STADSNIEUWS.
Hoeveel het Waterkasteel jaarlijks
kost.
Bij onze Oud-Pompiers.
Ylaamsche Ster.
De militaire dienst verminderd op
negen maanden voor het voetvolk.
In den loop dezer week heeft de Kamer
zich moeten bezighouden met een amende
ment door onzen afgevaardigde M. Nolf
neergelegd.
Dit amendement luidde als volgt
«De milicianen van het voetvolk der li-
nietroepen. jagers te voet, karabiniersen
grenadiers zullen negen maanden dienst
moeten doen in den loop van het jaar dat
op hunne inlijving zal volgen. De inlijving
zal in tweemaal gedaan wordenden ln
v October en den la April.
Al de milicianen zullen mogen voor ééne
maand teruggeroepen worden in den loop
van het 3e, het 5e en het 7" jaar.
De mannen der reserveklassen zullen
mogen teruggeroepen worden voor acht
dagen in den loop van het negende en vim
het elfde jaar.
Dit amendement was tegengeteekend door
de heeren C. Liefmans, J. De Vigne, A. Bujd
en R. Vandevenne. Het werd bij misgreep
voor eene onderwijziging genomen op een
voorstel door M. Lorand gedaan, luidende:
De milicianen moeten, in den loop van 't
jaar dat op hunne inlijving volgt, zes
maanden werkeiijken dienst doen. Zij mo-
gen t'einden dezen tijd, indien hun ge-
drag onberispelijk geweest is, vragen om
een examen te ondergaan dat zal geregeld
zijn bij Koninklijk besluit. Indien zij het
met goeden uitslag afleggen, zullen negen
maanden werkzamen dienst doen in den
loop van bet jaar dat zal volgen op hunne
inlijving.
In de zitting van Woensdag heeft M. Nolf
de misgreep hersteld en zijn amendement
verrechtvaardigd ia den volgenden zin
M. Nolf. Ik verlang eene terechtwij-
wijzing te doen.
Ons amendement werd bij vergissing be
schouwd als een onderamendement aan 't
voorstel van den heer Lorand.
Het is een afzonderlijk amendement, ver
mits wij eenen nieuwen tekst geven voor
de twee eerste alinea's van het amendement
Lorand.
Wij bepalen den diensttijd op negen maan
den voor de linie-infanterie, de jagers te
p-iitrd, de karabiniers en de grenadiers.Dien
tijd achten we ruim voldoende; zoo denken
ook vele officieren en thans wordt feitelijk
de infanterie in negen maanden tijds onder
richt. Van October tot Januari onderricht
men de recruten; van Januari tot Maart,
schietoefeningen in kazernes en schietbanen,
gezamenlijke oeteningen (compagnieschool
en vaak bataljons- en regimentschool); van
Maart tot Juli, wordt het onderricht vol
tooid schieting in 't kamp, garnizoensoefe
ningen en oefeningen te velde.
Wij zeggen in ons amendement dat de in
lijving in tweemaal zal gebeuren, dit om te
antwoorden op de tegenwerping dat het
verkorten van den diensttijd binnen de per
ken, die wij voorstellen, bet land gedurende
drie maanden van 't jaar van alle infanterie
zou berooven.
Met ons stelsel, daar het contingent in
twee gedeelten wordt ingelijfd en iedere helft
negen maanden onder de wapens blijft, zou
er altijd eene onderrichte macht beschik
baar zijn, om desnoods bij te dragen tot het
handhaven van de orde.
Wij nemen uit het amendement Lorand
de twee laatste aline'as over, en voorzien
dus de binnenroeping voor een maand in
het derde, vijfde en zevende jaar, en voor
acht dagen voor de reserve klassen, in het
fibgeode en elfde jaar.
Ons amendement, eindelijk, betreft enkel
de infanterietroepen: 't spreekt van zelf dat,
zoo de Kamer het beginsel aanneemt vau
ons amendement: dat de diensttijd genoeg
verkort zij tot den tijd die er volstrekt noo-
dig is om een soldaat op le leiden, wij dan
hetzelfde beginsel zouden toepassen voor de
bijzondere korpsen en voor de cavalerie,
hiermede rekening houdende dat er voor die
wapens een langere leeftijd noodig is.
Het amendement van M. Nolf, in stem
men gelegd in de zitting van Donderdag,
werd natuurlijk verworpen.
Hetzelfde lot werd de amendementen Def-
net en Golfs voorbehouden, die insgelijks den
diensttijd verminderden.
