VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-Handels- en Annoncenblad. Orgaan der Liberale, verbintenis van Yper en het Arrondissement. I EENDRACHT MAAKT MACHT. De zaak Godtschalck in de Kamer. Vijftiende jaar Zaterdag 9n Februari 1901. Nummer 6. Een overzicht in 't verleden. Volkswil of Godswil. Abonnementsprijs Toorop betaalbaar 3.00 fr. per jaar voor den buiten. 2 50 fr. voor stad. Per 6 maanden 1 fr. 50 Per 3 maanden 1 fr. Annoncen. 15 cent per drukregel. Rechterlijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 5 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 4 fr. per 100 Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden' eens gratis ingelijfd. I)e annoncen voor Bolgië, ter uitzondering der beide Vlaanderen, als mede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaantde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij tj>n onderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. Wanneer w: een vijftigtal jaren achteruit blikken en den toestand onzes land van toen vergelijken met den hedendaagschen, dan vraagt men zich met rede af hoe het moge lijk is, dat op dit kort tijdverloop, een vrij volk als liet onze, zoo laag kan vallen, zoo diep onverschillig kan worden om dch.maar al te lamlendig door onze meesters, de bis schoppen, te laten drillen, en zich zoo ge dwee door de klerikalen laat met den neus leiden, dat men tegenwoordig in het verst afgelegen hoekje van Zuid-Amerika, mede lijdend de schouders voor ons moet ophalen. En inderdaad, waar zijn de Belgen van vroeger? Zagen wij niet, in 1841, dat het voldoende was in de Kamer van Volksvertegenwoor digers, van de doode hand te spreken, ten voordeel der Hoogeschool van Leuven, om volk in opstand te brengenen wanneer in 1846, het ministerie Malou een paar wetten dierf voorstellen, het oniniddelijk viel onder de verachting van 't volk 1 De beruchte kloosterwet op 't verrijken van paters en nonnen met de openbare cen ten, deed in 1857 het volk bijna te wapen loopen, en nu, in 1890, ziet men eene wet stemmen welke met karrevrachten onze duurgewonnen gelden naar de kloosters moet voeren. En dat zelfde volk blijft kalm 1 De bende Langrand-Dumonceau die onder de benedictie des pausen onder de leiding der klerikale ministers en onder de bescherming der bisschoppen hier zooveel menschen be droog, verwekte een nieuwen opstand. Het volk wilde niet dat men den schuldig- ste onder die bedriegers tot de waardigheid van Gouverneur verhief en eischte zijne af stelling. En heden zien wij veroordeelden der kle rikale partij, mannen wier plaats in het ge vang is, als burgemeester eener groote stad en verheven tot het eervol ambt van wetge- gever1 Is het niet wraakroepend en zijn wij dan zoo laag gevallen dat er in ons land geene eerlijke menschen meer te vinden zijn om die bedieningen te bekleeden? Zagen wij niet, en dat is nog in het geheu gen van iedereen, dat de Koning verplicht was eenen Woeste schandelijk uit het mini sterie te werpen, omdat oaze Vorst begreep dat, indien men dien man liet begaan, hij België naar den ondergang zou leiden. En wat zien wij heden gebeuren, diezelfde Woeste, te Luik, en dat nog al door de ka tholieke jonkheid in triomf op de schouders dragen I Dat moeten wij beleven op 't einde der ne gentiende eeuw Wij zijn niet van gedacht, ten andere ons formaat daarom veel te klein zijnde, hier he den al de rechtvaardigheden aan te halen gepleegd door de mannen, die te laf zijn om weerstand te bieden aan de drukking van eenen Woesle, het land zooverre gebracht dat het niet meer terug kan stappen op de baan die het zoolang eervol bewandelde. Al de daden van liet hèdendaagsch kleri kaal ministerie zijn eerloosheid, politiek be drog en mensclienbedriegerij geweest. Ondersteund door hunne slaafsche meer derheid achten onze regeerders zich alles toegelaten. Hebben wij niet gezien, slechts eenige da gen geladen, dat minister Vandenpeerebooin onze officiers der maalbooten voor luiaards uitschold, omdat zij hunnen nood durfden klagen En is het geene schande, dat wij in het Belgisch Parlement, om wilde der geldelij ke bélangeriedoor hen die zich niet schamen katholiek te noemen, een man hebben hoo- ren verdedigen zooals den gekroonden bloed hond van Turkije, die duizenden christenen deed vermoorden. 