VAN IJPEREN EN HET ARRONDISSEMENT.
Politiek, Nieuws-Handels- en Annoncenblad.
Philips Van Artevelde.
Negentiende jaar.
Zaterdag 22 April 1905.
Nummer 16.
De Wet op de Zondagsrust
jy&canemfinteprys voorop betaaibaar 8.00 ft", per jaar toot dea buiten. 2 50 fr. voor stad. Per 0 maanden 1 fr. 50 Per 3 maanden 1 fr. Annoncen 15 cent
jir drukregel. Rechterlijke eerherstellingen: 1 fr. per regel. Akkoord per jaar of per maand. 5 centiemen per nummer. Afzonderlijke nummers voor artikels, enz 4 fr per 100
e» JMfir berieliten van verkoopingen of andere bekendmakingen ten bureeie dezer gedrukt worden eens gratis ingelijfd. De annoncen voor België, ter uitzondering der beide Vlaanderen, als-
ék voor het buitonland worden ontvangen door den Office de Publicité, Magdalenastraa Brussel. Men wordt verzocht alle hoegenaamde artikels uiterlijk tegen Vrijdag middag vrij
«B *ftd«rteekend toe te zenden. Artikelen ongeteekend of personnaliteiten bevattende worden et opgenomen.
Ziehier den volledigen tekst der wet op de
Zondagsrust, zooals zij Vrijdag door de Ka
mer gestemd is:
Wet tot instelling der Zondagsrust in de
nijverheids- en handelsondernemingen.
Art. 1. Deze wet is van toepassing op
de nijverheids- en handelsondernemingen,
met uitsluiting van 1° De ondernemingen
van vervoer ta water2° De visscherijon-
dercemingen 2° De jaarmarkt-en foorbe-
drijven.
Art. 2. Het is verboden voor den arbeid
andere personen dan de bij het hoofd der
onderneming inwonende leden van zijn ge
zin en zijne dienstboden en huisgenooten
meer dan zes dagen per week te gebruiken.
Deze bepaling bedoelt den arbeid verricht
onder het gezag, de leiding en het toezicht
van het hoofd der onderneming.
De wekelijksche rustdag is de zondag.
Bovenstaande voorschriften laten de hier
na voorziene uitzonderingen en vrijstellin
gen toe.
Art, 3. Het in het eerste lid van het vorig
artikel geschreven verbod is van toepassing
Is op driegende wcrfcaaaiaheden, vereischt
door een geval van overmacht of nood
dwang, welke de gewone gang der onder
neming niet deed voorzien 2° op het toe
zicht over de lokalen voor de onderneming
bestemd 3° op de werkzaamheden van
schoonmaken, herstellen en in goeden staat
houden, noodig voor de regelmatige voort
zetting van het bedrijf, en evenmin op an
dere werkzaamheden dan die van voort
brenging waarvan afhangt de regelmatige
hervatting van het bedrijf op den volgenden
dag; 4° op de werkzaamheden noodig om
beschadiging van de grondstoffen of voort
brengselen te voorkomen.
De bij dit artikel voorziene werken mogen
worden verricht hetzij door de arbeiders
van de onderneming waar ze worden uitge
voerd, hetzij door die van eene vreemde
onderneming. Ze zijn alleen veroorloofd voor
zooveel de gewone gang der onderneming
niet toelaat ze op een anderen dag der week
Geschiedkundig Roman.
Nogmaals steeg een zegepralend gejuich
boven de Vrijdagmarkt en de kreet: Heil
Artevelde! Heil Gent! weerschalde luider
en krachtiger daD ooit. Slechts wanneer
Jacob De Rijcke, de Deken der Wevers,
naast Artevelde voor het venster plaats nam,
verging het gedruisch en bedaarde het ge-
jubbel der tallooze schare.
Ook de deken ontblootte zich het hoofd en
de rechterhand omhoog stekende, sprak hij
In name der stede en het volk van
Gent, zweer ik trouw en onderdanigheid aan
den Opperhoofdman Philips van Artevelde,
en belove hem te volgen en te dienen waar
het noodig zal wezen. Zoo help mij God en
al zijne Heiligen.
Tot teekeD dat het volk dezen eed goed
keurde en bekrachtigde, wemelden duizende
handen boven de hoofden en weergalmde
zoo woest en onophoudelijk het geschreeuw
Wij zweren het! Wij zweren het! dat
de Vrijdagmarkt in een tooneel van moord
uit te voeren.
