gen. Voor wat de handelsfoor betreft, de stad
heeft altijd deze fooren begunstigd en ik denk
<lat er dit jaar nog eens moet gegeven worden.
De vraag van den invalidenbond, is naar mijn
oordeel een weinig overdreven. Een toelage
van i5.ooo fr. is een weinig veel gevraagd
bijzonderlijk voor een stad zooals Yper die
slechts 5o.ooo fr. in haar begrooting kan
inschrijven voor het inrichten van alle feesten.
De andere maatschappijen zijn matiger in
hunne vragen en wij zouden den Invaliden-
bond er moeten op wijzen dat dergelijk feest
niet uitsluitend op de kosten der stad kan
gegeven worden. De vraag der katholieke
Turners die hier hun negenste gouwfeest
inrichten is volgens mij een zeer aantrekke
lijk punt dat de bijzondere aandacht van den
gemeenteraad verdient, en ook de vraag van
het Landbouwcomice zal de raad met wel
willendheid geljeven te onderzoeken.
M. Bonnet. Ik bestatig dat de wensch
van den Heer Leuridan zal vervuld worden
en dat hij gansch het jaar door zal mogen
feesten.
M. Missiaen. Ik denk dat de raad zeer
onvoorzichtig zou te werk gaan met nu reeds
die toelagen in te willigen. Ik verzet mij niet
tegen het inrichten van feesten die volk en
nering voor de stad bezorgen, maar alswan-
neer wij nu en toen een subsidie zullen
stemmen, weten wij niet waar wij zullen
eindigen. Wat gij thans aan eenige maat
schappijen toestaat zult gij later ook aan de
andere moeten geven. Wanneer sommige
maatschappijen meenen meer recht te hebben
op den naam van belg, dan vraag ik mij af
wat er van België zou geworden zijn zonder
de werkende klas. Dat ieder maatschappij
een toelage moest vragen voor de inhuldiging
van een vaandel of gelijk welk andere gelegen
heid, waar zou dit ons leiden Verleden jaar
heb ik voorgesteld een krediet van 100.000 fr.
te stemmen en ik ben het nog bereid te
doen om daarna die som te verdeelen
tusschen al de maatschappijen die feesten
inrichten die eigenlijk dien naam verdienen.
Ik meen dat die zaak rijpelijk zal moeten
overwogen worden
M. Declercq. Ik ben t'akkoorJ met den
Heer Missiaen en ik stel voor r.u een som van
5o.ooo fr. bij voorbeeld te stemmen om die
dan nadien te verdeelen volgens de aanvragen
om toelage die tegen den iD Januari 1930
zouden ingekomen zijn. Voor wat de vraag
van den Invalidenbond betreft, is de gevraag
de toelage slechts een deel van wat gansch
het feest zal koiten en ik zou voorstellen de
gevraagde som afzonderlijk te stemmen en
niet te nemen op het krediet der feesten.
M. Leuridan. Het feit dezer feestviering
is iets dat ons maar weinig aanstaat en ik zou
hier zelfs de stem niet verheffen tegen die
kermisleute van ig3o had gij een dergelijk
besluit genomen zooals te Rousselare gedaan
werd. Daar hebben, Mijnheer de Voor
zitter, uwe partijgenooten het gedacht opge
vat de honderdste verjaring der onafhan
kelijkheid te vieren door het bouwen van drie
werkmanswoningen die onder de verdien
stelijkste werkersgezinnen zullen verloot
worden. Dit is een zeer goed ingestudeerd
gedacht dat wij volmondig, zooniet de beweeg
reden dan toch het feit, kunnen bijtreden. Ik
zou mij niet hebben verzet tegen iets wat door
u als ^en feest en door mij als nut zou kunnen
aanzien worden, maar ik verzet mij tegen de
feestelijke roes waarin gij Yper wilt mee
sleuren, hetgeen regelrecht in tegenstrijd is
met uwe stugheid, met uwen ernst. Gij, zoo
een ernstig man, hebt ons zonder lachen
kunnen lezing geven van de vraag van het
Landbouwcomice dat, om de onafhankelijk
heid weerdig te kunnen vieren, wenscht een
beestenprijskamp in te richten. Dan verder
de vraag van den Nationalen Invalidenbond
die voor 425 personen een banket zal geven
dat 25.000 fr. moet kosten.
