VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws- Handels- en Annoncenblad.
Zeventiende jaar.
Zaterdag 4" Juli 1903.
Nummer 27.
Kamer van
Y olksvertegenwoordigers
Abonnementsprijs voorop betaalbaar 3.00 fr. per jaar voor den buiten. 2 50 ft*, voor stad. Per 0 maanden 1 fr. 50. Per 3 maanden 1 fr. Annoncen: 15 cent
per drukregel. Rechterlijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 5 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz. 4 fr. per 100
Alle berichten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureele dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, als
mede die voor het buitenland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij
til onderteek end toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaiiteiten bevattende worden niet opgenomen.
Zitting van Dinsdag 23 Juni 1903.
Morgenzitting.
Vervolg der algemeene bespreking van het
budjet van oorlog.
Namiddagzitting.
Men herneemt de bespreking over de in
terpellatie van M. Lemonnier over de maat
regelen die den opslag van het vleesch ver
oorzaakt hebben. M. Lemonnier legt de
volgende dagorde neder
Overwegende dat de maatregelen, door
de Regeering genomen om den invoer van
vee in België te regelen van bedekte be-
scherming zijn, die de ongewone duurte
van vleesch en vee veroorzaakten, tot
n groot nadeel van de algemeene voeding en
w van de inlandsche veeteelt.
Gaat de Kamer tot de dagorde over.
M. Rosseeuw, in antwoord op de dagorde
van M. Lemonnier, stelt de eenvoudige dag
orde voor.
De eenvoudige dagorde wordt aangeno
men met 75 stemmen en 6 onthoudingen.
De heeren Van Merris en Cola rt stem
men er voor.
M. Nolf heeft zich onthouden omdat hij,
schoon in beginsel voor het openen der gren
zen, denkt dat de Regeeriog in deze omstan
digheden niet dient gelaakt te worden. Het
schijnt hem trouwens niet bewezen dat die
maatregelen genomen zouden zijn als be
dekte bescherming, doch veeleer om ge
zondheidsredenen.
Overigens denkt hij dat het openen van de
grenzen niet dadelijk mag worden besloten
en wel niet op dezen tijd van 't jaar dat de
voorraad van mager vee is opgedaan en
onder schadelijke omstandigheden.
Bij ordemotie vraagt M. Daens, voor de
zesde maal Dieaws over zijn wetsvoorstel op
de eenmaking der kieswetten. Eene geheele
bespreking ontstaat daarop. M. Woeste her
haalt in 't kort het gevoelen der rechterzijde
met te verklaren dat het land vermoeid is
het kiezingvraagstuk te bespreken. Het is
dus niet aanneembaar, zegt hij, dat wij het
beginnen bespreken telkens het M. Daens
zal believen, 't Is kort, maar beteekenisvol.
Men weet nu waaraan zich te houden.
Een hevig incident ontstaat nopens de af
wezigheid van een noodzakelijk document
dat M. De Trooz beweert niet neergelegd te
zijn geweest door M. Daens. M. Daens be
vestigt de neêrlegging gedaan te hebben.
Zekere leden der rechterzijde en namelijk
M. Colaert gaan zooverre het woord van
M. Daens te verdenken.
Met incident wordt voorloopig gesloten.
Zitting van Woensdag 24 Juni 1903.
Morgenzitting.
Bespreking van 't budjet van oorlog
Rijschool van Yper.
Redevoering van M. Nolf.
M. Nolf. Mijnheeren, ik verontschul
dig mij in den loop dezer algemeene bespre
king bemerkingen voor te dragen die ik be
houden had voor de bespreking der artikelen.
Ik had mij doen inschrijven aan de artikelen
37 en 43 die morgen vroeg zullen besproken
worden bij den aanvang der zitting. Daar
het mij moeilijk zou zijn morgen ten 10 ure
hier te zijn, heb ik den achtbaren voorzitter
verzocht mij vandaag te willen het woord
verleenen de tijd vaa spreken beperkt zijn
de, zal ik het kort maken.
De middenafdeeling waarvan ik de eer ge
had heb deel te maken heeft zich tot de
Regeering gericht om haar te vragen
1° Of het crediet van 3.280.000 franks
dat gevraagd wordt bij het artikel 37 voor
de verbetering der kaserneering eene som
voorziet van 264.000 franks die in 1897 noo-
dig geoordeeld is geweest voor vergrootings-,
schikkings- en verbeteringswerken, uit te
voeren aan de rijschool van Yper
2° Of het behoud der rijschool te Yper
nu eene besliste zaak was
De Regeering heeft ontkennend geantwoord
op het eerste deel der vraag en, wat het
tweede betreft, heeft zij zich bepaald met te
zeggen dat geene beslissiDg genomen was
nopens het behoud der rijschool te Yper.
Dit antwoord heeft mij eenige verwonde
ring veroorzaakt.
