De Rijschool van IJper.
Kiezerslijsten.
STADSNIEUWS.
S'rijks middelbare school te Yper.
Redevoering van M. Nolf.
M ft0[f. ik beu niet voornemens eene
redevoering uit te spreken, aangezien de
Kamer begeert ten spoedigste hare werken
te eindigen en dat mijn tijd van spreken
beperkt is.
Ik moet nochtans een woord zeggen over
den staat der kazernen van Yperen.
In 1897, heeft de Regeering door de Ka
mers een crediet van 20 millioenen doen
stemmen voor de verbetering der kazernee
ring. Het uittreksel der uitgaven door dit
crediet beoogd voorzag eene som van 264.000
franken voor vergrootings-, inrichtings- en
verbeterings werken uit te voeren aan de
Rijschool van Yperen.
Op die bijzondere som van 20 millioenen
heeft de Regeering maar eene som van
26,995 fr. 74 c. verteerd voor de plaats van
Yperen, zooveel als te zeggen dat zij mets
gedaan heeft.
De begrooting van dit jaar draagt eene
nieuwe vraag van crediet van 3 millioenen
voor voortzetting van het bouwen en ver
beteren van kazernen.
Welnu, er volgt uit de inlichtingen die
mij gegeven zijn geweest door het departe
ment van oorlog, dat de voorziene uitgaven
voor werken uit te voeren aan de gebouwen
der plaats van Yperen, beloopen tot de som
van 26,100 franken, waarvan 7,800 fran
ken voor werken van gewoon onderhoud,
8.198 franken voor groote herstellingen, 8,000
franken voor de vergrooting van de hoef
smederij der rijschool, 2.110 fr. voor de
verandering van gemakken der kazerne van
het voetvolk.
'1 Is zeer weinig, om niet te zeggen niets.
Wij hebben te Yperen ruime en gemak
kelijke kazernen, die een aanzienlijk kapi
taal vertegenwoordigen.
De Regeering bedient er zich niet van. Ons
garnizoen, dat eertijds een geheel regiment
voetvolk, eenen staf en drie schadrons rui
terij bevatte, daarenboven de rijschool met
2 schadrons, is nu verminderd op een ba-
taillon voetvolk, eene regimentschool en de
rijschool.
Terwijl de Regeering aan de wetgevende
Kamers millioenen en millioenen vraagt om
nieuwe kazernen te bouwen in andere ste
den van het land, ontvolkt zij deze welke
zij te Yperen heeft.
Nog meer, zij laat dezelve in puin vallen.
Dit is slecht de openbare penningen gebrui
ken en de schatplichtigen hebben het recht
zich daarover te beklagen.
Ik vraag namelijk aan den achtbaren heer
minister waarom hij de vergrootings- en
verbeteringswerken niet verricht, die moe
ten gedaan worden aan onze Rijschool en
voor dewelke een crediet van 264.000 fran
ken ter zijner beschikking is besteld ge
weest.
Die werken, reeds in 1895 besloten, drin
gen zich meer dan ooit op. De lokalen ver
gen ernstige herstellingen. De Staat ver
waarloost ze tot groot nadeel der openbare
schatkist.
En denkt niet dat ik overdrijf. Ik heb in
mijn bezit het verslag over het algemeen
onderzoek in 1897 gedaan door den heer
generaal Wyckersloot. Dit verslag dat ge
dag teekend is van den 7 September 1897
en geteekend door den Kolonel Jacquet
de Perigny, zegt klaar en duidelijk dat de
lokalen onzer Rijschool in puin vallen.
Men waarschuwt u dus van alle kanten,
mijnheer de Minister, dat er hoogdringend
heid is ernstige werken te Yperen te begin
nen; waarom blijft gij in de werkeloosheid?
Waarom laat gij de gebouwen van den Staat,
waarover gij de zorg hebt, in puin vallen?
Overigens, de noodzakelijkheden van den
dienst eischen de uitvoering van zekere
werken aan onze rijschool.
Het verslag van den Kolonel Jacquet de
Perigny bestatigt: dat de stallen klein en
te talrijk zijn, dat de Kamers der onder
officieren onder de daken vochtig en koud
zijn in den winter, warm in den zomer, dat
niet een ruiter in garnizoen zoo slecht ge
huisvest is als de onderofficieren te Yperen.»
