STADSNIEUWS.
Hog over de stadsrekening.
Hospicen.
Het feest der Onvermoeibaren
650 kilogr. par kubiekmeter aangeno-
meu.
Die basis kan juist zijn wanneer het droog
hout geldt, dat inden zomer geleverd wordt
gelijk dat welk voor de koolmijnen bestemd
is.
Wanneer het integendeel hoppepersen
geldt die verzonden worden als zij pas afge
hakt zijn, het gewicht van 650 kilogram ver
tegenwoordigt het wezenlijk gewicht niet,
dat van 900 tot 1000 kilogr. per kubiekme
ter is.
Welnu, het schijnt dat het ontvangen der
rechten, zelfs voor de hoppepersen, gedaan
wordt op de basis van 650 kilogram, per ku
biekmeter.
'tlsalzoo dat er mij verzekerd is geweest
dit zij gezeid in 't voorbijgaan dat ver
zendingen van persen, komende van Holland
en ter beschikking van Poperinghe, geduren
de het laatste seizoen onderworpen zijn ge
weest van een recht gerekend op een gewicht
van 650 kilogram en niet van 900 tot 1000
kilogr. per kubiekmeter, die het wezenlijk
gewicht uitmaakt zoodanig dat voor die per
sen het recht zou ontvangen geweest zijn
niet in verhouding van 1 fr den kubiekme
ter, maar in verhouding van 1 fr. 38 c. zelfs
1 fr, 53 c. den kubiekmeter.
Indien zulks de regel is door het tolbestuur
aangenomen, het is een waar misbruik.
Wat er van zij, het bestaande recht, al
ware het zelfs nog gerekend op de basis van
een gewicht van 900 tot 1000 kilogram den
kubiekmeter, is nog een zware last voor den
landbouwer.
Inderdaad, vooreen hectare hoppe zijn er,
zoo het schijnt, omtrent 3,000 persen noodig.
Neemt nu dat de landbouwer persen van
eerste kwaliteit koope die 40 kilogr. 't stuk
wegen volgens men mij gezeid heeft, het
geen 120,000 kilogr. uitmaakt, hij zal, in
verhouding van 1 fr. den kubiekmeter gere
kend op de basis van 900 kilogr. 133 fr, 33 c
betalen per hectare en 154 fr 62 c. per hec
tare wanneer men de basis van 650 kilogr.
per kubiekmeter neemt.
De belasting is dus overgroot, zonder te re
kenen dat de landbouwer het tarief moet be
talen der belastingen voor de pleegvormen
van den tol en de vervoerkosten, zooals
M. Vander Linden het 1895 bewees.
Sedert 1895, is de prijs der persen van
20 fr. het honderd vermeerderd.
De persen die men over vijfjaren verkocht
aan 65 of 70 fr. het honderd, worden van
80 tot 90 fr. betaald, en nog kan men ze
moeielijk bekomen.
Gedurende dit jaar heeft deze verhooging
der prijzen pachters van onze omstreken
verplicht hunne teelt te verminderen.
Anderen hebben kleine persen gebruikt
die min wederstand bieden en schade doen
aan de teelt, daar zij de regelmatige ontwik
keling der plant te beletten.
Onze achtbare kollega, M. Vander Linden
had dus volkomen gelijk zich in 1895 tegen
het bedoeld recht to verzetten, niet dat men
het moet aanzien, ik herhaal het, als de eenl-
ge oorzaak van de duurte der persen ge
schikt voor de hoppepersen, maar het is on-
getwijfold eene der groote oorzaken.
Want, heden gelijk in 1895, komen een
groot getal onzer hoppepersen van Holland
en van Pruisen, 't Is het geval in onze streek.
De Kempen, die vroeger het grootste getal
persen leverden, leveren ons bijna niets
meer. Onze hoppepersen komen van den
vreemde: het land kan niet voldoen.
Die bemerkingen zullen voldoende zijn,
hoop ik om aan den achtbaren minister te
bewijzen dat het hoog tijd is onze hoppeteelt
ter hulp te komen, die in het land in eenen
staat van verval is.
Dat het tolbestuur voor onze landbouwers
doe wat het gemeend heeft tc moeten doen
voor de andere nijverheden.
Het maandelijks bulletijn van den bijzon-
deren handel van België met de vreemde
landen, uitgegeven door het ministerie van
financie, leerd ons dat de stukken gezaagd
hout, met of zonder schors, die min dan
im 90 lengte en min dan 75 centimeters om
trek hebben aan het dik uiteinde, vrij zijn
van invoerrecht op voorwaarde dat tot voldoe
ning van 't bestuur is bewezen dat de papier-
brei en do houtvezels in de fabrieken zijn
aangekomen, waarheen zij verzonden zijn.
