Werkrechtersraad J)i> verrijzenis ran Y-per door een Duitscher gezien In La Flandre Libérale van Gentvonden we de fransche bewerking van een lang artikel, over Yper, dat onlangs in het Berliner f age blatt verscheen. Daarin kunnen wij, Yperlin- gen, lezen wat de Duitschers over onze verrijze nis denken. Gezegd artikel is heel onpartijdig geschreven. Het bevat nochtans geen tnkel woord van leed wezen over de schrikkelijke oorlogsgruwelen, door Duitschland ontketend en bestendigd, enkel een gevoel van spijt omdat zijn ovsrweldigingsplan- nen mislukten. Steller van het artikel Herr Zweig is groot voorstander van den heropbouw onzer Hallen. Zulks doet ons genoegen en laat ons hopen dat het Berliner Tageblattzijn grooten invloed zal weten te gebruiken om, in 't vooruit- zicht van het volledig herstel der verwoeste gewesten, de eischen der Belgische deskundigen bij de aanstaande Conferentie krachtdadig te steunen. We zijn overtuigd dat Herr Zweig niet wen schen zou het centrum van Berlijn in puin ie zien. Hij zal dan ook licht begrijpen hoe zeer we er naar verlangen onze historische Hallen opnieuw te mogen bewonderen en het helmend lied van onzen beiaard opnieuw te mogen begroe ten. Herr Zweig en zijn Berliner T'ageblatt kunnen ons daarin een machtige hulp verleenen met hun landgenooten aan te raden zoo spoedig mogelijk al hun oorlogsschulden te betalen. Hier volgt nu, zoo trouw mogelijk, de vlaam- sche bewerking van gezegd artikel. I. Yper, de stad zonder hart Nog enkele smalle straten en we bevinden ons op de Markt. Alles is daar nog zooals voorheen, wel vernieuwd,veel frisscher zelfs misschien, maar hoe verschrikkelijk de reusachtige Lakenhalleis verdwenen, dit cyclopisch gebouw, België's trots, rondom hetwelk de gansche stad evenals de kiekens rondom moeder hen haar kleine huisjes schaarde. Daar, waar heldhaftig dit wonder troonde, dat de eeuwen trotseerde, v bevindt zich tegenwoordig niets anders meer dan enkele zwartberookte steenbrokken. Het hart der stad is weggerukt en, om zich daar' van een gedacht te maken, is het voldoende zich in te beelden dat te Berlijn, op de plaats waar zich het Kasteel en de Linden bevinden, slechts een puinhoop zou te ont waren zijn. Dit schouwspel doet huiveren, meer nog dan de foto's die aan de uitstallingen der winkels, Yper in igtS voorstellen, een vul kanisch landschap, een oneindigen puinhoop gelijk. Maar het akelig uitwerksel van het niet heroprichten van dit reusachtig - gebouw is gewild, want er werd besloten dat het een puinhoop blijven zou, zooals de bouwvailen van Heidelberg, opdat de komende geslach ten steeds den oorlog zouden gedenken. Het .is waarschijnlijk dat een gevoel van haat den wensch heeft bezield hun den marteldood der stad te toonen om den diepen afschuw en den wraaklust tegen den aanvaller te bestendigen. Maar zoo dat de oorspronkelijke bedoeling was is het bekomen uitwerksel gansch ver keerd. Wat een oorlogsgedachtenis moest zijn werkt nu reeds als een gedenkteeken tegen den oorlog, want deze puinen stellen een vreeselijke verwittiging daarvoor al dezen die hun vaderland beminnen, om de meest gehei ligde kunstschatten hunner geschiedenis nooit meer aan zulke moorddadige vernielingen bloot te stellen. II. De Meenenpoort De oorlog heeft dus aan Yper haar stevigste kunstgewrocht ontnamen. Niemand gaat er nog ter bedevaart, zooals wij het eens deden, om haar prachtige Hallen te bewonderen. Maar, in vervanging van dit verloren geilen v teeken, kreeg Yper er een ander, een g' den teeken van groote kunstwaarde dat tot de ziel spreekt de Meenenpoort, door oe Engelsche