En niettegenstaande dat, M. de Minister,
neemt gij de noodige maatregelen niet om
dien staat van zaken te verhelpen. Gij hebt
te Yperen kazernen in overvloed. Het zijn
ruime gebouwen die gij kunt schikken gelijk
gy wilt. Waarom doet gij het niet
Welke is de geheimzinnige macht die u
tegenhoudt?
Tegenwoordig is er in de school maar ééne
manége groot genoeg voor de oefeningen van
den draf en van den galop. Daaruit volgt dat
al d9 afdeelingen in die manége moeten gaan
die gebruikt is van 6 ure 's morgens, de
mannen staan op in den winter om 4 u. 45
's morgends.
Indien er eene tweede manége ware zou
men het uitgaan der stallen van 1 uur kun
nen verlaten, hetgeen beter zou zijn voor de
mannen en voor de paarden. Welnu om de
tegenwoordige hindernissen te verhelpen,
ware het voldoende eene der bestaande ma
néges te vergrooten, de manége 2, bijvoor
beeld. Dit werk zou niet kostelijk zijn. De
grond is er om ze ten minste 15 meters te
vergrooten zonder eenigen dienst tegen te
werken.
En gij roert niet.
Waarom?
Moeten wij uit uwe werkeloosheid be
sluiten dat de rijschool voor de stad Y peren
verloren is en dat hare verplaatsing naar
Tervueren besloten is?
Ik weet dat zulks de begeerte is van zekere
legeroversten!
Ik verzoek den achtbaren minister ons te
dien opzichte in te lichten en, zoo ja, behoud
ik het recht mijne vraag in interpellatie te
veranderen.
M. de gcneraal-majoor Coussebanl
d'Alkemade, minister van oorlog.
Mijnheeren, ik ben den achtbaren heer Nolf
eenige woorden verschuldigd tot ant voord.
De inrichtingswerken waarvan er vroeger
spraak is geweest hebben niet kunnen uit
gevoerd zijn omdat, van den eenen kant,
men verplicht is geweest dver fe gaan tot
andere werken die veel dringender geoor
deeld waren dan deze en dat, van den an
deren kant. ik de noodige credieten ter
mijner beschikking niet had om de eene en
c'e andere uit te voeren.
Ik heb nochtans overal getracht de kazer-
neenng te verbeteren; maar ik moet ver
klaren dat er hoogdringendheid is de talrijke
werken te voleinden die op verschillige pun
ten van 't land begonnen zijn geweest, voor
aleer andere aan te vangen.
In afwachting dezer voltooiing, moeten
wij ons bepalen, daar waar het noodig is,
den staat der bestaande dingen te verbete
ren, vooraleer over te gaan tot eene her
stelling of eene volledige inrichting.
Zoo, de kazerne der grenadiers is moeten
ontruimd worden, omdat de mannen er niet
meer konden wonen; en nochtans is de
nieuwe kazerne welke dat regiment is gaan
bezetten, niet geheel voltooid. Er blijven
nog nieuwe werken te verrichten voor de
welke nieuwe credieten zullen moeten ge
vraagd worden.
Wat er van zij, voor wat de kwestie van
princiep aangaat waarop de achtbare heer
Nolf komt te zinspelen, zal ik hem zeggen
dat er geene beslissing is genomen geweest
noch in den eenen zin noch in den anderen
aangaande de verplaatsing der rijschool van
Yperen.
M. Nolf. Gaat men de werken begin
nen
M. de generaal-majoor Coussebant
d'Alkemade, minister van oorlog. De
werken die men er begonnen heeft zijn wer
ken van onderhoud welke ik zal voleinden
zoodra ik de noodige credieten ter mijner
beschikking zal hebben, maar ik moet het
achtbare lid doen opmerken dat deze credie
ten niet voorkomen in de begrooting die wij
bespreken.
M. Colaert. Mijnheeren, het antwoord
van den heer minister van oorlog aan den
achtbaren heer Nolf kan ons slechts eene
lichte voldoening geven.
Er is niets beslist, zegt hij, noch voor het
geen het behoud, noch voor hetgeen de ver
plaatsing der rijschool van Yperen aangaat.
Men laat dus de zaken onveranderd't is
hetgeen ons M. Vandenpeereboom over
eenige jaren ook gezegd heeft.
Ik hadde nochtans een stelliger antwoord
willen hebben van den achtbaren minister
en eene stellige belofte dat de rijschool niet
zal verplaatst worden. In 1897, heeft de
Kamer een crediet gestemd van 264.000 fr.
voor de verbetering der militaire inrichtin
gen te Yperen. Ik verlang grootelijks dat
dit crediet benuttigd zij en indien het in de
huidige begrooting niet overgebracht is,
vraag ik dat het zou ingeschreven worden in
de toekomende begrooting.
