Herziening der Kiezerslijsten.
Hoe de kloosters schatrijk worden.
STADSNIEUWS.
Overtreding der gemeente-
reglementen. Alles is aan de
geestelijkheid toegelaten.
eene tijdelijke onbekwaamheid van hoog-
stens zes maanden. x
Art. 10. -De tijdelijke vergoedingen
- zijn betaalbaar op dezelfde tijdstippen als
de dagloonen; de jaarlijksche vergeldingen
en de achterstellingen van renten zijn alle
drie maanden betaalbaar bij vierde gedeel-
tende begravingskosten zijn betaalbaar
in de maand van het overlijden. Aan-
genomen zonder bespreking.
Art. 11. De vergoedingen, verschul-
digd krachtens deze wet aan de slacht-
offers van ongevallen of aan hunne recht-
hebbenden, zijn maar afstaanbaar noch
voor beslaglegging vatbaar dan ter oor-
zaak van voedsel.
M. Francotle, minister van nijverheid en
arbeid, stelt voor dien tekst te wijzigen, die
den oorspronkelijken tekst is, met op 't einde
het woord verschuldigd bij het woord
voedsel te voegen. Het art. 11 alzoo ge
wijzigd wordt aangenomen.
Art. 12. Behalve in de gevallen vast-
gesteld bij art. 14, is het hoofd der onder-
x neming verplicht het kapitaal der rente
x vast te stellen, gelijkvormig het tarief be-
oogd aan artikel 5. hetzij bij de algemeene
x spaar- en ljjfrentekas, hetzij by eene ver-
x zekeringsmaatschappij goedgekeurd voor
den dienst der renten.
De vaststelling van het kapitaal moet
gedaan worden
x In geval van overlijden des arbeiders,
x in de maand der overeenkomst tusschen
x belanghebbenden en, bij gebrek aan over-
x eenkomst, in de maand van het beslissend
x vonnis;
x In geval van voortdurende onbekwaam
x heid tot werken, in de maand van den ver-
x valtijd der herziening voorzien bij art. 26;
x De gestichten gelast met den dienst der
x renten mogen echter, onder hunne verant-
x woordelijkheid, uitstellen verleenen aan de
x hoofden van ondernemingen. In dat geval
x zijn die gestichten in de plaats gesteld der
x aandeelen en voorrechten van het slacht-
x offer en zijne rechthebbenden.
Aangenomen volgens de uitdrukkingen
door de Regeering voorgesteld.
Art. 13. De schuldvordering van het
x slachtoffer des ongevals of van zijne recht-
x hebbenden is gewaarborgd door een voor-
x recht dat gerangschikt wordt onmiddelijk
x achter de N™ 4 en 4bls van het art. 19 der
x wet van 16 December 1851, op de voor-
x rechten en hypotheken, x Aangenomen.
Art. 14. Het hoofd der onderneming
x is ontslagen van de storting van het kapi-
taal der rente, indien hij bewijst dat hij
x eenen verzekeraar zijner verplichtingen in
x de plaats gesteld heeft, gelijkvormig het
x art. 8. Deze plaatsvervanging neemt de
x ontlasting weg van het voorrecht, inge-
x sleld door het art. 13. Ofwel dat hij den
x dienst der rente gewaarborgd heeft met,
x gelijkvormig de voorwaarden te bepalen
x bij koninklijk besluit, in de kas van con-
x signa tie of in de algemeene spaar- en lijf-
rentekas, titels neêr te leggen van eene
x genoegzame waarde om mogelijk de vast-
x stelling te verzekeren van het kapitaal
x waarvan de storting niet gedaan is ge-
x weest x. Aangenomen.
De Commissie stelt voor de volgende schik
king bij te voegen
Hij is insgelijks ontslagen het kapitaal
x der rente verzekerd is door eene hypotheek
x of eene borg, voldoende verklaard door
x den vrederechter, behoudens beroep, na
x dat het slachtoffer of zijne rechthebbenden
x onderhoord of behoorlijk gedagvaard zijn
x geweest, x
De Regeering vereenigt zich bij dit amen
dement. Het wordt aangenomen door zitten
en opstaan.