Natie aan haar dooden gewijd, een diep treffend gedenkteeken waarvan de w eer- ga in heel Europa niet te vinden is. Op de baan die eertijds naar den vijand leidde verheft die reusachtige poort zich zeer hoog, als marmer zoo helder. Zij werpt haar schaduw op den steenweg, de eenige der omsingelde stad, langs waar, in zon en regen, de engelsche regimenten naar het front op rukten langs waar de kanonnen, de ambu lantiewagens en de munitie werden geleid, en langs waar ontelbare doodkisten terugkeerden. In haar massieve vormen naar romeinschen trant, meer praalgraf dan zegeboog, opent zich de gewelfde breede poert. Aan de spits van haar hoofdgevel, in de richting van den vijand, bevindt zich een marmeren leeuw, den poot zwaar steunend als op een prooi die hij niet loslaten wil aan rugzijde, naar de stad gekeerd, verheft zich, ernstig en zwaar, een marmeren praalgraf. Want dit gedenkteeken is aan de dooden gewijd, aan de zes en vijftig duizend Engelschen vóór Yper gevallen, waarvan de graven niet konden vereenzelvigd worden, die ergens rotten in een beender kuil, die in 't water gevallen zijn, die de granaten ontkennelijk hebben gemaakt, al degenen die niet, evenals de anderen, in de kerkhoven rond de stad, hun gepolijste witte steenen, hun eigen onderscheidingsteeken op hun eigen graf bezitten, 't Is voor hen allen, de zes en vijftig duizend, dat men dien mar meren boog bij wijze van gezamenlijk gedenk teeken heeft gemaakt, en deze zes en vijftig duizend namen zijn in gulden letters in het steen gebeiteld en er zijn er zoodanig veel dat, evenals op de zuilen van den Alhambra, deze inschrijvingen versieringen schijnen, 't Is dus een gedenkteeken, niet aan de Zege opgericht, maar aan de slachtoffers zonder eenig onderscheid Australiërs, Engelschen, Hindoes, Mahometanen, allen in denzelfden steen voor hetzelfde offer verheerlijkt. Geen enkele beeltenis van den Koning, geen enkele herinnering aan de zegepralen geen enkele kniebuiging voor de geniale legeroversten, geen enkele vermelding der erfprinsen, aarts hertogen, niets anders dan een opschrift, zoo kortbondig als grootsch Pro rege, pro patria In zijn waren romeinschen eenvoud is dit praalgraf der zes en vijftig duizend dooden meer ontroerend dan al de zege gedenkteeke- nen die ik ooit heb gezien, en die ontroeiing groeit nog aan bij het ontwaren van de steeds vernieuwde kronen der weduwen, der kinde ren, der vrienden. Want gansch een land gaat telken jare ter bedevaart naar dit gezamen lijk graf der niet begraven en vermiste soldaten. III. De Kermis boven de Dooden Tegenwoordig is Yper een pelgrimsoord voor de Engelsche Natie geworden. Men kan het begrijpen als men die duizenden en dui zenden graven heeft gezien, dit tragisch gedenkteeken aan de zes en vijftig duizend dooden. Maar juist schaadt dit druk verkeer geweldig aan den indruk van eerbied, en, midden de ontroering, stribbelt het gevoel tegen die goede inrichting die te stipt werkt. Op de Groote Markt is er een autopark als vóór een schouwburg, deze groene, en roode en gele vervoer-auto's brengen in de stad dagelijks duizenden toeristen die onder de leiding van grootsprekende gidsen de merk waardigheden bewonderen (twee honderd duizend graven I) Voor tien mark heeft men alles den grooten vierjarigen oorlog, de graven, de groote -kanonnen, de gemeente halle door de houtwitsers vernield, met lunch of noenmaal en al het comfort and nice strong tea zooals er op ieder uithang bord te lezen staat. In al de winkels doet men zaken met de dooden men biedt artikelen aan gemaakt bij middel van obussen die mis schien de ingewanden van een strijder hebben uiteengereten mooie souvenirs van het slagveld waarvan ik het afzichtelijkste staaltje in een uitstalling' heb gezien een bronzen Christus waarvan het kruis uit geweerkogels was samengesteld 1 In de hotels speelt men muziek, de koffiehuizen zijn vol, de auto's bollen allerwegen, de kodak's zijn in de weer. 