Zooals het de achtbare heer Nolf komt te
zeggen, het is onbetwistbaar dat de gebou
wen der rijschool in zeer slechten staat zijn.
Ik denk hier den heer minister te moeten
opmerkzaam maken op eenige nuttelooze
werken. Men heeft mei groote kosten een
gebouw doen herstellen dat maar verdiende
afgetrokken te worden. Ik kan dus den
overste van het departement der werken
die te Yperen gedaan worden geen geluk
wenschen. Onder het oogpunt van sestethiek
en iedereen kent den smaakvollen aard
onzer stad, zijnde herstellingen en ver
makingen, die komen gedaan te worden aan
het gebpuw der oude Tempelpoort, waarlijk
te betreuren.
Ik moet nochtans zeggen dat mijn acht
bare collega van Yperen zich vergist heeft,
toen hij herinnerd heeft dat ons garnizoen,
öm zoo te zeggen, ontvolkt is geweest onder
militair oogpunt. Het is wel zoo, maar die
toestand is aan het huidige kabinet niet te
wijten noch aan deze die het sedert 1884
zijn voorafgegaan.
M. Nolf. Maar het is de huidige re
geering die ons 20 millioenen vraagt om el
ders kazernen te bouwen.
M. Colaert. Indien ons garnizoen mer
kelijk verminderd is geweest, is het de
schuld niet der katholieke Regeering, en de
achtbare heer Nolf zal het met mij moeten
bestatigen. Wat ervan zij,ik dring aan met
mijn achtbaren collega opdat de ontworpene
werken ten spoedigste mogelijk zouden ver
richt worden en opdat M. de minister het
toekomende jaar een beslissender antwoord
geve voor wat het behoud der rijschool aan
gaat.
Ik heb hier, over eenige jaren, breedvoerig
deze zaak gepleitik wil niet terugkomen
op de bewijsredens die ik alsdan ontwikkeld
heb. Ik moet nochtans bestatigen dat mili
taire voorname personen denken dat het veel
beter ware de rijschool te Yperen te behou
den, onder het opzicht der tucht en zelfs on
der het zedelijk oogpunt, dan dezelve naar
Tervueren of elders te verplaatsen.
Ik vraag dus aan den heer minister ten
spoedigste mogelijk te willen eene beslissing
nemen en ons eene stelliger verzekering te
willen geven voor wat het behoud der rij
school betreft.
[Zitting van 8n Augusti 1901).
Bespreking der begrooting van t mi
nisterie van 't inwendige.
M. Buyl. Mijnheeren, vele gemeenten
van West-Vlaanderen verwaarloozen zich te
schikken naar het artikel 140 der gemeen
tewet, luidende als volgt
De begrootingen en de rekeningen der
gemeenten worden neêrgelegd in het ge
meentehuis, waar iedere belastingbetaler er
altijd kennis van kan nemen zonder ver
plaatsing.
In de gemeenten geplaatst onder de be
voegdheid der arrondissements commissa
rissen, zijn de rekeningen, daarenboven, be
kend gemaakt in de gemeente de tien eerste
dagen der maand Juni en de begrootiugen
zijn het gedurende de tien laatste dagen der
maand September.
In de andere gemeenten, worden de re
keningen kenbaar gemaakt in de tien eerste
dagen der maand September en de begroo
tingen van den 10 tot den 20 November.
Deze bekendmaking zal gedaan worden
bij middel van plakbrieven. Zij zullen ge
drukt worden telkens dat gezegde rekenin
gen en begrootingen de som van 20.000 fr.
zullen overtreffenzij zullen het mogen wor
den door geschrevene tabellen indien zij deze
som niet bereiken.
Welnu, mijnheeren, een zeer groot getal
gemeenten van West-Vlaanderen komen
volstrekt de wettelijke voorschriften niet na
waarvan ik aan de Kamer kom lezing te
geven.
't Is alzoo dat te Veurne, een liberaal lid
van den gemeenteraad zich gedwongen heeft
gezien te protesteeren tegen de overtreding
van dit artikel der wei. In vele gemeenten
vergenoegt men zich alleenlijk met de be
grootingen en de rekeningen aan eenen na
gel te hangen, in eene plaats die weinig
toegankelijk is, hetgeen niet overeenkom
stig is met de voorschriften der wet die de
aanplakking wil, zooals dit gedaan wordt in
al de groote steden.