Art. 4. Arbeiders en bedienden mogen
dertien dagen van iedere veertien of zes en
een halven dag van iedere zeven dagen
werkzaam zijn in de hierna aangeduide
soorten van ondernemingen
1° De bedrijven waarin voedingsmiddelen
worden vervaardigd, bestemd om dadelijk
voor het verbruik te worden geleverd2° de
bedrijven waarin eetwaren of levensmid
delen in 't kléin worden verkochtde hotels
spijshuizen en drankslijterijen4° de tabaks
winkels en de magazijnen van natuurlijke
bloemen; 5° de apotheken, de drogistwin
kels, de magazijnen van genees- en heelkun
dige toestellen; 6° de openbare badinrich
tingen; 7° de ondernemingen van dagbladen
en openbare vertooningen; 8° de onderne
mingen voor het verhuren van boeken,
stoelen, vervoermiddelen; 9° de onderne
mingen voor verlichting, waterleiding of
beweegkracht; 10° de ondernemingen van
vervoer te land, de werken van laden en
lossen in de havens, losplaatsen en spoor
wegstaties; li" de huur- en verhuurkanto
ren, de agentschappen voor inlichtingen
12° de bedrijven waarin de arbeid, uit
hoofde van zijnen aard. niet kan worden on
derbroken of uitgesteld.
De dag of de twee halve dagen, in den
loop van veertien dagen aan de rust gewijd,
behoeven niet noodzakelijk op den zondag
te worden bepaald noch dezelfde te zijn voor
alle werklieden en bedienden eener onder
neming. De halve rustdag moet worden ge
nomen hetzij voor, hetzij na 1 uur 's namid
dags. De duur van den arbeid mag niet vijf
uren te boven gaan.
Art. 5. De koning mag het stelsel, bij het
vorig artikel ingevoerd, uitbreiden tot alle
andere soorten van nijverheids- of handels
ondernemingen die, hetzij om redenen van
openbaar nut, hetzij wegens plaatselijke of
andere noodzakelijkheid, gewoonlijk vorde
ren dat er wordt gearbeid hetzij den gehee-
len zondag of gedurende een gedeelte van
den zondag.
Hij mag ook de hoofden der ondernemin
gen, waarin de arbeiders met opvolgenlijke
en oproer scheen herschapen te zijn.
Daar middelerwijl de avond begon te val
len, verdween Artevelde met de Schepenen
en Dekens in het Tooghois om eenige der
maatregelen, welke de Ruwaard voor de
volksbevrijding aangekondigd had, nader te
bespreken.
Ook het grootste gedeelte des volks verliet
weldra de Vrijdgmaarkt en keerde huiswaarts
of verspreidde zich in de stad boven welke
het geroep: Leve Artevelde! Vrijheid en
Nering! nog lang bleef weerschallen.
Zoodra de plechtigheid der eedaflegging
ten einde was, wendden ook Gozewijn en
Kerste het hoofd als om Raas van Herzeele,
die zich steeds achter hen bevonden had, uit
te noodigen met hen huiswaarts te keeren.
Was de edelman het Tooghuis binnengegaan
of bevond hy zich tusschen de ambachtsge
zellen die voor het gebouw nog over de
gebeurtenissen van den dag redekavelden,
althans zij ontdekten hem nergens en waren
dus verplicht alleen den weg naar den Ka
landerberg in te slaan.
Eensklaps slaakte Kerste eenen kreet van
bange verrassing. Mijn vader! sprak zij,
met ingehouden stem en de hand in de rich-
ploegen werken, machtigen om het werk
der nachtploeg te verlengen tot den zondag
morgen ten 6 uren. In dat geval mag het
werk d9r arbeiders, die ploeg uitmakend,
niet hernomen worden voor den maandag
morgen, op hetzelfde uur
Art. 6. In de onderneming waar gebruik
wordt gemaakt van den wind of van het
water als eenig motor of als hoofdmotor,
mogen de werklieden en bedienden, twaalf
maal per jaar, den zevenden dag in beslag
worden genomen voor den arbeid.
De koning mag, voor ten hoogste hetzelfde
getal weken, hetzelfde recht verleenen wat
betreft: 1. de bedrijven die slechts gedu
rende een gedeelte des jaars worden uitge
oefend of waarin gedurende zekere tijden des
jaars met groote kracht wordt gewerkt
2. de bedrijven die in de open lucht worden
uitgeoefend en waarin de arbeid kan worden
belemmerd door ongunstig weer.
Het hoofd der onderneming, die gebruik
maakt van het bij dit artikel voorziene recht,
moet daarvan, binnen vier-en-twintig uren,
kennis geven aan den arbeidstoeziener of aan
den arrondissementscommissaris. In geen
geval mag meer dan vier weken achtereen
worden gebruik gemaakt van dit recht.
Art. 7. De arbeiders en bedienden der
magazijnen voor kleinhandel, andere dan
deze in artikel 4 bedoeld, alsook de haar-
kappersknechten mogen 's zondags van 8
uren 's morgens tot 's middags aan den ar
beid gebezigd zijn.
Die toelating mag afgeschaft, of het aldus
bepaald uren mag verminderd worden door
koninklijke besluiten toepasselijk op de ma
gazijnen van kleinhandel en de haarkappers
eener bepaalde gemeente of van een groep
gemeenten, of op die magazijnen alleen.
Wegens bijzondere noodzakelijkheid, kun
nen de magazijnen voor kleinhandel, de haar
kappers eener bepaalde gemeente of eener
groep gemeenten bij koninklijk besluit wor
den gemachtigd hun personeel voor den ar
beid te gebruiken op zondag, hetzij op andere
uren, hetzij gedurende een grooter getal uren.
