TAN IJPIREN EN HET ARRONDISSEMENT. Politiek, Nieuws-, Handels- en Annoncenblad. Negentiende jaar. Zaurdag 21 Januari 1905. Nummer 3. ff STUDIEKRING UITGEBREID HÖOGER ONDERWIJS Algemeene geschiedenis der kunst. 1904. Het klerikalism en de werkende klas. 40.000 Huisvaders getroffen. Vrijheid! Hunne moraal. Ahanmm«mtsarijü voorop betaaibaar 8.00 fr. per jaar toot den buiten. 2.50 fr. voor stad. Per 6 maanden 1 fr. 50. Per 3 maanden 1 fr. Annoncen: 15 cent g«r irukregel. Rechterlijke eerherstellingen: 1 fir. por regel. Akkoord per jaar of per maand. 5 oentiemen per nummer. Afzonderlijke nummers roor artikels, enz. 4 Cr. per 100 o» aftu barfesbfcen yan verkoopingen of ander» bekendmakingen ten burosk» dozer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, als- gltdfe die roor bet buitenland worden ontvangen doer den Office de PuMicité, Magdalen&straat, Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij m enderteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekead of personnaliteiten bevattende worden niet opgenomen. AFDEELING YPER. Zondagen 22, 29 Januari, 5, 12 Februari 1905, om 15 uren, Leergang van den haerRafaël PETRUCCI Zes voordrachten met lichtteekeningen. Ingangsprijs voor niet-leden4 frank. Het vervlogen jaar 1904 is zeer voordeelig geweest voor de liberale partij, en belooft veel, ja, zeer veel voor de toekomst, 't Is in den loop van 1905 dat de ontwaking van het belgisch liberalism zich op eene schoone ma nier heeft gekenschetst, en dat onze partij, benevens hare kiesmacht, het gezag dat een twintigjarig klerikaal bestuur haar ontno men had, heroverd heeft. De kiezingen van Mei, met negen nieuwe liberale vertegenwoordigers naar de Kamer te sturen, hebben bewezen welk ongelijk onze klerikale tegenstrevers hadden met maar ge stadig te herhalen dat de liberale partij dood was, en er nooit meer moest aan denken aan 't bewind te komen. Gezien dezen uitslag moesten de klerikalen den vooruitgang der liberale partij beken nen, maar zij getroostten zich met te bewe ren dat men dezen vooruitgang enkel aan een stroovuur kon vergelijken, dat de pogin gen niet zouden blijven onderstennd, dat wij in den strijd den noodigen moed zouden mis sen die onontbeerlijk is tot eene volledige zegepraal. Op dit gebied hebben onze tegen strevers zich nogmaals bedrogende beraad slaging over den toestand van 't leger, ten gevolge van den brief van den Koning aan minister Cousebandt, in 't leven geroepen, de kritieken over 's lands geldelijken toe stand, de grootsche liberale betooging, die daags voor de opening der Kamers 40,000 liberalen in de straten der hoofdstad bijeen bracht, dit alles bewijst ten overvloede de leefbaarheid der liberale partij, bij zoover dat men er toe gekomen is de mogelijkheid in te zien in 1906 eeu liberaal ministerie te zien tot stand komen. W'jj zijn ten uiterste overtuigd dat die hoop zich ten volle zal verwezenlijken, niettegenstaande al het ge weld dat de klerikalen in 't werk stellen om het schrikkelijke te doen inzien dat er zou bestaan in eene samenwerking van libera len en socialisten. Hetgeen inderdaad monsterachtig zou zijn, dat ware de klerikale partij aan bet bewind te laten, de partij der geestelijken die altijd gereed is zich gedwee ten dienste te stellen voor alle reactie, en de antiklerikalen te zien aan moed ontbreken of aan hunnen plicht te kort komen om door alle middels den val van dit hatelijk gouvernement te verhaasten. De taak der liberale partij, zoo gelukkig voorbereid in 1904, is zeer eenvoudig, duide lijk en allen die het goed meenen zullen er heel logisch de verwezentlijking van bewer ken gedurende bet jaar dat sedert eenige dagen begonnen is. 