Mij dunkt dat de heer Minister van 't in
wendige zou moeten de hand houden dat de
bevoegde overheden de gemeenten verplich
ten zich te schikken naar de bepalingen
van het artikel 140 der gemeentewet. Ieder
een heeft er belang bij dat het beheer der
gemeenten aan de grootste ruchtbaarheid
geleverd zij, opdat het zou kunnen met de
grootste nauwkeurigheid onderzocht en na
gezien worden. Ik hoop dat de heer minister
van 't inwendige er geen bezwaar zal in
zien mij onder dat opzicht voldoening te ge
ven het geldt immers het belang der ge-
meenteflnanciën.
M. de Trooz, minister van 't inwendige
en van openbaar onderwijs De achtbare
heer Buyl weet dat de gemeentefinanciën
nagezien zijn door de bestendige deputatiës
en niet door de Regeering. Over eenige we
ken reeds, had de achtbare heer Nolf mij
eene vraag gesteld overeenkomstig met deze
die de achtbare heer Buyl komt te doen, en
ik heb mij dan gehaast de aandacht der be
stendige deputatie der provincie West-Vlaan
deren te vestigen op liet voorwerp in kwes
tie. De achtbare arrondissements commissa
ris van Yperen, namelijk, heeft verklaard
dat de gemeentewet nauwkeurig nagekomen
was op zijn gebied.
M. Nolf. In de niet ontvoogde ge
meenten misschien, maar zij is het niet in
verscheidene onzer ontvoogde gemeenten.
M. Buyl. Er zijn zekerlijk verwaar-
loosheden onder dit opzicht.
M. de Troozminister van 't inwendige
en van openbaar onderwijs. Wat er van
zij, ik wil wel op eene aangename wijze,
eene nieuwe aanbeveling doen opdat al de
noodige ruchtbaarheid gegeven worde aan
de rekeningen en begrootingen waarvan
spraak is.
Volgens onderrichtingen van den minister
van het inwendige, komen de gouverneurs
de heel bijzondere aandacht te roepen van de
gemeenteoverheden over de plichten, die hun
ten laste vallen ter gelegenheid van de jaar-
lijksche herziening der kiezerslijsten.
Het is dat menigvuldige klachten gedaan
werden bij de laatste herziening over de
gebrekelijke manier, waarop de kiezers
lijsten van een groot getal gemeenten opge
maakt waren. In zijnen omzendbrief aan de
gemeentebesturen der provintie Brabant:
zegt de gouverneur M. Vergote:
De SchepencoUegiën die zouden
bewijzen geven van nalatigheid in
de uitvoering van de kieswet
zouden zonder verschooning zyn
en zouden eene ernstige verant-
woordelijkheid oploopen.
De gemeentebesturen worden aanzocht
van al de inlichtingen gebruik te maken,
hun door de offlciëele stukken, waarover zij
beschikken verschaft eD de burgers slechts
verplichten tusschen te komen om inlichtin
gen te geven, welke in die stukken niet zou
den te vinden zijn.
Van den anderen kant, de besturen zjjn
insgelijks verzocht op de lijsten al de redens
aan te duiden, die de inschrijving of de toe
kenning van bijgevoegde stemmen zouden
rechtvaardigen.
De lijsten der kiezers moeten volledig en
juist zijn, ten einde zooveel mogelijk de
kiesreklamen te verminderen en aan de kie
zers de verplichting te vermijden hun kies
recht in rechte te doen gelden.
Wij zullen er bijvoegen, dat van hunnen
kant, al de burgers die het recht hebben op
de kiezerslijsten te staan, wel zouden doen
van zich te verzekeren of zij er zich bevin
den met het getal stemmen, waarvoor zij
moeten beschikken.
De middelbare school van den Staat bevat
eene voorbereidende afdeeling en eene
middelbare afdeeling.
De voorbereidende afdeeling heeft zes
studiejaren waarin de volgende vakken on
derwezen worden: den godsdienst, de vlaam-
sche taal, defransche taal, het schoonschrij
ven, het rekenen en het stelsel van maten en
gewichten, de geschiedenis en de aardrijks
kunde, de begrippen van natuurkunde en ge
zondheidsleer, de begrippen van teekenen,
de lichaamsoefeningen en den zang.
De fransche en de vlaamsche talen worden
dus, tegelijker tijd van in de laagste klas
aangeleerd.
iiT" (HHjUlgTm