TAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. Orgaan der Liberale verbintenis van Vperen en het Arrondissement. «EENDRACHT MAAKT MACHT.» Vrije handelaarsbond van Yper en het arrondissement. Vijftiende jaar Zaterdag 19" Jannari 1901. Nummer 3. Gemeenteraad van Yper. Abonnementsprijs voorop betaalbaar 3.00 fr. p«r jaar voor den buiten. 3.50 ft*, voor stad. Per 6 maanden 1 fr. 50. Per 3 maandon 1 fr. Annoncen: 15 cent {per drukregel. Rechterlijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 5 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 4 fr. per 100 Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. Do annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaandoren, als- snede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij n onderteekend toe te zenden. Artikelen ongoteekend. of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. AAN DE BURGERS, HANDELAARS EN NERINGDOENERS,j Mijnheer en, Het voorloopig Bestier, gekozen in de twee partijen, heeft de eer U te noodi- gen tot de tweede groote algemeene vergadering op Zondag 27n Januari 1901, in de zaal der BEURS. 1° Lezing van het ontwerp van reglement. 2° Voordracht door den Heer Edouard GOOSSENS, handelaar, voorzitter van de federatie der Burgersbonden van het land en gemeenteraadslid van Gent. Andere sprekers zullen er nog het woord voeren. Wij doen een bijzonderen oproep tot al dezen die onzen bond nog niet bij getreden zijn. Dat zij opkomen naar ODze vergadering, waar er zal gesproken worden over het nut en de noodzakelijkheid Yoor de burgers en vooral voor de handelaars, van zich te vereenigen. De lagere klassen zoowel als de hoogere vinden in de vereeniging hunne grootheid en hunne macht. Langer onverschillig olijven ware voor de burgerij niet alleen eene uitzinnigheid, maar zelfs eene misdaad tegen haar eigen zeiven, en tegen gansch de samenleving. Is het immers de burgerij niet die de voornaamste klas der maatschappij uitmaakt, omdat zij de talrijkste is, en nog meer, omdat zij de noodige en on misbare band is tusschen de twee andere klassen. Zonder burgerij is het maatschappelijk leven onmogelijk, en zonder veree niging is de burgerij veroordeeld om te verdwijnenDe kleinhandel kwijnt en staat om versmacht te worden onder den druk der samenwerkende maatschappijen. 't Is tijd en hooge tijd dat wij onze lammoedigheid afschudden en vastberaden den strijd aaüvangen om de plaats te heroveren die ons toekomt. Daarom sluiten wij ons bij de algemeene beweging van ontwaking der burgerij. Overal wordt de noodkreet geheven. Gent, Brugge, Rouselare, Oostende, enz. hebben reeds hunnen bond. Andere steden zullen volgen. Yper en mag niet ten achter blijven. Treden wij in den bond, doen wij hem leven en bloeien door onze medewerking en ons groot getal. Alsdan zullen wij machtig zijn om onze rechten te doen gelden. Wij hebben voldoening te bekomen voor onze plaatselijke belangen deze zullen in onze vergaderingen besproken worden, om recht te verkrijgen waar het behoort. De- verdediging der algemeene belangen der burgerij zal het gezamentlijk werk zijn van al de bonden van het land, in federatie vereenigd. Wij verwachten U dus op onze algemeene vergadering. Wij verwachten U bijzonderlijk in onzen bond. Pas tot stand gebracht, telt hij reeds hovende honderd leden't Is een bewijs dat hij op zijne ure gekomen is en aan eene wezentlijke noodzakelijkheid beantwoordt. Alle politiek is verboden. Onzo leuze isAllen voor één, Eén voor allen. Aanveerdt, Mijnheeren, onze beste groeten. Het voorloopig beslier Alphonse ANGILLIS, aannemer, Vincent CARPENTIER, drogist, Joseph DIDIER, aannemer, Emile DURNEZ, handelaar, Hector JONCKHEERE, brouwer, Ernest SEYS, fabrikant, Henri VANDERGHOTE, handelsbediende, Camille VAN WONTBRGHEM, vleesschhouwer. Zitting van Zaterdag 5 Januari 1901. De openbare zitting wordt ten 5 u. 05 