Wij zijn principiëel tegen deze viering en ik
heb met veel voldoening gezien dat uwe
WWW MB
partijgenooten onlangs, op een congres van al
de burgemeesters van het canton Puers, met
algemeene stemmen een motie hebben aange
nomen waarbij zij weigeren een toelage voor
de eeuwfeesten te stemmen zoolang de kan
kerkwestie van het vlaamsche vraagstuk niet
is opgelost. Ik zie gaarne dat de andere
katholieke vlamingen betrachten, nog radica
ler dan wij, een gezonder toestand voor ons
vlaamsche volk te scheppen. Doch dit is niet
uit rechtvaardigheid, maar uit vrees. De
laatste verkiezingen hebben hen een les ge
weest en zijn de oorzaak dat men nu, op den
drempel van het feestjaar, de vlaamsche kwes
tie wenscht opgelost te zien. Maar 't is te laat.
Het is misplaatst van uwentwege, Mijnheer
de Burgemeester, de centen der arme stad
Yper aan te spreken voor feestelijkheden die
niet dienen om de ioostt verjaring te vieren
van het bestaan van ons vorstenhuis noch der
onafhankelijkheid van den belgischen Staat.
Het is een jaar te vroeg en dit zou slechts in
ig31 mogen gevierd worden. Maar men viert
de revolutie die volgens uwe eigen princiepen
dan onwettig was Het land heeft geen enkele
reden om toekomend jaar feest te vieren, want
de revolutie is het begin geweest van groote
ellenden voor ons volk,maar het heeft integen
deel alle redenen om beschaamd te zijn. Op
beschavingsgebied zijn er nog veel minder
redenen daartoe. Nu, 10 jaar nadat wij den
laatsten onzer makkers nevens ons hebben
zien vallen, hebben wij nog het recht niet onze
kinderen in eigen taal te laten studeeren.
Er bestaat dus niet een enkel reden en wij
zijn er volstrekt tegen gekant dat een enkele
cent aan feestelijkheden besteed worde.
Het is een zeer behendig voorstel vanwege
den heer Gouverneur. Hij weet dat er nergens
geestdrift is om te feesten, overal werkt men
op commando. Hier ook zal het zoo gaan, het
zijn de bazen die commandeeren. De Gouver
neur weet u te pakken langs uwe flauwe zijde.
Er werd getracht in de plaatselijke bladen en
door de Handelskamer een toelage voor Yper
los te krijgen en nu zegt de Gouverneur dat
de centrale kas bereid is een deel der toelage
aan de hoofdplaatsen toe te kennen in ver
houding met het krediet dat de gemeenteraden
dier steden zullen stemmen. Stemt nu een
som van 100.000 fr. en zes maanden later zal
men u laten weten dat het onmogelijk is daar
nog iets bij te voegen. De stad zou beter doen
met te antwoorden dat de provincie eerst dit
deel bepale en dat de stad nadien een som
daarbij zal voegen. Gaat gij anders te werk
dan zijt ge bedrogen.
Een tweede brief gaat uit van de militaire
overheid. Gij moet u daarover geen illusies
maken en ik vraag mij af wat de aanwezigheid
van eenige kanonnen en wat ruiterij te maken
heeft met volksfeesten. Het leger heeft bij ons
volk uitgediend en, spijts het lokaas van de
nering die de aanwezigheid van militairen in
stad zou brengen, weten wij dat feesten met
militaire medewerking ingericht geen volks
feesten zijn.
Ik teeken protest aan tegen deze onbe
schaamde feestviering die meer tegen ons
gericht is dan voor ons. Daarbij er is geen
geld en zoo er is ware het beter dit te gebrui
ken, zooals te Rousselare, voor een maat
schappelijk werk.
Ik doe beroep op de raadsleden om hier te
doen zooals te Puers en geen toelagen te
stemmen zoolang de vlaamsche kwestie niet
volledig is opgelost. Doch ten einde aan allen
de gelegenheid te geven zich daarbij aan te
sluiten, wil ik nog enkele toegevingen doen
en vragen dat men hier de motie, door den
gemeenteraad van Lier aangenomen en die
veel matiger is, zou willen stemmen. Deze
motie is zoodanig matig dat ik mij zou moeten
schamen ze hier voor te stellen, maar ik doe
het opdat ook de andere katholieke vlamingen
die nog steeds beducht en bevreesd zijn ze
zouden kunnen goedkeuren en alzoo hunne
genegenheid jegens ons vlaamsche volk be
wijzen.