't Is voornamelijk van onze propagandisten, Jonge Wachten ondersteund door de Associatiën dat in ons arrondissement vooreerst en van alle propagandisten in 't algemeen de volkomen zegepraal en de wegkegeling der klerika len afhangt. De liberale propaganda moet krachtdadig en onmiddelijk zijn; zij moet van heden af aangevangen, eiken dag, elke uur worden voortgezet; zij moet in die middens door dringen waar wij voorheen niet anders dan vijanden telden; wij moeten voornamelijk de vestingen bestormen waar wij in Mei 11. eene bres hebben gemaakt. Ja, het jaar 1904 is voordeelig geweest voor de liberale partij, maar 1905 moet nog beter zijn, opdat wij in 1906 de vruchten onzer pogingen mogen plukken. Aan 't werk dus, vrienden, onverpoosd aan 't werk Het kan niet genoeg voor oogen gehouden en breed uitgelegd worden, dat het klerika lisme de grootste vijaDd is van de werkende klas, zoowel op zedelijk als op stoffelijk ge bied. In verband met het onderwijs roemen de klerikalen er op dat zij vele scholen ge sticht hebben en met hun eigen (1) geld on derhouden. Maar die scholen dienen slechts om het uitgebreid en degelijk onderwijs in den weg te staan en gaan niet mede met den tyd. Konden de klerikalen ooit meester wor den van de stadhuizen der groote Belgische steden, hun eerste werk zou de verpaap- sching van de beroemde stadsscholen wezen, dus de verdelging van het edel en vrij offi cieel onderwijs. Welke partij is het die steeds in den weg stond om de hervormingen ten voordeele van de werkende klasse te beletten De klerikale partijInderdaad, indien men 't liberalism beschuldigd van niet alles ge daan te hebben wat het wilde doen, dan is de klerikale partij daar de groote schuld van, daar elke volksgezinde hervorming die men wilde invoeren, 't bestaan der liberale partij op't spel stond, dank aan de afgunstige klerikalen. Herinnert u maar de volksgezinde school hervorming van 1879, nogtans zoo gema tigd, zoo toegevend, en toch heeft zij den val der liberale partij medegesleeptIeder weet nog welke schandelijke dwangmiddelen er toen door de klerikale partij in 't werk zijn gesteld geworden. Men heeft dan voornamelijk kunnen oordeelen over de liefde van de klerikalen voorden werkman. Want waren die honderden onderwijzers en onderwijzeressen die gebroodroofd wer den, enkel en alleen omdat zij getrouw ge bleven waren aan hnnnen eed en aan de wet, geene werkmanskinderen? Komt men alle dagen nog geene tastbare bewijzen genoeg tegen, die de vijandschap of liever de minachting der klerikale partij tegen de werkende klasse in zijn geheel doen uitkomen? Wij hebben het immers gezegd, dat het klerikalismus de grootste vijand is der werkende klas, en dit kan nooit genoeg heraald worden. Indien de legerwet van 1902 langs den eenen kant den militairen dienst op onbe duidende wijze verlichtte, langs den anderen kant heeft zij hem op eene erge wijze ver zwaard.. Zij heeft er inderdaad voor gezorgd dat, iu geval van nood, een grooter getal manschap pen zou kunnen opgeroepen worden. En hoe is zij daartoe geraakt Met een zeker getal dergenen op te trommelen die nu, dank aan hunne 1,600 frank, vrij zijn Volstrekt niet. Die versterking van 't leger gebeurt nogmaals ten koste der arme lote- lingen, der hedendaagsche gedwongen sol daten. Ziehier hoe het ministerie te werk gegaan is In de voormatige legerwet bepaalde een artikel (art. 4) dat, in geval van oorlog of van gevaar voor 't grondgebied, wanneer afgedankte klassen weêr onder de wapens moesten geroepen worden, de getrouwde mans en weduwenaars met kinderen, ja zelfs de vrijgezellen,wier eerste huwelijks aankondiging aangeplakt was geweest, bui ten den oproep zouden gelaten worden. Krachtens dat artikel moesten dus slechts ue ongehuwde optrekken. Welnu, dat artikel is door de wet van 1902, puur en simpel afgeschaft. Moesten wy dus in een oorlog gewikkeld wordeD, ja, moest er slechts daarvoor gevaar bestaan zooals het gevaar zich voordeed in 1870welnu, dan zouden de afgedankte lotelingen vrouw en kind moeten in steek laten om opnieuw naar 't geweer te grijpen. Ziedaar eene nieuwe streek van die kleri kalen, die immer pochen over hunnen eer bied voor familie zoowel als voor religie en eigendom. Het is nu uitgemaakt de godvruchtige kranten hebben het toch reeds op