Wij vragen dezelfde vrijstelling voor de
persen die voor hoppevelden zijn bestemd: s
dat men ze vrij vaa rechten late invoeren, j
daardoor zA men een groöten dienst bewij- j
zen aan de hoppeteelt, die ik de eer heb voor
de Kamer verdedigen. Zeer wel op ver
scheidene banken.)
(Zitting van Woensdag 19 December.)
De heer voorzitter. De heer Nolf
deed aan het bureel twee vragen geworden.
De eerste aan den heer minister van finan
ciën, luidt als volgt:
Bij de beraadslaging over de begrooting
van de beschikbare gemiddelen, had ik de eer
den heer minister te vragen of't waar was dat
het tolbeheer als grondslag voor de rechten
op hopstaken het gewicht nam zan 650 kilo
per kubiekmeter, terwijl het wezenlijk ge
wicht van 900 tot 1,000 kilo bedraagt! -
- De achtbare heer minister heeft mij
daarover geen antwoord gegeven, moet ik
uit zijn stilzwijgen besluiten, dat de klacht,
die ik hier liet hooren gegrond is en, in dit
geval, welke maatregelen denkt hij te ne
men om voldoening aan de belanghebbenden
te schenken
De tweede vraag bstreft den heer minister
van spoorwegen zij luidt aldus:
Waarom werd de aanbesteding, die was
uitgeschreven voor het oprichten van een
gebouw voor de posterijen te Ieperen, on
geldig verklaard?
Wij zullen de antwoorden mededeelen.
Zitting van 21 December 1900.
Er wordt overgegaan tot de loting der af
vaardiging van de Kamer, welke gelast is
met bet bureel Hunne Majesteiten te gaan
groeten ter gelegenheid van Nieuwjaar.
Worden door het lot aangewezende Hee-
ren de Ghelliuck d'Elseghem, Vande Venne,
Nolf, Van C.leemputte, Francois, Tibbaut,
Schollaert, Warocqué, Begerem, Hambursin
en De Jaer.
Het Nieuwsblad van Yper en ommeland
en zijn konfrater hei Journalzijn kwaad
en vies gezind, omdat het Progrès, hunne
vrienden van 't stadhuis heeft durven be
knibbelen wegens hunne rekening van 1899,
en doen zien dat het batig slot, waarmede
zij boffen en stoffen, eene oogenverblinding is.
Zij zouden willen doen geloovon dat hun
nen beschermeling, burgemeester Colaert,
een grooten bestierder is en een spaarzaam
gebruik maakt van bet zuurgewonnen geld
der lastenbetalersen, och arme! Zij zijn
deerlijk mis.
't Nieuwsblad, het Journal naklappen-
de, zegt onder andere, dat de ware toe-
stand der stadsgelden te zoeken is in de
gewone ontvangsten en uitgaven. Het
Progrès zal hierin ongetwijfeld van ons
gedacht zijn.
Zeker is het van uw gedacht voor zoo
veel nochtans dat dien toestand waar en
rechtzinnig is.
Is het aboo bij onze stadhuisbazen?
Het publiek laten wij daarover oordeelen.
In 1887, zegt onze klerikale konfra-
ter, sloot de rekening van gewone ont-
vangsten en uitgaven met een overschot
van 14769 fr. 07 c., en nu, in 1899, is er
voor 't gewoon alleen, 48287 fr. 08.
En het doet daarop volgen een reek cij
fers van de negen laatste jaren van 't libe
raal bestier en achter deze de negen jaren
van 't katholiek bestier.
Met eene vergelijking te maken, zegt
het zullen onze lezers zien wie best
het oud of het üieuw bestier voor
de stadsgelden zorgen.
Wilt gij nu, vraagt het verder, het
middengetal voor de twe6 bestieren?
Het liberaal bestier, dooreen fr. 16217,00
(leest 16021 fr. 70 c. overschot).
Het katholiek bestier fr. 46971.00 (leen
y> 46439 fr. 48 overschot).
Bijgevolg hebben de katholieken,elk jaar
dooreen 30555 fr. (leest 30417.78), meer
over dan de liberalen.
Hoe vindt gij dat Progrès
En het Nieuwsblad wacht de antwoorde j
af.
Dit alles verdient onderzoek, en wij zijn
dus aan onze beide tegenstrevers eene ant- 1
woord schuldig.
"Vooreerst indien onze stadbuisbazen hun
ne rekening van het gewoon, alle jare, heb- j
ben kunnen sluiten met een aanzienlijker j
overschot dan die der liberalen, het is voor- j
namelijk omdat ze gedurende de 9 jaren j
dat zij het stadsbewind ia handen houden,
341,939 fr. 70 c., dat is gemiddeld 37,993 fr.