01 klerikale huichelaars, wat verandert uwe tak tie k, wanneer de coffre-fort in het spel is. Het geld, ziedaar uwen waren gods dienst 1 Ehwel, gij allen vrienden van vrijheid en van vooruitgang, zult ge, bij het vernemen van zooveel onrecht nog langer aarzelen, om de handen in een te slaan en samen den vijand aan te vallen? Zucht ons land nog niet lang genoeg onder de heerschappij van het papendom? Hopen wij, voor 't heil van België, dat ditmaal onze oproep zal aanhoord worden en dat alle vrienden van het licht en vijan den van den domphoorn elkaar zullen ver staan om ons land uit de klauwen der bis schoppen te verlossen. Het volk zal er hun dankbaar om zijn. Onbetwistbaar is het volksleven in deze laatste jaren tamelijk verbeterd; doch, de demokratie die langzamerhand opstijgt, moet op vasten grond staan; onze grondwet na melijk, die vrijheid wil voor allen, gelijk heid voor arm en rijk. Wel is waar moet die grondwet herzien worden, maar daar de Belgen niet eens zijn over de artikelen die veranderd dienen te worden, houd ik het voor een gekbeid, wanneer de werkende klas den tijd van lotsverbetering afwacht met de banden in de zakken, als wij dezelve onmiddeiijk kunnen genieten, door de han den uit de mouwen te steken. De politiek welke tweedracht in alle ran gen zaait moet nu eens ter zijde gezet wor den. Zulks is mogelijk, sinds de verzoenings- wet van evenredige vertegenwoordiging ont staan is; deze geeft, aan eenieder 't zijn de eene kliek of een partij zal nooit meer de andere kunnen verpletteren. Die wet is de redplank van alle echte volvsvriendendie voorspoed en vooruitgang liefhebben; zij laat toe aan de mannen van goeden wil de han den in de handen ie leggen en te zeggen Daar is het doel dat wij moeten bereiken: Alle de Belgen zijn gelijk voor de wet! De werkende klas vraagt verplichtend on derwijs en gelijkhei i van militaire plichten, alsook vermindering van andere lasten; zij tracht ook naar zuiver algemeen stemrecht. Zulk programma Kan in ééns niet uitgevoerd worden, maar.üu wij, in de Kamers, verte genwoordigers van alle partijen tellen, moe ten de mannen van alle partijen samen tot hen gaan en zeggenVóór nieuwjaar zijt gij, volgens de wet, verplicht het getal lote- lingen te stemmen, die toekomende jaar naar de kazerne moeten gaan. Zal eindelijk, ter dier gelegenheid de plaatsvervanging afge schaft worden, en zullen de volksjongens nog alleen hun vaderlandschen plicht moe ten doen? Wat baat ons de almoes van dere- muneratie, als wij werkhuis on huisgezin nuoeteu verlaten in ouzo schoonste leerjaren In deze eeuw mag er geen sla venklas meer bestaanWeg met de plaatsver vanging Weg met ons onrechtvaardig mili tair stelsel En zulks kunnen wij bekomen, als, van nu af, allenklerikaal, sociaal en liberaalva ders, moeders, kinderen, de gewezen solda ten, allen te gelijk, duidelijk maar bedaard, hun wil doen kennen aan volksvertegen woordigers en burgemeesters van alle ge meenten. Wie kan ons weerstaan? Wij zijn het getal, wij zijn de macht, wij drukken uit den wensch van den koning, het hoofd van het leger, wij willen ons rechtZoo doende, bereiken wij den eersten trap, die ons naar ons doel leidt. Het is bij de oefening des Kamers, dat wij moeten be togen en werkenhet is op het cogen- biik van de opmaking der lotelingslijsten dat wij protest moeten aanteekenen en niet den dag der loting zelf afwachten, want dan is het te laat. Nog eens, propaganda op straat, in de werkhuizen, maatschappijen en va&bonden, in de dorpen zoowel als in de steden, en de plaatsvervanging, die ons verslaaft en ver nedert, zal verdwijnen. Wij zullen in onze rangen geen mannen meer telleD, die uit nood of luiaardij hun vel aan onze hatelijke goevernanten of zielverkoopers voor een spotprijs gaan leveren. Het is de schande van ons landin België alleen is de lafheid van den rijkdom nog toegelaten. Ook moeten de Kamers met de opening weerklinken van den volksroep: Weg met de plaatsvervan ging! Zitting van 24 Januari 1901. M. Ernest Nolf heeft aan, den heer Mi nister van Justicie de volgende vraag gesteld: In 1892 werden de burgerlijke godshui- zen van leper als algemeene erfgenamen aangesteld van de goederen nagelaten door wijlen den