m. geopend. Zijn tegenwoordig: MM. Colaert, Burge meester-Voorzitter; Berghman en Fraeys, schepenen; Struye, Iweins, Boone, Bege- rem, Fiers, Decaestecker, Vandenboogaerde, Vanderghote, D'Huvettere, Vandenpeere- boom, Bouquet, raadsleden; M. Gorrissen, secretaris. Afwezig: M. Surmont. Het verslag der zitting van 24 November is goedgekeurddat van 22 December wordt op het bureel neergelegd ter inzage der eden. 1. Mededeelingen. De leden van den Raad aanhooren, recht staande, eene toespraak van den Heer Voor zitter betrekkelijk het overlijden van den heer baron Ruzette, Gouverneur der Pro vincie. Een voorstel van den heer Burge meester om aan de familie van den overle den magistraat een adres van rouwbeklag te zenden en eene afvaardiging van den Raad de lijk plechtigheid te doen bijwonen, wordt algemeen aangenomen. M. de Voorzitter. Mijnheeren, de drukpers heeft zich bezig gehouden met een ongeval dat voorgevallen was aan de schil derij van Carolus, welke deze zaal versierde. Men heeft gevraagd of het gat dat in het lijnwaad gemaakt is, moet toegeschreven zijn aan een sabelhouw, eene degensteek of iets dergelijks. Wij hebben een onderzoek gedaan en wij hebben de zekerheid bekomen dat het kunstwerk in kwestie doorstoken is geweest, daags voor het Ste Cecilia banket de dader van dat ongeval is een werkman der stad, (M. de Voorzitter zegt een naam)(l) die overigens onmiddelijk bekend heeft, 't Is met verscheidene stoelen opeen te hoopen, dat hij een der pikkels van eenen stoel door het doek gesteken heeft. Iedereen kan zich immers overtuigen want wij verbergen de schilderij niet dat het vierkante gat aan die oorzaak moet toegeschreven zijn en dat het ongeval niet onherstelbaar is. Wij zullen overeenkomen met een bevoegd man om het werk derwijze te herstellen dat het niets van zijne kunstwaarde noch zelfs van zijne verkoopbare waarde verliest. Ziedaar de rechtzinnige en volledige uit leggingen die wij u te geven haddengij ziet, mijnheeren, dat wij niets te verbergen hebben. Wij hebben u nog eene andere mededee- ling te doentoen wij de begrooting voor 1901 gestemd hebben, hebben wij als ont vangsten eene som van 3,480 fr. ingeschre ven, als vermoedelijke opbrengst der ver- kooping van boomen groeiende langs de Yperlée. De bemerkingen door een onzer achtbare ambtgenooten gedaan, hebben er ons toegebracht deze kwestie opnieuw te doen onderzoeken door een man die, zoo het schijnt, bevoegder is dan de toeziener der werken, en uit dit onderzoek vloeit voort dat de schatting van dezen laatste onvol doende is. Volgens onzen schatter mogen wij rekenen op eene ontvangst van 5,443 fr. het is dus 2000 fr. meer dan het voorziene cijfer. 't Is in dien staat van zaken dat wij de verkooping ingehouden hebben. Ik heb gevraagd of het waar was dat de boomen moeten weggenomen worden om het afvloeien van het water der Yper lée te vergemakkelijken; het antwoord was ontkennend. Dan heb ik gevraagd of het noodig was die boomen te vellen ter oorzaak hunner rijpheid en de deskundige heeft mij geant woord dat men er veel bij zou winnen de zelve gedurende nog zes tot tien jaren te laten groeien. Eindelijk heb ik gevraagd of zij moesten geveld zijn omdat zij zich in eenen slechten staat bevonden en nog eens heb ik een ont kennend antwoord gekregen. Wij hebben onze dwaling herkend en de verkooping ingetrokken. M. de Voorzitter. Mijnheeren, de eer ste dag van 't jaar is gekenmerkt geweest door eenen brand, die uitgebarsten is op den Verloren Hoek en eene hofstede gansch ver- nield heeft bewoond door de familie Gallens en toebehoorende aan M. Merghelyack, ar- rondissements Commissaris. 