Eindelijk het artikel voorgesteld door de
regeering den duur van dienst bepalende
voor het voetvolk op 20 maanden, het paar
denvolk en de schutterij te paard op 36
maanden, de bestegen schutterij en den trein
op 28 maanden, de bijzondere compagnien
en pontonniers der schutterij22 maanden
de schutterij der sterkten en bijzondere com
pagnien van 't voetvolk 22 maanden werd
aangenomen.
De heeren Golaert en Van Merris
stemden er voor, M. Nolf stemde er tegen.
Er ziedaar hoe de armen alleen nog gelijk
in het verleden aan hunne famiiien zullen
onttrokken worden om in de kazerne eenen
tijd door te brengen dien zij er besteden aan
eenen hoop diensten die niets gemeens heb
ben met het militaire onderricht.
M. Nolf heeft in den loop dezer week
twee vragen gesteld aan den minister van
't inwendige.
De eerste is betrekkelijk aan
Poeicapelle in gemeente verheven
afzonderlijk van Langemarck.
De heer Voorzitter. De heer Nolf
richt zich als volgt tot den heer minister van
binnen la ndsche zaken
Op mijne vraag, in de zitting van 12 Ju
ni 1901, betreffende de herhaalde nederleg-
giag san een wetsontwerp dat door de ont
binding van 1900 was vervallen en waar
door de gemeente Poelcappelle werd opge
richt, antwoordde mij de heer minister van
binnenlandschezaken, inde zitting van 18
Juni 1901, dat het onderzoek over de quaestie
der scheiding van het gehucht Poelcappelle
van de gemeente Langemark herbegonnen
was.
Zou de heer minister ons kunnen zeggen,
hoever het met die zaak staat?
De tweede is betrekkelijk op
Stands voor de burgerwacht.
In zitting van 7 Augustus 1901 heeft de
heer minister van binnenlandsche zaken be
loofd een wetsontwerp over te leggen dat de
organieke wet van 1897 zou wijzigen, die de
deelneming van de Regeering in het bouwen
van schietbanen op slechts een derde bepaalt.
Zou de heer minister ons niet kunnen
zeggen, wanneer hij van zins is aan deze
belofte gevolg te geven?
In de laatste zitting van den gemeenteraad
heeft M. D'Huvetteredie, volgens het schijnt,
zich weinig of niet herinnert wat hij op het
stadhuis stemt in zake van kredieten, heeft
gevraagd hoeveel het onderhoud kost van
ons waferkasteel.
Hierop antwoordende heeft voorzitter
Colaert hem beloofd daarover nauwkeurige
inlichtingen te geven bij de aanstaande be
spreking van stadsbegrooting. Ik geloof,
heeft hij gezegd, dat het rond de 8000 fr. is.
8000 fr. hij is er wel mee. Voegt er 4000
fr. bij en gij zult de wezenlijke kost hebben.
Is het wetens en willens dat M. Colaert
8000 fr. zegt om de lasten betalers te be
driegen of is hij waarlijk zoo onwetende
wegens de stadslasten en den toestand der
kredieten
Wij laten aan het publiek over daarop
bedenkingen te maken.
In afwachting dat M. Colaert aan het
raadslid D'huvettere voldoening geve, zeg
gen wij dat de kosten van het waterkasteel
in 1899 ree Is tot 9865 fr. 29 c. beliepen.
Degene gedaan in 1900, bedragen desom van
11800 fr.die daarvoor toegestaan is geweest.
En voor het loopende jaar (1901) heeft
de Burgemeester waarschijnlijk vergeten
dat hij door de goedzaks van raadsleden heeft
doen stemmen, zonder de minste opmerkin
gen van hunnent wege, twee kredieten, be
dragende te samen 12.500 fr. als gewone
uitgaven.
Meer dan duizend fr. te maande.
'T en is geen kleintje en ze weten er weg
mêe met ons geld, zoo als men ziet.
Hewel! niettegenstaande dit aanzienlijk
last die de stadsbegrooting bezwaart, het
vermaard waterkasteel met zijne gebrekki
ge instellingen, gelijk iedereen weet, levert
geen goeden uitslag opzooals wij in ons
vorig nummer hebben gezegd, onze klerikale
meesters laten eene zeer groote hoeveelheid
water verloren loopen in de vaart.
En M. D'buvettere en C19 zouden willen
doen gelooven dat de inwoners het water
verkwisten 1
Dit is eene jezuïtische uitvinding die aan
M. Colaert de gelegenheid heeft gegeven om
te zeggen dan ware er geen ander middel
dan compleurs te plaatsen, maar dat zou
veel geld kosten.
Is dit eene waarschuwing of eene be
dreiging?