Indien het departement van oorlog niet
gevestigd is op het punt te weten of de school
te Yper zal behouden worden of niet, hoe
komt het dat men er in deze laatste jaren
onkosten gedaan heeft die beloopeu tot vijf
tig duizend franks? Men heeft er, inderdaad,
boksen ingericht voor de paarden van zuiver
ras; men heeft er leerzalen gebouwd men
heeft er de smis vergroot; men heeft er de
oude kazerne afgebroken, in de Tegelstraat,
om er eene loopbaan in te richten men vol
trekt er eindelijk de bouwing van eenen
refter voor de officieren, die een twintig
duizendtal franken zal kosten.
Waarom al djp nieuwe gebouwen indien
de school ons verlaten moet? Ik ben gene
gen te gelooven dat het daar geene uitgaven
geldt die nutteloos gedaan zijn, maar dat
men veeleer het antwoord van den minister
moet toeschrijven aan de begeerte die hij
gevoeld heeft niet te openlijk af te wijken
van de gewoonten van zijn departement. In
1898 reeds, gaf de achtbare heer Vanden-
peereboom, die alsdan minister van oorlog
was, hetzelfde antwoord in de zitting der
Kamer van 22 februari.
Sedert nooren wij het alle jaren herhalen
en altijd in dezelfde bewoordingen, 't Is om
zich af te vragen of de formule sacramenteel
geworden is in het departement van oorlog
Er zou nochtans eene beslissing moeten ge
nomen worden, want de werken noodzake
lijk geoordeeld in 1897, op verslagen van
generaals, zijn werken die zich opdringen in
het belang der gezondheid en de Regeering
haalt zich eene groote verantwoordelijkheid
op den hals met ze gedurig uit te stellen.
Reeds in 1897 bestatigde het verslag der
algemeene oogenschouw, gedaan door den
generaal de Wyckersiooth, de ongezondheid
der lokalen bestemd voor de woonst der
troepen. De mannen die den noorden vleugel
bewonen der kazerne, zijn gedeeltelijk boven
de stallingen, gedeeltelijk onder de daken
gehuisvest in kamers die vochtig en koud
zijn in den winter, te warm in de zomer.
Het middengebouw, dat eertijds tot hos
pitaal diende, bevat een twintigtal mannen
de muren zijn geborsten en doordronken van
vochtigheid op eene hoogte van vier meters
op zekere plaatsen.
De paarden zijn niet beter besteld. De stal
lingen zijn laag en te klein zij zouden moe
ten hergeplaveid en gezond gemaakt worden
indien men besmettelijke ziekten wil beletten
Een behoorlijk werk dringt zich dus op
dat werk is besloten geweest in 1897ik
verzoek den achtbaren minister het zonder
vertoeven te willen doen uitvoeren. Het geldt
er het belang der schatkist, want het stelsel
dat bestaat iu over te gaan tot werken bij ge
deeltelijke aanbestedingen is zeer schadelijk.
Het geldt er vooral de gezondheid der
mannen; en, onder dat opzicht is het onbe
twistbaar dat de gevraagde werken dringend
zijn. Het is de plicht der Regeering tus-
schen te komen.
Dit zijn, mijnheeren, de aanmerkingen die
ik dacht aan te bieden aan het art. 37 der
begrooting; mijne andere aanmerkingen heb
ben betrek op het artikel 43. Hier zijn ze
In hare antwoord aan de middenafdeeling,
noemt de Regeering de stad Yper onder de
garnizoenen waar een stand voor het albini-
goweer en gelijksoortige wapens bestaat voor
het leger. Dit is eene vergissing. De stad
Yper heeft geene schietbaan meer, maar er
is spraak vau er eene te bouwen. De uitgave
is sedert eenige jaren in de stadsbegrooting
geschreven. Het schijnt dat het stadsbestuur
wacht om dat werk uit te voeren dat de
Regeering baar aandeel van tusschenkomst
in de onkosten vermeerdere, dat, heden een
derde der uitgave is.
Ik vraag aan den achtbaren minister van
- oorlog ons wel te willen zeggen of de Regee
ring voornemens is binnen korten tijd een
wetsontwerp neêr te leggen dat het aandeel
van tusschenkomst van den staat in het
bouwen van schietbanen verhoogt.
Ik heb gezegd.
Namiddagzitting.
Het incident Daens komt weer voor de
pinne. De heer Voorzitter Schollaert ver
klaart dat het document waarvan er spraak
is geweest, door M. Daens aan de midden
afdeeling gegeven geweest is en niet op het
bureel der Kamer neergelegd werd. Dat ver
klaart zijne verdwijning. M. Daens neemt
de gelegenheid te baat om opnieuw te pro
testeeren tegen de houding van den heer
minister de Trooz en der andere leden van
de rechterzijde die, zonder reden, zijne goede
trouw in verdenking gebracht hebben. Na
eene bitterzoete woordenwisseling tusschen
M. de Trooz en M. Daens, wordt het incident
voor goed gesloten.
