Ghronique Financière
Oorlogsvisioenen
ètmmm 5
DE VLUCHT
Vervolg)
In volle vaart renden zij het roode Westen
tn. Wat zag het vreesslijk bloedrood dien
avond De zon was onder, maar hoog en wijd
over de kim had zij haar langzaam-tanend
bloedlicht nagelaten, 't Was als een tafereel
der wreede, oude tijden. Somber, vooroverge
bogen in hun vlucht, holden, in roodachtige
stofwolk, die duizenden en duizenden daar
wild op in. Want achter hen, den ganschen
horizont omlaaiend, woedde de gruwbare
brand der vernieling, en naarmate het roode
hemelsvuur der weggezonken zon tot sombe
rend aschgrauw vervaagde, zagen zij steeds
nieuwe brandpunten opflitsen, rechts en links
vóór zich uit nu, zoodat zij steeds omstuimi-
ger moesten vluchten en vluchten, om niet
binnen den aigrijselijken brandcirkel te wor
den ingesloten.
Reeds waren er v len, die niet verder mee
konden en uitgeput, met schreiende stemmen
en om hulp smet k-nd gevouwen handen aan
den rand van den weg bleven liggen. In den
naderenden vuurgloed der alombrandende
hoeven en huizen vertoonden zij afschuweliik
verwrongen wanhoopsgezichten met wijd
opengespalkte schnkoogen, waarvan het vit
als bloeddoorloopen blilkerde in den fel-
rooden gloed, die den ganschen hemel scheen
in brand te zetten. Doch geen mensch keek
naar hen om, geen helpende hand werd naar
hen uitgestoken. De vijand naderde, men
hoorde in het helsch verschiet 't gedreun der
hoeven trappelende paarden en 't was steeds
verder vluchten, vluchten, vluchten, tot men
zich ergens in veiligheid geborgen had of op
zijn beurt van afmatting ineenstortte.
Vosken met zijn hondenkar was in het heet
ste van 't gedrang. Gelukkig, dat hij zulke
flinke, sterke dieren had Zij holden er met
het overladen karretje vandoor, heuvel op,
heuvel af, de pooten gestrekt, de flanken
zwoegend, de koppen tegen den grond. Vos-
ken, zijlings op 't lamoen gezeten, porde ze
onophoudend, met de sternen met een knup
pel aan. Voortdurend klonk zijn ruwe stem
Hue, Baron 1 Hue, Due 1 en als 't dan
nog niet gauw genoeg ging naar zijn zin, of
als de doodangst hem op 't lijf zat bij het
hooren van 't geloei achter zijn rug of bij het
gruwbaar tafereel van den alom laaienden
horizont, dan viel met een gevloek de knuppel
op de beenderige ruggen neer, hard en kort,
als hout op hout. De arme beesten zwoegden
hun droge, roze tong flapperde scheef uit hun
wijd open bek zij jankten even scherp en
keerden fluks den kop om, met menschelijke
wanhoops-oogen, alsof zij schreiden Ach
meester, sla ons niet gij ziet toch wel, dat
wij doen wat wij kunnen om u en uw gezin te
redden Zij waren afgebeuld reeds vóór ze
wegreden den ganschen namiddag hadden
zij met Vosken omgezworven en nog hun
avondeten niet gehad, toen ze weer aange
spannen werden doch geen van allen dacht
daaraan het was de vlucht, de wilde, uitzin
nige vlucht op leven en dood
Eindelijk, na uren en uren, geraakten
zij eenigszins uit de benauwde verwarring.
Vóór hen lag nu de vale nacht wijd-donkerend
open, met hier en daar een eenzaam lichtje,-
dat vredig op de stille boerderijen pinkte. De
verre brand in 't Oosten schemerde nog
slechts heel laag aan den gezichteinder en geen
geloei van vluchtelingen en vijanden klonk tot
hen meer door. Zij voelden zich voorloopig
gered en reden iets langzamer. Zij kwamen
weldra in een dorpje, waar Vosken bekend
was en even beraadslaagden zij, of zij daar
niet zouden overnachten. Doch de dood-
angstige vrouw en dochter voelden zich nog
niet veilig genoeg èn wilden steeds verder en
verder, tot zij geen spoor van het vernielend
vuur meer aan den einder zouden zien. En
weer reden zij Hue, Baron Hue, Due
met vloeken en met harde stokslagen, met
gezwoeg en gehijg en gejank, tot zij eindelijk
in een tweede dorpje kwamen, waar alles zoo
rustig en zoo vreedzaam was, alsof er nooit
een oorlog had gewoed.
Daar hielden zij voor een klein herbergje
stil. Er was nog licht daarbinnen. Vosken
klopte op de deur, een man kwam opendoen
en zij vroegen, of zij daar den nacht mochten
doorbrengen.
Na eenig heen en weer gepraat en nadat
Vosken in gejaagde woorden had verteld,
waar z vandaan kwamen en van de gruwelen,
die daar gebeurden, werden zij binnengelaten.
De menschen wisten daar nog niets van al
die angstwekkende dingen zij hoorden Vos
ken aari met open mond en van schrik uitge
zette oogen en er kwam geen eind aan 't vra
gen en verhalen de gansche wreedheid van
den oorlog drong eensklaps in die rust en
stilte met al den omsprangenden angst van
een gruwelijke nachtmerrie, die plotseling
een zacht-veiligen slaap komt storen. Zij ver
gaten den tijd, zij hadden reeds lang gegeten
en gedronken en vrouw en dochter, eindelijk
van haar schrik bekomen en nu in stille wan
hoop op haar stoelen neergezeten, spraken
van naar bed te gaan, toen Vosken zich opeens
herinnerde, dat hij, in zijn ontsteltenis, kar en
honden vóór de deur had laten staan. Hij nam
een homp brood voor zijn beesten en opende
de voordeur. De baas van 't herbergje ging
met hem mee, om hem het stalletje te wijzen,
waar de honden konden slapen.