Wat er van zij, het zou ons geenszins ver
wonderen, dat, wanneer onze klerikale kop
stukken al de stadseigendommen zullen ver
kocht er; hot geld verteerd hebben, en niet
meer wetende van wat hout pijlen maken zij
verplicht waren, onder voorwendsel dat de
Yperlingen het water verkwisten, hetzelve
volgens zij er gebruiken, zouden doen beta
len evenals het gazlicht.
Wat zegt gij ervan lastenbetalers?
Het le Concert van het winterseizoen dat
hier op ln December gegeven werd, is eene
echte zegepraal geweest voor zijne inrich
ters. Al de nummers van het programma zijn
met eene zeldzame juistheid uitgevoerd ge
weest. Ook werden de artisten dapper toe
gejuicht.
Wij hebben met groot genoegen de tegen
woordigheid bestatigd van onzen welbemin
den Voorzitter, M. Brunfaut, welke eene
onverbiddelijke verkoudheid t' huis gekluis
terd had.
Het publiek was talrijk en uitgelezen en
de zaai bood een verrukkend uitzicht aan.
Eerst en vooral eere aan onze dappere
harmonie die onder het kundig bestuur van
den heer Henn Moerman, ons opeene mees
terlijke wijze verrukt heeft. Het opening
stuk van den Bravo van Salveyre, dat
zoodanig moeilijk is dat de stadsha'rmonie,
die het in studie had, het heeft moeten op
geven, werd met veel kunst en kennis uit
gevoerd, Al de kenners waren er over ver
rukt.
Wij zijn fier te bestatigen dat onze moe
dige muzikanten voortdurend op den weg
van vooruitgang volharden. (De koninklijke
Fanfare heeft reeds het toppunt der muzika
le wetenschappen bereikt (sic) Journal
dYpres van 30 November).
Gedurende het 2da deel van het feest had
den wij het genoegen twee uitmuntende
artisten te bewonderenM. Strauwen op
zijne violoncel en Mej. C.,.. met hare viool.
'Zeggen wij dat dejonge kunstenaars prijzen
zijn van het Conservatorium en dat zij hun
ne goede faam wel verdiend hebben. Ook
heeft het publiek hen dapper toegejuicht.
Wie herinnert zich niet met genoegenden on-
vergelijkelijken en lachverwekkenden heer
Dekemper. Welnu hij is zondag geko
men en heeft ons aangename oogenblikken
doen beleven met ons een gansch nieuw re
pertorium ep te disschen. De uitmunde
kluchtzanger mag er op roemen ons te heb
ben doen lachen 1
Tijdens de eerste tusschenpoos heeft M.
Achille Thiebault, in den naam van het be
stuur, aan twee verkleefde Oud-Pompiers de
medalie van 25 jaren dienst overhandigd
Eene uitvoering derBrabangonne begroette
de titularissende heeren Louis Dumoulin
en Gustaaf Ossieur.
Het bal is, gelijk altijd, zeer vroolijk ge
weest en onze jongelieden hebben het maar
laat verlaten om zich in eenen verkwikken-
den slaap te dompelen.
De tweede vertooning van het tooneeljaar
1901-1902 zal plaats hebben den 15 Decem
ber naastkomende, om 51/2 ure 's avonds.
Hetprogramma bevat twee mooie stukken:
Moederhart, drama in vier bedrijven, door
Nestor DeTière, en Napoléon en Bismarck,
blijspel met zang in ten bedrijf door Kint.
Ufoedertiai-t
is ten zeer aandoenlijk drama, dat bekroond
is geweest in den kampstrijd uitgeschreven
door de Noordslad van Brussel.
Het stelt ons 13ne moeder voor, Veerle,
die in huwelijk getreden was met zekeren
Antoon Jacobs, houtkoopman. Jacobs,
door de brusselsche vermaken en de drift
tot het spel medegesleept, verwaarloos^
zijne zaken, ofschoon hij eene zeer brave en
deugdzame vrouw had die alles aanwendt
om vooruit te gaan en hare twee kinderen,
een zoontje en een meisje, een zekeren wel
stand te verschaffen.
Zij weet niets van de buitensporige ver
kwistingen door haren man gepleegd en
kan niet vermoeden dat hunnen val zoo nabij
was. Oom Seypel, die ook geld te goed had
op Jacobs komt baar verwittigen en eischt
de onmiddelijke terugbetaling van de
5500 fr. die hij zijnen neef geleend had.