30 c. meer per jare, ontvangen hebben van
het gemeentefonds en het bijzonder fonds,
in vergelijking van het jaar 1889.
Zij kunnen daaruit dus geene verdiensten
halen.
Indien men rekening houdt van dezen
schielijken aanwas van geldmiddelen die de
liberalen vóór bet jaar 1890 niet genoten
hebben, en dat men de som van 37993.30 fr.
aftrekt van de gewone rekening van het
katholiek bestier, bet overschot van deze,
zou slechts gemiddeld 7335 fr. per jare be
dragen in plaats van 30.555 fr., dus dat de
liberalen, elk jaar dooreen 8686 fr. meer
overschot zouden gehad hebben dan de ka
tholieken
Ten bewijze biervan, zeggen wij dat het
liberaal bestier in 1890, laatste jaar van
hun beheer, voor de eerste maal slechts
15.753 fr. uit het bijzonder fonds heeft ge
trokken en dat dit voor uitslag had hunne
rekening van den gewonen dienst van het
zelfde jaar te sluiten met een oveischot van
32.552 fr. 76 c.
Overigens, onze opmerking wegens den
meerderen ontvangst door de katholieken
gedurende de 9 jaren van hun bestier ge
daan, wilt het Journal wel herkennen als
juist en gegrond, maar het zegt dat het ga-
volg dat wij er van afleiden geen bewijsre
den is. Hij noemt dit een uitvlucht zoe
ken Over zulke polemiek laten wij het
onpartijdig publiek oordeelen.
Ter verdediging van zijne vrienden, ver
haast het Journal te zeggen dat het ka
tholiek bestier geene gewone uitgaven ge
daan heeft in evenredigheid der vermeerde
ring zijner ontvangsten.
Deze bewering is teenemaal ongegrond.
Integendeel, er zijn in 1899 merkelijk
meer gewone uitgaven, maar deze zijn be
wimpeld in bet hoofdstuk der buitengewone
uitgaven van het jaar 1900 onder den titel
van herhalingen en regelingen. Dit is nog
een middel dat onze stadhuisheeren, jaar
lijks gebruiken, om de rekening van het
gewoon met een groot overschot te kunnen
sluiten en de Yperlingen te verblinden.
Ziehier wat onze oolijkaards van het hal
lekot nog doen
In hunne begrooting voor den gewonen
dienst, vergeten zij, met voorbedacht, eene
menigte gewone uitgaven te brengen. Zij
hebben zelfs geen artikel in hunne begroo
ting voor onvoorzien zooals bij alle wel ge
regelde besturen bestaat. Daarop zouden al
lerhande bijlagen en hulpgelden kunnen
uitbetalen, zooals aan maatschappijen van
kunst en vermaak, aan jonge artisten, aan
het Pompierskors en aan de stadsharmonie.
Waarom willen zij daarvan niet
Zij weten nochtans maar al te wel dat
kapitein Baus, alle jaren, subsidien eischt
om met zijne mannen uitstapjes te doen, en
zij spijts alles hun moeten voldoen, want
men heeft met hem af te rekenen.
Wat meer is, verschelde kredieten voor
de noodzakelijkste onderhoudswerken zijn te
bekrompen.
Andere zijn niet verteerd, zoo zien wij,
in de rekening van 1898, die wij te zien kre
gen, dat op de artikels 44 en 45, voor on
derhoud van de straten en buitenwegen, op
de begroting ingeschreven, voor 6500 fr. er
alleenlijk 3453 fr. 07 c. zijn gebruikt geweest
en dat er dus 3046,93 c. overschootIs dit
geene slechte spaarzaamheid daar een ieder
weet hoe zeer onze kalsijden in stad en de
wegen te lande verwaarloosd zijn, tot groo
te opsprake van de katholieken zelve en van
sommige raadsleden.
Waarom handelt ons schepen collegie
alzoo? Niet anders dan om al die gewone
uitgaven die jaarlijks voorkomen, op den
buitengewonen dienst van het volgende jaar
te kunnen leggen. Geen wonder dus dat ons
klerikaal bestier met zulke middelen, zoo
veel overkomt op het gewoon en aldus poe
der in de oogen kan werpen van de eenvou
dige Yperlingen.
Nog iets om te eindigen Het liberaal be
stier nam nooit zijnen toevlucht tot zulke
trucs om den toestand te verbloemen. Op
laatste rekening (4890) vinden wij steeds voor
5601 fr. 50 c. herhalingen als buitengewoon
uit hoofde van het vorig jaar. Onder het te
genwoordig katholiek bestier zien wij er in
1897 voor 39876 fr. 76 c. in 1898 voor
35848 fr. 31 c. in 1899 voor 32260 fr. 81 c.