Komen alsdan de volgende schikkingen,
waarmede de Regeering ook instemt
x Het vonnis duidt de onroerende goede-
x ren aan belast met hypotheek, het voor-
x werp der waarborg en de som tot welker
x beloop de inscl irij ving kan genomen worden.
x De rechter mag ook de bestemming vol-
x doende verklaren, voor de waarborg waar-
x van spraak is, eener inschrijving, hetzij
x voor den eigendom, hetzij voor het vrucht-
x gebruik, op het grootboek der openbare
x schuld.
x De inschrijvingen of de tegenstellingen
x worden geëischt, krachtens het vonnis,
x hetzij door den greffler, hetzij door den
x procureur des Konings, hetzij door het
x slachtoffer of de rechthebbenden.
Het art. 28 is toepasselijk aan de ver-
richtingen door deze tegenwoordige schik-
x king voorzien, x Aangenomen.
Zitting van Dinsdag 16 Juni 1903.
De Kamer vervolgt de bespreking der in
terpellatie van den heer Lemonnier aan de
Regeering gedaan over de maatregelen die
den opslag van het vleesch veroorzaakt heb
ben. Het vervolg der bespreking wordt tot
Dinsdag toekomende uitgesteld.
Nu zeven jaren geleden, had ik het afster
ven te betreuren van eenen waren goeden
vriend, met wien ik van cnze kindschheid
tot aan zijne dood innige betrekkingen had.
Mijn vriend overleed als weduwaar en liet
twee kinderen achter: een zoon en een doch
ter. Hij had ook een broeder en twee zus
ters. Die broeder was in zijne jonge jaren in
het klooster getreden. Mijn vriend, zyne
twee zusters en de kloosterling erfden van
hunne ouders, elk twaalf duizend frank. Die
12000 fr. gingen voor eeuwig het klooster
in. Vijfjaar later erfden zij van eenen schat
rijken oom elk zestien duizend frank. De
16000 fr. gingen voor eeuwig het klooster
in. Nog twee jaren later deelden zij van eene
oude tante te Parijs, elk 3000 fr., die ook
voor eeuwig het klooster in gingen. De kloos
terling was peter van den zoon van mijn
vriend, en had altijd eene bijzondere gene
genheid gehad voor zijnen doopzoon, die hem
jaarlijks ging bezoeken naar het klooster.
De kloosterling was in het bezit van een
prachtig kostbaar gouden uurwerk met dub
bel ketting, sleutels en een kruisbeeld er
aan. Menigmaal had hij in zijn leven gezegd
tot zijn doopzoon, na mijne dood, zal u het
zakuurwerk ten deele vallen als eene ge
dachtenis, en zal in de familie bewaard blij
ven ter mijner eeuwige herinnering. Over
eenige maanden kwam de kloosterling te
overlijden. Er kwam bericht van uit het
klooster aan de bloedverwanten. Om de on
kosten van de verre reis te vermijden schik
ten zij onder malkander dat de zoon van
mijn vriend alleen zou gaan om te weten
hoe het daar al stond met de erfenis. Blij
moedig trok den jongeling naar de naaste
spoorhalle, speculeerende op het schoone
gouden zakuurwerk en do erfenis van peter
oom In het klooster gekomen werd hij in de
lijkzaal geleid en verzocht peter een kruiske
te geven met een palmtak met wijwater en
een kruisgebed te lezen, hetgeen hij gretig
deed. Dan vroeg hij aan de aanwezige pa
ters, naar het gouden zakuurwerk en de
erfenis van peter. Zij antwoordden hem:
Mijn vriend het oogenblik is slecht ge
past om hier in zulk geval over zulke din
gen te spreken, doch wij zullen eens den
prior roepen.
Welhaast kwam de prior. De jongeling
hernieuwde zijne vraag en kreeg voor ant
woord
- Mijn vriend, al wat uw peter bezit en
geërfd heeft is het eigendom van het kloos
ter. Hier is niets te ontvangen of te deelen.
De jongeling al weinig of niets met de kloos
terwereld bekend stond verbaasd en zeide
--- Maar peter oom heeft wel geërfd van
achter zynen oom en zijne tante, hoe zouden
wij nu niet erven.
De prior. Mijn vriend ik hoor dat gij
voor niets bekend zijt met de instellingen der
kloosters.
De jongeling. Wij buitenlieden zijn al
leenlijk bekend met rechtvaardigheid aan
eenieder geven wat hem toekomt;
De prior. Ik verzoek u vriendelijk van
dadelijk de zaal en het klooster te verlaten.