Vergoeding van schade voortkomende uit
de arbeidsongevallen. Men herneemt de be
spreking van art. 17.
Men neemt den tekst der Regeering aan,
te weten
Er wordt in geenen deele afgeweken
van de algemeene regelen betreffende de
burgerlijke aansprakelijkheid wanneer het
ongeval is teweeggebracht door de onver-
schoonbare schuld van het slachtoffer of
van het hoofd der onderneming.
De tweede alinea van het artikel door de
Regeering voorgesteld wordt insgelijks aan
genomen. Zij luidt als volgt
Met uitzondering van dit geval, geeft de
schade, voortspruitende uit arbeidsonge-
vallen, ten laste van het hoofd der onder-
neming en ten voordeele van het slacht-
offer of zijne rechtverkrijgenden enkel en
alleen recht op de bij deze vastgestelde
vergoedingen.
Een amendement van M. Destrée, toela
tende aan de slachtoffers de geheele ver
goeding te eischen, wanneer de patroon voor
de rechtbank vervolgd is uit oorzaak van
een ongeval, wordt verworpen met 76 stem
men tegen 26 en 13 onthoudingen.
Art. 18. De vergoedingen bij dezo wet
bepaald zijn niet verschuldigd wanneer het
ongeval door het slachtoffer opzettelijk
werd teweeggebracht.
Geene vergoeding hoegenaamd is ver-
schuldigd aan dengene der rechtverkrij-
genden die het ongeval opzettelijk heeft
teweeggebracht.
Aangenomen door zitten en opstaan.
Art. 19. Elke met de bepalingen van
deze wetstrijdige overeenkomst is van rechts
wege nietig.
Aangenomen door zitten en opstaan.
Art. 20. le alinea: Elk ongeval dat
aan den werkman is overkomen bij zijnen
arbeid en dat heeft veroorzaakt of van
aard is om te veroorzaken hetzij den dood
van het slachtoffer, hetzij eene onbekwaam-
beid tori werken die waarschijnlijk ten
minste twee weken zal duren, moet bin-
nen drie dagen, door het hoofd der onder-
neming of zijn gelastigde worden aange-
geven, onverminderd alle andere bij de
wetten of verordeningen voorgeschreven
nasporingen.
M. Versteylen stelt voor in de eerste
alinea van artikel 20, na de woordenhetzij
eene onbekwaamheid tot werken - de vol
gende woorden te doen wegvallen die
waarschijnlijk ten minste twee weken zal
duren.
De eerste alinea aldus gewijzigd wordt
aangenomen doorzitten en opstaan.
Ziehier nu het voorstel van M. Renkin,
strekkende om de 2e alinea te vervangen
door de volgende schikking
De aangifte wordt schriftelijk gedaan
aan den arbeidsopziener, alsook ter griffie
van het vredegerecht des kantons binnen
hetwelk het ongeval heeft plaats gehad.
Bestaat er aanleiding toe, dan vermeldt de
aangifte dat door het hoofd der onderne-
ming worden erkend de hoedanigheid van
het slachtoffer, het bestaan van de arbeids-
overeenkomst, de wezenlijkheid van het
ongeval voorgekomen door en gedurende
de uitvoering der overeenkomst, alsmede
den naam van den verzekeraar met wien
hij eene overeenkomst heeft gesloten onder
de bij deze wet voorziene voorwaarden.
Daarbij wordt, op kosten van den aange-
ver gevoegd een geneeskundig getuigschrift
waarvan de vorm bij koninklijk besluit
zal worden bepaald. De vorm en de andere
vereischten der aangiften worden voor het
overige bij koninklijk besluit geregeld.
Deze bepaling, waarbij de Regeering zich
heeft aangesloten, wordt goedgekeurd.
Derde alinea van het ontwerp der Regee
ring De aangifte van het ongeval kan,
met naleving van denzelfden vorm worden
gedaan door het slachtoffer of zijne recht-
verkrijgenden.
De 3e alinea wordt aangenomen.
4° Alinea. Ontvangbewijs van de aan-
gifte wordt in elk geval den aangever door
den griffier toegezonden.
Aangenomen met zitten en opstaan.
5e Alinea, voorgesteld door M. Renkin en
waarbij de Regeering zich vereenigd heeft
Door den bevoegden arbeidsopziener of
door zijnen gelastigde wordt een onder-
zoek ingesteld naar de oorzaken van elk
ongeval waarvan de aangifte niet vermeldt
dat door het hoofd der onderneming wor-
den erkend de hoedanigheid van het slacht-
offer, het bestaan van de arbeidsovereen-
komst en de wezenlijkheid van het ongeval
HET WEEKBLAD