De heer Leuridan leest hierop die motie
van Lier, waarbij den wensch uitgedrukt wordt
dat de vervlaamsching der Gentsche Hooge
school zoo spoedig mogelijk zou gebeuren en
dat het vlaamsch in onderwijs, in bestuur en
leger zijn volle rechten zou verwerven om de
feestviering van ig3o algemeen te maken.
Vervolgens vraagt hij de stemming over die
motie.
M. Missiaen. Ik vraag dat de heer Leuri
dan de motie van Puers bij deze van Lier zou
inlasschen. Hij weet dat ook wij, socialisten,
niet warm zijn voor die eeuwfeesten en ik
sluit mij ten volle aan bij het voorbeeld van
Rousselare.
M. Leuridan. Ik vraag dus de stemming
over de moties van Puers en Lier samen
gevoegd.
M. Vandamme. Ik ben niet t'akkoord
voor wat den brief betreft der maatschappij
Lampes Philips Die heeren te Brussel
hooren dat er hier feesten zullen gegeven
worden en seffens schrijven zij een brief, die
dan nog in 't fransch is opgesteld. Er zijn ook
goede vakmannen hier te Yper en ik stel voor
aan dien brief geen gevolg te geven.
M. Vermeulen. Is de brief van de Han
delskamer nog niet toegekomen, waarbij ge
vraagd wordt bij de hoogere overheid aan te
dringen om een toelage te bekomen ten einde
toekomend jaar onze vroegere bondgenooten
te kunnen uitnoodigen op een grootsch feest,
ter plaats zelf waar van 1914 tot 1918 de
tweede onafhankelijkheid van België heroverd
werd Ik denk dat de gemeenteraad wel zou
doen die vraag te ondersteunen.
M. Vandamme. Voor wat de vraag der
St-Michiels turners betreft, zou ik willen vra
gen dat dit niet beschouwd worde als een
feest dat uitsluitend gegeven wordt ter viering
onzer onafhankelijkheid. In hun schrijven
hebben zij weliswaar het woord eeuwfeest
vermeld, doch ik weet niet waarom, want dit
is een feest dat ieder jaar plaats heeft. Ver
ledenjaar werd het gouwfeest te Waereghem
gehouden en daar heeft het 18.600 fr. gekost.
Dit feest zal ongetwijfeld groote nering in de
stad brengen daar het meerendeel der deel
nemende tummaatschappijen hier van den
Zaterdagavond tot den Maandag morgen
zullen verblijven. Het is dus verkeerd dat
deze aanvraag gevoegd werd bij de andere.
M. Leuridan. Zie, dat is reeds een die
beschaamd is.
M. Sobry. Ik denk dat wij wel zullen
doen bij de dagorde te blijven. Alle jaren
hebben wij vragen om toelagen aanvaard en
goedgekeurd, en nu komt men voor den dag
met allerhande twistpunten om geen feesten
in te richten, om Yper dood te doen en te
begraven. Wij mogen gelukkig zijn dat wij in
1914 aan or.s lot niet overgelaten werden en
dat ons land in de handen van onzen vijand
niet is gebleven, wij moeten ons gelukkig
achten over den uitval van den oorlog. Na de
25, 5o en 75 jaren,werd de onafhankelijkheid
telkens gevierd, en ik begrijp niet hoe wij, na
zulk een giuwelijken oorlog, niet gelukkig
zouden zijn nog te bestaan. Iedereen is t'ak
koord om te erkennen dat onzen koning een
dapperen koning is...
M. Leuridan. Dat moogt ge in uwe
verzen zeggen.
M. Missiaen. Maar niet in tegenwoordig
heid van verstandige menschen.
M. Sobry. Het is dank aan zijn kranig
optreden en aan het moedig offer onzer sol
daten dat wij nog vrij zijn in een vrij land.
Het betaamt dat wij onze gevoelens van ge
negenheid jegens onze soldaten betuigen. Nu
vraagt men ons de Belgische onafhankelijk
heid te vieren, verscheidene maatschappijen
vragen te dezer gelegenheid een toelage en
gij zoekt door alle soort twistpunten die hier
hoegenaamd niet van pas komen, dit te doen
verwerpen. Wacht nog enkele oogenblikken,
nog enkele weken en gij zult voldoening heb
ben. Doch het helpt niet dat men u de Vlaam
sche Hoogeschool zal geven, gij wilt België