De jongeling. - Ik zal het klooster niet
verlaten vooraleer ik de beloofde gedachtenis
heb van Peter; het is voor u eene heilige
plicht die belofte te volbrengen in zijnen
naam. In godsnaam wat kan u toch dit zak
uurwerk schelen? Ja kon de Peter nu maar
spreken. Eensklaps traden drie politieagen
ten binnen, die den jongeling geboden seffens
de zaal te verlaten, namen hem bij den arm
en leidden hem buiten het klooster. De jon
geling, zoo bitter teleurgesteld viel uit in
vervloekingen en verwenschingen tegen de
kloosters. Alzoo is het; als het onrecht te
groot en te nijpend is, dan gaat de mensch
over tot wanhoop en razernij. Zoo worden de
millioenen opeen gestapeld in de kloosters,
gelijk het kooren in een magazijn en dat
nog meest altijd ten nadeele van arme fami-
liën, en ten nadeele van de schatkist van
den Staat. Als de kloosterlingen sterven,
kan er niet geërfd worden en bijgevolg ook
geen doodschuld betaald worden. Als een
ander burger sterft, hoe gering zijn nalaten
schap ook weze, moeten de erfgenamen de
doodschuld er van betalen, tot eigene kin-
ders toe moeten die doodschuld storten voor
de erfenis van hunne ouders, hetgeen voor
zeker eene groote schande is voor onze wet
geving. Het is geen waar dat alle Belgen
gelijk zijn voor de wet: de kloosterling is
een bevoorrechte burger onder alle opzich
ten, en wel namenlijk ook als kiezer want
hij figureert op de kiezerslijsten met drij en
vier stemmen. Van duizend uren verre over
zee heb ik er hier menigmaal weten aanlan
den om hun stemrecht hier te doen gelden
Dan is hij ten volle burger maar als het er
op aankomt de schatkist te helpen vullen,
hol dan is hij maar enkelijk kloosterling.
Wanneer dan zullen de eeuwen van schande
en onrecht voorbij zijn
Eigenmondig verhaald door den zoon
van mijnen vriend.
1904-190^,
Met ln Juli wordt er nogmaals op
het Stadhuis overgegaan tot de
herziening der kiezerslijsten.
De personen, die niet ingeschreven
zijn op de kiezerslijsten, of die het
getal stemmen niet bezitten, waarop
zij recht hebben, mogen hunne rech
ten doen gelden op het gemeente
huis van nu tot 31 October aan
staande.
Wij verzoeken onze vrienden goed
na te zien of er klerikalen op de
kiezerslijsten geschreven zijn die
geen recht hebben te stemmen ofwel
die meer stemmen hebben dan degene
die hun toekomt.
Wij wakkeren onze politieke
vrienden nochtans aan zich liever
aa i te bieden op het bureel der Li
berale Associatie, Seminariestraat, te
Yper om hunne reclamatiën te doen.
Het bureel is open de weekdagen
van 9 ure 's morgens tot 's middags,
en van 2 ure tot 6 ure 's namiddags,
en do zon- en feestdagen van 9 tot
12 ure 's morgens,
Ziehier de bijzonderste bepalingen betref
fende het kiesrecht
Om kiezer te zijn voor de Kamer moet
men op 1 Mei 1904
ten volle SS jaar oud zijn; voor den
Senaat 30 jaar; voor de provincie
3C> jaar, en voor de Gemeente 3C3
jaar.
Om ingeschreven te zijn als kiezer voor de
Kamer en den Senaat, moet men op ln
Juli 1903 ten minste SO"
dort één jaar ten voile in
de stad of gemeente verblijven; voor de Ge
meente, sedert ten minste 3 jaar.
Hebben recht op ééne bijgevoegde stem
Voor de gemeentekiezingen, de kiezers
van ten volle 33 jaar oud op 1°
Mei 4904, gehuwd, of weduwaar met kin-
ders, ten minste 13 frank per
soonlijke belastingen betalende aan
den Staat in de gemeenten van
meer dan 10,000 zielen van 2,000 tot
10,000 zielen, ÏO fr, in de mindere
gemeenten 3 frank.
Voor de verkiezingen voor Kamer en Se
naat is deze belasting vastgesteld op ten
minste 3 frank.
Voor de werklieden is het voldoende dat
zij een huis bewonen, welke voor gemelde
sommen als belastbaar aaugeteekend is op
de belastingsrollen.