heer Karei Godtschalck, in le- ven eigenaar te Zillebeke, op last eene school van landbouwonderwijs op te rich- ten waar de weezen en verlaten kinderen eerst van Yper, daarna van het arrondis- sementen ten derde van de proviacie West- Vlaanderen zouden in opgenomen worden. De instelling moest, luidens dit testa- ment, worden volledigd, naarmate de hulpmiddelen het zouden mogelijk maken, door toevoeging of inrichting van eene huishoudschool voor verlaten meisjes en weesmeisjes. De school moest, naar den - wensch door den aflijvige utgedrukt, ge- bouwd worden op zijnen eigendom te Wyt- schat,e gelegen en zijnen naam dragen. Koninklijke besluiten van 21 December 1892 en 27 Januari 1893 verleenden aan de burgerlijke godshuizen van leper machti- ging om dat legaat te aanvaarden zuiver geschat op ongeveer 4,500,000 frank, en dit onder de voorwaarden door den erflater gesteld en mits afhouding van eene som van 2 millioen over welker aanvaarding later uitspraak zou worden gedaan. Bij koninklijk besluit van 2 april 1894 werd een overeenkomst goedgekeurd, die met de wettige erfgenamen was gesloten, en waardoor de 2 millioen werden verdeeld, hls volgteen millioen werd aan de wet- tige erfgenamen, 700,000 frank aan den Slaat en 300,000 frank aan de godshuizen toegekend. Zou de achtbare heer minister ons kun- nen zeggen Hoe het komt, dat op ditoogenblik, de gemeente Wytschaete de school, door het testament voorzien, nog niet heeft beko- men. Welk gevolg is de bevoegde overheid voornemens te geven aan eene beraadslaging van de burgerlijke godshuizen van Yper, waardoor werd beslist het onroerend goed waarop de school zou moeten worden opgericht, te koop te «tellen? Hoe het komt dat de Staat zich van het legaat Ghotschalck eene som van 700,000 frank heeft toegeëigend, om te leper eene verbeteringschool op te richten, die niet voorzien is in het testament Ten slotte, hoe hebben de burgerlijke godshuizen van leper, op 20 November 1896, 23 December 1896, 24 Januari 1898 «en 9 Juni 1900 kunnen beslissen van de gelden van Godtschalk kapitalen te nemen die gebruikt worden tot doeleinden die geenszins beantwoorden aan de klaar uit gedrukte inzichten van den erflater? De heer Van den Heuvel, minister van Justitie. De vraag van den heer Nolf vergt vier antwoorden 1" Is de instelling door het testament van den heer Godtschalck nog niet in het leven geroepen nog niet ingericht, dan is zulks te wijten aan het proces tegen de godshuizen ingespannen door Mejuffer Bailleul die gansch de roerende nalatenschap voor zich eischt 2° Van 10 Juli 1896 af heeft de Regeering geantwoord dat het noodig is vooraleer toe lating te verleenen tot het verkoopen van het onroerend goed te Wytschaete, zeker te zijn over de keus van de plaats waar het ge sticht zou gebouwd worden 3° Ten gevolge van eene overeenkomst tus- schen de erfgenamen van den hr Godtschalck en de besturende commissie der godshuizen, door een koninklijk besluit van 28 Juli 1894 goedgekeurd, werd eene som van 700,000 frank door de erfgenamen aan den Staat af gestaan, met het doel eene weldadigheids- school op te richten 4° Het departement van Justitie heeft de beraadslagingen van de besturende commissie der burgerlijke godshuizen, waarvan de heer Nolf de datums mededeelde, niet in zijn be zit. Zit ling van 5 Februari. Twee vragen worden door den heer Buyl gesteld aan den heer minister van openbare werken. Ziehier de eerste: Op eene vraag van mijn achtbaar mede lid, den heer Nolf, aangaande het hervormen in kasseien van den steenweg van Yper op Yeurne alleen strekkende tot liet bekomen van de verbetering van den bestaanden steen weg met het aanloggen van een boord in macadam van 3 meters breedte terzijde de baan, werd door den heer minister geant woord dat de werken tusschen Yper en El- verdingke waren aanbesteed. Zou, daar tot hiertoe geené enkele aan besteding heeft plaats gehad voor hot be- steende baanvak tusschen Elverdingbe en en Veurne, de heer minister geen voldoening kunnen schenken aan de landbouwers, han delaars en voerlieden, die over den bestaan- den toestand klagen, door voor dat gedeelte HET WEEKBLAD I II IIWI II I I— I—■IBIIMIWMM—III I Mil—irill- t

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1901 | | pagina 1