Nooit heeft het schepenkollegie van de toe
gevendheid van de raadsleden meer gebruik
en zelfs misbruik, gemaakt om hun, buiten
de begrooting, alle slag van gewone en bui
tengewone uitgaven te doen stemmen. En
inderdaad, wanneer wij de verslagen der zit
tingen van 1899 nalezen, bestatigen wij dat
er voor 32871 fr. kredieten zijn gestemd ge
weest, die in 1900 als verhaling en regelma-
tigheidshalve op het buitengewoon moeten
gebracht worden, ongeminderd de sommen
te betalen op het overschot der leening van
850,000 fr.
Is dit al regelmatig?
Wanneer een stadsbestier tot al zulkemid-
dels zijnen toevlucht neemt moet men daar
uit niet besluiten dat den geldelijken toe
stand onzer stad te wenschen overlaat?
De brave en kristelijke heer Napoleon
Meersseman komt zijn ontslag te geven als
lid van het Godsbuizenbestier.
Men zegt dat hij moe en beu was, daarvan
deel te maken, en dat hij, in zijne eenvoudi
ge en rechtzinnige geloofbelijdenis, een
gansch ander gedacht ha 1 van dien raad toen
hij toestemde een mandaat er bij te aanveer-
den.
Dit verwondert ons geenszins.
M. Meersseman is door onze hallekouters
vervangen geweest door zekeren heer Olli-
vier, nogmaals een vreemdeling, die hier,
door niemand gekend Is, aangezien hij pas
eene maand onze stad bewoond.
Wat zegt gij daarvan Yperlingen?
Onze meesters vonden onder u niemand be
kwaam of weerdig om van het hospicenbe-
stierdeel temaken.
Wat zullen wij nog al zien?
A propos, wanneer zal de schepen kerk
meester Fraeys er toe besluiten ook zijn
ontslag te nemen van den zelfden Hospicen
raad?
Verstaat dit heerschap niet dat zijne be
diening op het stadhuis niet overeenkomt
met die van lid der Burgerlijke Godshuizen?
Waarlijk, de feesten door de Turners-
Maatschappij de Onvermoeibaren gegeven,
worden meer en meer aantrekkelijk en ge
tuigen van den vooruitgang onzer Turners
in al hunne lichaamsoefeningen. M. Brussel
mans mag fier zijn over zijne leerlingen,
zij werken als één man, met eene juistheid
die iedereen verwondert. Dit was zondag 11.
nog eens het geval in de oefeningen met den
stok.
M. Bartier vergastte ons op twee schoone
romancen, die hij met veel gevoelen voor
droeg en waarmede hij overvloedige toejui
chingen inoogstte en genoodzaakt werd we
der te keeren om aan het bisgeroep te beant
woorden.
De heeren De Coene Marx Lesaffre en
X gaven ons een staaltje van de schermkunst
in de XV* eeuw. Men zou zich waarachtig in
den tijd der Muskettiers gewaand hebben,
want op het zicht der vier strijders dacht
men onvrij wilig aan de helden van Alex.Du
mas, Athos, Porthos, Aramis en D'Artagnan
die in hun avontuurlijk leven zoovele ge
vechten geleverd hadden. Om de begooche
lingen nog grooter te maken werd D'Arta
gnan overwonnen en ten gronde geworpen
en de drie overwinnaars lieten een medelij
denden blik op hunnen vriend vallen doch
verheugden zich over hunne zegepraal.
De heer X. met zijne kluchtzangen en al
leenspraken heeft zoo hartelijk doen lachen
dat er geen einde scheen te zullen aankomen.
Hij heeft eene aangename stem, een
schoon voorkomen en eene mimiek die ui
terst wel bevallen. Ook werd hij dapper toe
gejuicht en tot driemaal toe teruggeroepen.
Het sabelgevecht der heeren Lesaffre en
X. bewees nogmaals van den vooruitgang
onzer turners en oogstte ook veel bijval.
De heer X. vergastte ons op een muziek
stuk der Traviata voor piano en bracht niet
weinig bij om het feest een afwisselend aan
zien te geven.
Eindelijk het groot Congoleesch Ballet
kwam dit schoon feest sluiten en M. Brus
selmans bewees nog eens dat hij noch tijd
noch moeite spaart om zijne leerlingen won
deren te doen verrichten
Kortom, het was een allerschoonste feest
dat den leden vele vermaak verschafte en
m