'S anderdaags heb ik eenen brief van de zen laatste ontvangen. (Volgt de lezing van den brief, waarin de achtbare arrondissements Commissaris zich beklaagt dat noch pompiers, noch politie, noch de leden van den Gemeenteraad, noch de gendarmerie zich verzet hebben om naar de plaats der ramp te gaan. M. Merghelynck beklaagt zich ook over den torenwaker, die den brand niet geseind heeft, welke noch tans op het grondgebied van Yper uitge barsten washij wijst dieften aan die in de hofstede gepleegd werden dank aan de af wezigheid der politie en doet uitschijnen dat de agent gelast met den buitendienst het geaieentegebied zoude moeten bewonen, maar niet de stad en niet zou moeten ver plicht zijn dienst in de stad te doenna nog andere grieven te hebben opgesteld, vraagt M. Merghelynck op wien de verantwoorde lijkheid rust van de werkeloosheid en de onverschilligheid bewezen door al de open bare diensten). M. de Voorzitter. Mijnheeren, gij zult kunnen bemerken dat het geschrift zoowel als de schrijftrant van dezen brief de over haasting aanduidt waarmede hij geschreven is geweest, eene overhaasting die strijdig is met veel overdenking. M. Merghelynck heeft het op iedereen gemunt en laakt iedereen, gelijk hij het nog gedaan heeft te Yperen. Welnu, wij zullen aan den Gemeenteraad al de bijzonderheden mededeelen die wij heb ben kunnen vernemen ten gevolge van een onderzoek gedaan door den Burgemeester, bijgestaan door den heer Secretaris. M. Merghelynck zegt eerst: de brand is uitgebarsten omtreDt 6 ure 3/4 's avonds, 't Is nogelijk, ik wil het niet betwisten maar ik betwist dat de ramp gekend is ge weest in de stad kwaartier vóór 7 ure of ten 7 ure. Het blijkt uit het onderzoek dat de toren- waker de politie niet verwittigd heeft, om dat het hem docht dat de plaats, door de vlam aangeduid, gelegen was over den Fre- zenberg, op het grondgebied van Zonne- beke. Die verklaring van den torenwaker is bevestigd door twee politieagenten. (1) M. Merghelynck zegt dat de politie, noch de pompiers (2) noch de leden van den Ge- meenieraad, noch de gendarmerie verroerd hebben. Dat is misschien waar, want ik her haal het, niemand in de stad kende de ge beurtenis, buiten eenige personen, die noch de politie noch den Burgemeester verwittigd hebben (3) En M. Merghelynck denkt te HET WEEKBLAD DAGORDE (1) Wij verkiezen den naam te verzwijgen. Aan nemende zelfs dat het vastgesteld zij dat een stads werker de onvrijwillige oorzaak der schade is, nog zouden wij de openbare verklikking hier door M. Colaert jegens een ongelukkigen werkman ge pleegd. noch kiesch noch fatsoenlijk vinden. In dien het verhaal dat de Burgemeester ons opge- discht heeft over het voorval waar is, het was zijn plicht niet den naam te zeggen van den nederigen werkman waarvan onbehendige bevelen misschien den onverantwoordelijken dader van het ongeval gemaakt hebben, maar het was zijn plicht van hem, vaderlijke magistraat, eenen naam te ver zwijgen dien wij ons wel zullen wachten te her halen, omdat hij waarschijnlijk maar dient om de looze streken te verbergon van te dartele houten.... sabelslepers. (N. d. R.) (1) Do wonderbare politie die gij daar hebt, heer Colaert 1 De torenwaker twijfelt over de juiste plaatswaarde brand uitgebarsten is; het dunkt mij zegt hij, dat het op den Frezenberg is. En die waakzame politieagenten gaan heel gerust in het bureel hun ;kaartpartijtje voortzetten, terwijl de brand in de lucht eenen gloed doet ontstaan. Geen een geeft zich de moeite te gaan zien of de akelige vlammen welke men duidelijk van de Meenen- poort ontwaart, het huis van eenen medeburger vernielen. Met zulke politie te Yperen mogen wij gerust slapen. (N. d. R.) (2)Hoeveel kosten zij jaarlijks? (N. d. R.) (3)De brand was in Yperen zoowel gekend, om trent 7 ure dat een groot getal Yperlingen oDmid- delijk ter plaats geweest zijn en dat men overal hoorde zeggen dat eene ramp in de omstreken der Potyze voorgevallen was. Ga dus niet doen gelooven, M. de Burgemeester, dat niemand in de stad de gebeurtenis kende. (N. d. R.j

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1901 | | pagina 1