Veerle was als verpletterd bij deze onver
wachte tijding. Doch zij twijfelde nog. Oom
Seypel, een oud-jongman, rentenier, had
nogal de gewoonte met slecht nieuws voor
den dag te komen en in alles raad te willen
geven, en de arme vrouw dacht dat hij alles
overdreef en dat de zaken zoo slecht niet
stonden als men het haar zegde.
Om zich ervan te verzekeren, schrijft zij
naar Nelissen, een bouwkundige van Ant
werpen, met wien haar man zakendeed en
van dezen verneemt zij dat haar echtgenoot
totaal geruïneerd is en een tekort in zijne
kas heeft van 85 tot 90 duizend franks.
Men oordeele over de verslagenheid der
arme moeder 1 lntusschen komt Antoon
Jacobs te huis, hij is eenigzins beschon
ken en legt zich te slapen in eenen canapé.
Vooraleer in te slapen heeft hij het portret
eener danseres uit zijnen zak gehaald om het
te bezichtigen en te kussen, maar, door den
vaak overmeesterd, laat hij het portret op
den grond vallen en verliest weldra het be
wustzijn. lntusschen was zijne vrouw bin
nengekomen, zij had het portret opgeraapt
en bezichtigd en nu twijfelde zij niet meer
aan haar ongeluk. Om haren man niet te la
ten vermoeden dat zij zijn geheim ontdekt
had, legde zij het portret terug op den vloer
en verwijderde zich. Bij zijn ontwaken stel
de zij hem eenige vragen nopens hunnen toe
stand en de ellendeling bekende dat hij door
de vermaken en ongelukkige beursspecula-
tiën ten onder gegaan was.
Veerle stelde hem voor een nieuw leven
te beginnen, zij zegde hem dat zij haar per
soonlijk fortuin, dat 85 duizend frank be
droeg, ter zijner beschikking zou stellen om
zijne schulden te betalen en alzoo de eer ha-
rer kind;ren te redden. Van's anderdaags
reeds, begaf zij haar bij haren notaris om het
geld te halen en terwijl zij pogingen deed
om hen allen te redden vluchtte Jacobs met
de russische danseres, zijne vrouw aan haar
ongelukkig lot overlatende. Bij het verne
men der laffe schurkenstreek, leende Veerle
gehoor aan de liefdeverklsringen van Nelis
sen, die vroeger om hare hand gedongen
had, en, vol vertwijfeling ging zij in zijne
voorstellen toestemmen toen de stem ha-
rer kinderen haar tot de wezenlijkheid van
haren toestand terugriep en haar deed
zien in welken afgrond van ellende en oneer
zij vallen ging.
Vijftien jaren zijn verloopen sedert Jacob's
lucht. Veerle woont met hare kinderen te
Antwerpen, waar zij een kleinen winkel ge
opend heeft met het weinige geld dat zij van
de ramp heeft kunnen redden. lierman
en Bertha, die nu groot geworden zijn, hel
pen hunne moeder uit al hunne krachten. De
zoon is klerk bij eenen notaris, de dochter
staat hare moeder bij in haren handel. Bei
den weten niets van hetgene vijftien jaren
vroeger gebeurd is. Zij denken dat hunnen
vader dood is en dat hunne moeder, weduwe,
zich afslooft om hen het dagelijksch brood
te verschaffen. Doch Oom Seypel komt nog
eens met zijne raadgevingen en vertelt aan
de kinderen het slecht en oneerlijk gedrag
van hunnen vader.
lntusschen komt Nelissen, die niet volop
betaald was geweest, om zijne jaarlijksche
afkorting van 500 fr. te ontvangen. Veerle
bevindt zich inde onmogelijkheid die jaar
lijksche afkorting te doen en Nelissen trekt
er voordeel uit om, niettegenstaande het ver
schil van ouderdom, de dochter van Veerle,
de jeugdige Bertha ten huwelijk te vragen.
De ongelukkige moeder verschrikt bij deze
aanvraag en zoekt Nelissen te doen ver
staan dat dit huwelijk hare dochter onge
lukkig zou maken. Herman en Bertha, die
alles afgeluisterd hadden zonder dat men het
vermopdde, komen binnen. Herman ver
zet zich krachtdadig tegen het huwelijk zij
ner zuster, en wil Nelissen aan de deur
werpen. Deze zegt dat, zoo hij de hand van
Eerlha niet bekomt, hij alles zal doen ver-
koopen wat er in huis is en hen op de straat
zal doen zetten. Bertha, ora hare moeder
te redden, offert zich op en zegt bereid te zijn
de vrouw van Nelissen te worden.
De ongelukkige moeder, hare kinderen
onderricht ziende van hetgeen zij tot hiertoe
altijd verborgen had, wordt wanhopig en
v