't Is een schrikkelijk iets eraan te denken dat, evenals de aarde zich met de lijken bemest, ook de levenden uit de dooden voordeel trek ken dat zij het vreeselijk lijden van een half miljoen broeders als een kinemavertooning kunnen ingericht zien dat gemakkelijk rol lende auto's dezelfde wegen ontleenen, door de met slijk en zweet doorweekte soldaten, als romeinsche slaven beladen, gedurende lange maanden gevolgd dat zij, in wel ver luchte lokalen, al de refreshments kunnen bekomen dit aan de anderen, in hun vochtige en vuile loopgrachten, als nectar en ambrozijn zouden geschenen zijn dat zij, voor de som van tien mark, een halfuur lang en de sigaret in den mond, op hun gemak en tevreden, de vier jaren marteling van een half milioen menschen mogen beschouwen en vervolgens een paar dozijn zichtkaarten verzenden om te verkondigen dat het waarlijk 't zien waard is. En nochtans En nochtans is het noodig dat er op zekere plaatsen der wereld nog eenige zichtbare teekens der groote misdaad overblijven. Alles wel ingezien is het zelfs noodig dat er hier, telken jare, honderd duizend bezoekers op hun gemak en zonder kommer voorbijtrek ken, want, willen ze 't of niet, die ontelbare graven, die vergiftigde bosschen, die ver morzelde plaats, zijn herinneringen. En elke herinnering, onder gelijk welken vorm of bedoeling, verlevendigt het denken aan die verschrikkelijke jaren die nooit mogen ver geten worden. Zoo vond ik het billijk en uitstekend op opvoedkundig gebied dat in België, telken jare, op 4 Oogst, te g uur 's morgens, uur op hetwelk de Duitschers het land binnendron gen, al de klokken luiden, al de seinen der werkhuizen fluiten en de arbeid gedurende enkele minuten wordt stilgelegd. De overheden die dit bevel gaven, deden het met een nationale, vaderlandslievende bedoeling, niet in een geest van antibelli- cisme maar die maatregel werkt nochtans ter herinnering mede en geeft aan het sluime rend geweten een duw en een stoot. En men zou het slechts kunnen toejuichen indien al de oorlogvoerende landen van Europa dit plechtig gebaar moesten hernamen, inlien telken jare, in Duitschland ook, en in Frankrijk, op het juiste uur der oorlogsverklaring, de klokken luid ien, de s-inen huilden, alle Oezigheid stil viel voor enkele minuten van stille overpein- zing, van herinnering, en van verontwaar diging Rechtsgebied Yper Verslag der werkzaamheden van den Werk rechtersraad gedurende hec dienstjaar ig28. Kamer der Werklieden. Voor de Kamer der Werklieden wierden er in 1928, 48 geschillen op rol gebracht, waar van er door het verzoeningsbureel 20 vereffend wierden in der minne 3 klachten wierden ingetrokken 6 geschillen vóór de zitting vereffend 2 klachten waren niet ontvanke- 'J 4 gevallen door het Verzoeningsbureel gevonnisd en i3 naar den Raad verzonden. De Raad bekwam nog 4 verzoeningen; b klachten bleven zonder gevolg4 vonnissen van onbevoegdheid werden geveld en 2 ten gronde afgewezen. Kamer der Bedienden. In 1928 kwamen er in de Kamer der bedien en 0 geschillen op rol, waarvan er eene bekomen werd 1 .klacht werd ingetrokken, en 4 verzonden naar den Raad, die er nog een geschil verzoende en die drie vonnissen van onbevoegdheid uitsprak.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1929 | | pagina 4