hemel, maar verstandige aanmoediging en
medehulp in den strijd van 't dagelijksch
brood. Goliath.
Als een spaarzaam buitenmensch een stuk
je grond koopt, dan betaalt hij boven de
koopsom nog minstens 12, 13 soms 14 per
cent aan rechten en onkosten.
Aangezien nu de kleine eigendommen,
volgens opgave der notarissen, gemiddeld 6
of 7 maal in eene eeuw verkocht worden,
dan komt de heele waarde van dien eigen
dom, na dit tijdverloop, in de Staatskas.
De groote eigendommen van edelheeren,
barons, graven, alsook de kloosters, wor
den om zoo te zeggen nooit verkocht en ont
snappen aan die drukkende belasting.
Is dat niet schreeuwend zulke onrecht
vaardigheid? En mag dat blijven bestaan?
De beste buitenlieden die werken en spa
ren, in plaats van ondersteund en aange
moedigd te worden, worden tegengewerkt,
ja gestraft door die zware rente.
En nochtans hoe gemakkelijk dit te ver
helpen 1 Men berekene de opbrengst van de
verschillende verkoopingen 's jaars en men
legge die somme op al de lastenbetalers.
Goltath.
In 1846 bestonden er 779 kloosters.
In 1890 waren er al 1643.
Als we nu 1700 zeggen blijven wij zeker
onder de waarheid.
In 1846 waren er 11.968 kloosterlingen.
In 1890 waren er 30.098.
In 1846 waren er onder de kloosterlingen
1453 vreemdelingen of meer dan 12 °l0.
In 1890 waren er 5518 of meer dan 18 °/0.
Deze cijfers worden opgegeven door de
bestuurders der kloosters; blijft te bezien
of ze niet beneden de waarheid zijn.
In 1885 beliep de buitengewone begroo
ting tot 37 miljoen waaronder 20 miljoen
aan ontleeningen werden gevraagd. In 1899
bedroeg die begrooting 73 miljoen waaron
der 67 miljoen door ontleeningen moesten
geleverd worden. Voor 1900 klimt de buiten
gewone begrooting tot 135.103.544 frank
In 1896 telde men op 1000 vlaamsche in
't legeringelijfde jongelingen 173 en op 1000
Waalsche 126 ongeletterden. Voegt men
daarbij degenen die alleen met zeer veel
moeite konden lezen en volstrekt niet schrij
ven, dan komt men aan 257 Vlamingen en
aan 196 Walen op 1000.
Vergeleken bij die van 1840 stellen deze
cijfers 16.3 per 1000 vermeerdering onge
letterden vast.
In 1890 telde men op 1000 lotelingen
303.5 die de grondslagen bezaten van het
lager onderwijs.
In 1896 waren er maar 94 meer, dus
209.5 verschil per 1000.
En zoo gaat ons land achteruit
Droevig 1 Droevig IDroevig
Goliath.
De katholieke geesteiijkiieid heeft ons se
dert lang gewend aan zijne werkzame tus-
schenkomst in de nationale politiek. Het is
niet van gisteren dat zij hare rol en hare
zending vergeten heeften dat zij zich blinde
lings in de kiesworstelingen heeft geworpen
zonder zich te bekommeren om het groot na
deel dat zij brengt aan de waardigheid waar
mede zij bekleed ismaar nooit hebben wij
haar in het strijdperk der partijen gevonden,
worstelende met meer woede, meer schaam
teloosheid en meer verwaandheid, dan in den
loop der laatste kiezing.
Is er één priester in geheel het land die, in
den laatsten kiesstrijd, zijne bediening niet
verlaten heeft om zich dag en nacht in poli-
SÊSÊSSÊÊÊSSÊÊfÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊIÊÊ^ÊÊÊÊÊÊÊÊÊ^ÊSÊÊÊSÊSSS^ 9 *SËÊËÊ!ËÊËËSÊÊ ÊÊÊÊÊÊSÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊSÊÊÊÊÊÊÊÊÊfÊÊÈÊÊÊÊÊÊÊÊSSÊÊÊÊP
HET WEËKBLAD