De laatste machtiging kan maar ten hoogste
voor zes weken per jaar worden verleend.
ting der Lange Munt uitstekende. Hemel
hoe durft hij, die gebannen is, zich te Gent
wagen in zulke omstandigheden
Wees zonder vrees voor uwen vader,
Kerste; suste Gozewijn haren angst. Hij
is vergezeld door uwen oom, Marten van
Erpe, Arteveldes boezemvriendhij loopt
dus geen het minste gevaar. Mij dunkt, zij
begeven zich naar het Tooghuis en gaan
waarschijnlijk den Ruwaard opzoeken.
Zou mijn vader misschien den graaf
verlaten hebben om zich bij de volkspariij
aan ta sluiten? hernam de maagd met een
zweem van ongeloof op het gelaat.
Dat is niet onmogelijk; weiervoer Go
zewijn. «In deze tijden van woeling gebeu
ren zulke zonderlinge dingen, dat men zich
over niets moet verwonderen. Zie, Wouter
van Massemen, die insgelijks tot de partij
der Leliaarts behoort is met hen gekomen
voorzeker heeft dat iets te beduiden....
Maar, Gozewijn, zij bemerken ons ins
gelijks; mijn vader groet ons met de hand;
onderbrak Kerste. Gaan wij tot hen.
Doch op het oogenblik dat zij dit besluit
wilden ten uitvoer brengen, zagen zij Wou-
Art. 8. De hoofden van ondernemingen
zijn verplicht de lijsten aan te plakken en
de boeken te houden welke voor het toezicht
noodig blijken. Zij moeten zich gedragen
overeenkomstig alle) andere voorschriften
die bij koninklijk besluit zijn vastgesteld.
De hoofden van de aan de wet van 15 Juni
1896 onderworpen ondernemingen, zijn ge
houden de bepalingen omtrent de bij deze
wet voorziene rust in hunne werkplaats -
reglementen te vermelden.
Art. 9. De hiervoren bepaalde uitzonde
ringen en vrijstellingen zijn niet van toepas
sing op de kinderen en aankomende jonge
lingen beneden de 16 jaren en evenmin op de
meisjes en vrouwen, die meer dan 16 jaren
en minder dan 21 jaren oud zijnde, werk
zaam zijn in de bedrijven die aan de wet van
13 december 1889 zijn onderworpen.
Niettemin mag de Koning, wat betreft die
bedrijven waarin de arbeid, uit hoofde van
zijnen aard, niet kan worden onderbroken
of uitgesteld, machtiging verleenen om kin
deren boven de 14 jaren alsmede meisjes of
vrouwen beneden de 21 jaren, gedurende de
zeven dagen der week hetzij gewoonlijk,
hetzij voor een zekeren tijd, hetzij voor
waardelijk te doen arbeiden.
De uit krachte van hot vorig lid genomen
besluiten verzekeren hun, in elk geval, den
noodigen tijd om eenmaal per week de plich
ten van hun godsdienst te vervullen, alsmede
een hal ven dag rust op zeven dagen of een
vollen rustdag op veertien dagen.
Art. 10. De kinderen en aankomende jon
gelingen beneden de 16 jaren, alsmede de
meisjes en vrouwen die, meer dan 16 jaren
oud zijnde, voor den arbeid worden gebruikt
in ondernemingen, niet bedoeld in de wet
van 13 December 1889, genieten in elk geval
het voordeel van de bij het derde lid van het
vorig artikel voorziene bepalingen.
Art. 11. De bepalingen der tegenwoordige
wet zijn toepasselijk op de ondernemingen
door den Staat, de provincies of de gemeen
ten uitgebaat, in de voorwaarden waarin zij
toegepast worden op de bijzondere onderne
mingen. Nochtans in de ondernemingen door
den Staat uitgebaat, zal de inrichting der
ter van Massemen zich, in hunne richting,
eenen weg door het volk banen.
Hadden zij den naren grijns kunnen be
speuren, die op dezen stond de trekken van
den naderenden edelman verkrampte, gewis
ware hunne hoop op verzoening spoedig
vervlogen; dan, Wouter was in het huiche
len volleerd en wanneer hij de twee gelieven
bereikte, sprak hij met eenen bevalligen
glimlach en eene beleefde buiging
Jonkver van Halewijn, uw heer vader
doet u bidden mij naar mijn Steen te verge
zellen, waar hij u zoo aanstonds zal volgen.»
Naar uw Steen bij de Brabandbrugge
Wat mag dat te beteekenen hebben? vroeg
de maagd verwonderd.
Niets anders dan dat hij u gaarne zou
spreken, eer gij u bij Van Artevelde begeeft,
jonkver Kerstewedervoer de edelman
stout doch eenigszins onthutst.
Ik begrijp, hij wil mij eenige onderrich
tingen geven om mijne moei te troosten en
op te beuren; sprak de jonkvrouw na eeni
ge oogenblikken overweging. Welaan,
Gozewijn, volgen wij dus den heer van
Massemen voltrok de jonkvrouw.
Wordt voortgezet).
HET WEEKBLAD
(9e Vervolg).