Hebben ook recht op ééne bijgevoegde
stemDe kiezers, eigenaars sedöl't
ln Juli van gronden
of huizen gevende een kadastraal inkomen
van 48 fr.; of van eene inschrijving op
het Grootboek der openbare schuld, of van
een renteboekje op de Spaarkas, gevende
ten minste eenen jaarlijkschen intrest van
honderd frank en bestaande sedert 1 jujj
1901.
Hebben recht op twee bijgevoegde stem
men-.
1° Dezen, die alle twee de bovengenoemde
voorwaarden van huisvader en eigenaar
samen bezitten
2° Zij. die drager zijn van een der diplo
ma's, titels of getuigschriften opgesomd in
artikel 17 der wet van 42 April 1894;
3° Zij, die een der openbare bedieningen
vervullen of vervuld hebben, die eene der
ambten bekleeden of bekleed hebben, die een
der beroepen uitoefenen of uitgeoefend heb
ben, aangestipt in artikel 49 va» voormelde
wet.
Niemand kan meer dan drie stemmen
hebben voor de Kamers en de Provincie
noch meer dan vier voor de Gemeente.
Een plakbrief geteekend R. Golaert
en aan de twee uitgangen van den openbaren
hof geplakt, herinnert dat, volgens art. 1 en
2 van het gemeente-reglement van 19 Augusti
1876:
x Op de openbare wandelingen, de
x binnen boulevards en de openbare hoven
x alle verkeer verboden is met rijtuigen,
x stoolkarren, welkdanige gespannen
x vee, trekdieren, lastdieren of schapen
x zonder toelating vanhet schepencollege.»
x Het is verboden op het dicht struik-
x gewas, het gras of grasperken le gaan,
x op de boomen te klimmen, dezelve te
x beschadigen of ze te schudden, door de
x hagen of af sluitingen te gaan, bloemen
x of vruchten te plukken, takken af te
x trekken of te breken, de banken, muren
x of staken le beschadigen, te delven, in
x één woord, er eenige schade te doen, of
x er hoegenaamde vuilnissen te werpen.
Krachtens art. 560 van het strafwetboek,
x zullen gestraft worden met eene boet
x van tien tot twintig franks
2° dezen die, in de plaatsen aan het
x openbaar domein van den Staat, der
x provinciën en der gemeenten, zoden,
x aarde, steenen of materialen zullen
x weggenomen hebben, zonder er behoor-
lijk toe bemachtigd te zijn.
Ziedaar't is klaar en duidelijk.
Maar als de wetten gemaakt zijn voor
iedereen, is iedereen nochtans niet verplicht,
in die tijden van klerikale overheersching,
zich er naar te schikken Tot bewijs betgeen
wij zien in onze goede stad Yper.
Dat al de Yperlingen gaan zien wat ge
beurd is en wat gebeurt in den openbaren
hof. Zij zullen daar eens te meer bestatigen
dat dezen die zich onze meesters noemen,
aan de geestelijkheid toelaten en alles van
haar lijden. Is deze, overigens, niet meester
van het politiek der heeren Colaert en C*?
Dus voor wie of waarom zou zij zich moeten
geneeren?
De kerkfabriek van St. Maarten doet
werken in de woning van den deken. Vol
gens men kan zien van den openbaren hof,
heeft men de kroonlijst van het huis ver
nieuwd en men heeft den muur opgetrok
ken.
Het schijnt dat M. de Deken de gemeen
schap der werklieden niet zoekt. Het was
aan dezen verboden door het huis te gaan
om zich naar hun werk te begeven. Zij
moesten over den muur van den openbaren
hof gaan. Al de bouwmaterialen namen den
zelfden weg. De brieken, het kalk, het zand,
bij geheele ladingen aangebracht, waren
in den openbaren hof zelve neêrgelegd. Men
maakte de moortel in de dreef die langs den
muur loopt. De Deken, met de medeplichtig
heid der heeren Golaert en Cle, sprong lus
voetje over het reglement 1
Wie zal nu de schade betalen aan den
openbaren hof toegebracht? Wie zal de ver
nietigde boompjes vervangen? Is het de
Deken? Is het de gemeentekas? Wij wedden
dat het deze laatste zal zijn. Zijn al de gou-
vernementeele, gemeente en andere kassen,
sedert 1884, niet ter beschikking van die
heeren, der roomsche geestelijkheid»
Veronderstellende dat een ander burger,
wiens woning aanpalende is aan den open
baren hof, zich ook wille van dien hof be-