alle tonen gezongen dat de clericalen de grootste vrienden zijn der volledigste vrijheid 1 De vrijheid hebben zij lief boven alles en het is slechts voor de vrijheid van boer en werkman dat zij strijden. De boeren weten er alles van De boer weet heel wel hoe vrij hij is te denken... zooals menheer de kasteelheer en menheer de pastoor denken. Is het niet schoon en getuigt het niet van eene onbeperkte vrij heid, dezelfde gedachten te mogen hebben als die twee hoofden van het dorp Js het geen bewijs van grenzelooze vrijheid al te mogen doen wat menheer de kasteel heer en de pastoor voorhouden van te doen Is het geene daad van onmetelijke vrijheid te mogen ja-knikken of neen-schudden al- volgens die heeren ja of neen zeggen I Ja, de vrijheid, die schoone vrijheid 1... Ga eens bij de boeren van die zoo zeer ge prezen vrijheid spreken, zij zullen u aankijken gelijk iemand waartegen men Hebreeuwsch of Spaansch klapt I De boer herinnert zich maar al te wel dat zijne kinders indertijd een degelijk onderwijs genoten in de school, door de clericalen met den vlookenden naam van scholen zonder God betiteld, en dat nu zijn kroost in de zoogezegde scholen met God niets anders aanleert dan schietgebedekens en gewijde liedekens. Dat herinnert hij zich, maar hij moet zijne lievelingen toevertrouwen aan mannen en vrouwen wier onderwijs hij afkeurt. Hij herinnert zich den tijd toen hij vrij was te handelen en te denken zooals hij het verkoos. Doch de tijden zijn veranderd De pastoor, die niet meer de goede herder is van vroeger jaren, denkt voor het ganschedorp, en gansch het dorp moet den ken zooals hy. Hij zegt welke gazet en welke boeken de boer lezen en niet lezen mag. Hij zegt naar welke school de kinderen moeten gaan; hij zegt welke maatschappij welke herberg, welke winkel slecht zijn, met verbod er zich te laten inschryven of zich er laten te bedienen. Hij verbiedt de jeugd zich op de naburige dorpen ter kermis te begeven en er een dans je te wagen, want dansen bederft de zeden, zoo zegt hij! En de oude boer denkt bij zich zeiven dat, vijf en dertig jaar geleden, als hij nog vrijde en gulie vreugde gesmaakt werd, een dansje hem niet bedorven had, noch belet had van braaf en deugdzaam te blijven. En zoo mijmert de boer en denkt op ver- vlogene tijden toen hij nog vrij was, en als hij zich gaDsch alleen bevindt, dan balt hij de vuisten tegen de geestelijkheid die over- heerschend is geworden, den godsdienst ver geet voor de handelszaken en de vrijheid zoodanig kortwiekt dat kasteelheer en pas toor alleen meester zijn op het dorp. En als hij dan zoo'n clericaal blad onder oogen krijgt dat hem vau vrijheid spreekt, dan denkt hij op het kiesgangsken waarin hij zich welhaast op die vrijheidswurgers wreken zal. De klerikale moraal is de eenige goede 't werd reeds te dikwijls door de godvruch tige gazetten uitgekreten, om er niet van overtuigd te wezen. Doch, tot hiertoe zegde men ons niet waarin die zedeleer bestaat. Welnu, de klerikale moraal is die welke toelaat de kiezerslijsten te ver- valschen en twee en drie stemmen te geven aan kiezers,^ welke maar rechtop een enkel bulletyn hebben. De klerikale moraal is die welke toelaat de kiezers te doen stemmen die hunne burgerlyke rechten ver loren hebben, tengevolge van veroordeelin gen. De klerikale moraal is die welke den minister van Oorlog toelaat het effectief zijns legers... niet te kennen en zelfs dit leger te ontredderen. De klerikale moraal is die welke den minister van Justicie toe laat in de magistratuur en het notariaat uitsluitelijk klerikale benoemingen te doen. De klerikale moraal is die welke het kabinetshoofd de Smet de Naeyer toelaat met de miljoenen der Belgi sche belastingbetalers om te springen zooals een goochelaar met gewichten. De klerikale moraal is die welke aan de klerikale afgevaardig den toelaat vervalschingen te plegen in volle HET WEEKBLAD .„..in - EN

HISTORISCHE KRANTEN

Het weekblad van Ijperen (1886-1906) | 1905 | | pagina 1