Hue, Baron Hue, Due riep Vosken
aan 't karretje duwend.
Maar 't karretje bood tegenstand 't was of
er iets haperde.
Hue dan herhaalde Vosken, harder
duwend.
Het karretje draaide half om zijn as en
bleef staan.
Wat scheelt er dan bromde Vosken, bij
't lamoen komend.
Hij voelde Due, die, hijgend nog, overeind
stond tusschen de boo men I maar Baron voel
de hij niet. Daar waar Baron moest staan,
gaapte een donkere, leege ruimte.
Wacht, zei de baas, 'k zal 'n lanteernken
hoalen.
Hij verdween in 't duister deurgat en na
een poosje, was hij daar met een poover-
lichtend lantaarntje terug. Hij hield het bij
't lamoen en krefeg als 't ware een klein
schokje, dat even het lantaarntje in zijn hand
deed beven.
Een bruine massa lag daar op den grond,
zijlings uitgestrekt, de pooten van zich af, den
kop, met open bek, die scheen te grijnzen, in
het zand.
Ien van ou honden es deud riep de
man tot Vosken.
Een heele poos stond Vosken strak en roer
loos, alsof hij niet begreep. Toen kwam hij bij,
bevoelde 't beest, schudde zijn hoofd, met
tranen in de oogen.
Alle ongelukken eens jammerde hij
eindelijk. Azeu ne scheunen hond Hij was
wel honderd frank weird
Hij es 't hert afgereên, zei de baas, het
slachtoffer monsterend met kennersoogen.
Due stond naast zijn dooden makker en
jankte zachtjes, klagelijk, met rillingen over
zijne huid.
De vrouw, de dochter en het zoontje kwa
men buiten. En ook zij jammerden luid over
't verlies van den mooien hond, die zooveel
geld waard was. Vosken vloekte.
Allemaal de schuld van die bandieten
raasde hij, zijn vuisten naar 'tOosten ballend.
Maar een kreet van angst verkropte in zijn
keel en zijn oogen, star van schrik, bleven
op den vagen horizont gevestigd. Daar glom
en schemerde, gansch in de verte, gansch in
de verre, verre verte, iets als het flauwe
schijnsel van een opkomenden dageraad.Een
oogenblik verkeerde Vosken in de zonderlin
ge illusie, dat de ochtend werkelijk aan t ko
men was. Maar meteen loeide iets aan als het
dof geraas van een naderend onweer en plot
seling begreep hij en gilde 't uit van gruwel
en van woede.
De vijand De brandende vernieling Zijn
vrouw en kinderen hadden 't ook gezien en
dadelijk begrepen. Zij schreeuwden en huil
den en sprongen weer in 't karretje. Vosken
rukte den dooden hond, die hem 't leven had
gered, uit zijn harnas en gooide hem als een
hoop vuil op zij en met Due alleen nu, met
den armen, afgebeulden Due, die nog niet ge
rust en niet gegeten had, met Due, die evenals
zijn droeven makker, tot het alleruiterste zou
afgejakkerd worden, vervolgden zij, in de
verwilderde paniek, die reeds het dorp aan
tastte, hun vreeselijken martelaars- en vluch-
telingentocht, naar het onzekere, naar 't onbe
kende, naar de reddingof den dood.....
Cyriel BUYSSE.
Mon dernier article m'a valu des remercie-
ments de la part de ceux qui estiment que la
critique, pour être valable, doit se baser sur
des motifs sérieux.
Cette semaine le même journal attaque la
Minière du Congo Oriental. Je partage nette-
ment son opinion sur la cherté actuelle du
titre. Mais, ceux qui me lisent depuis deux
années, savent que depuis ma première chro-
nique j'ai signalé l'exagération des cours de
cette valeur. On cotait alors 1400 francs
actuellement il ne vaut plus que 260 frs et
e'est trop. Je conseillais alors l'arbitrage contre
la Kasa'i qui cotait fe8o frs malgré le pessi
misme boursier, elle est encore a 5oo frs
environ. Qui avait raison
A la même époque, je signalais l'exagéra
tion manifeste des cours de la Géomines,
Auxilacs, Minière Lacs, on est revenu mainte-
nant a des cours intéressants et quand je
disais achetez done des Union Minière, avais-
je tort de conseiller la vente des titres
précités
Qu'on soit done raisonnable la Géomines,
1'Auxilacs et la Minière Lacs, sont a des cours
de famine. II faut en profiter.
Mais je ne dis pas d'acheter la Surongo. Je
ne dis pas davantage d'acheter des Lowa et
tutti quanti.
Je suis sous l'impression que les porteurs
de Cregeco et des titres de ses filiales, doivent
se faire une moyenne. Ainsi le porteur d'une
Cominex a 400 francs, peut en acheter quatre
a 65 frs. Quand il verra le cours de 100 francs,
il en vendra deux sur les cinq et aura ramené
son titre a un cours qu'il reverra. Je cite eet
exemple, car la presse de toutes ces affaires
n'a pas été bonne, reconnaissons le, sans parti
pris. Mais, quand elles sont appuyées par la
Banque de Bruxelles, dont on connait la soli-
dité, malgré des erreurs regrettables, il est
manifeste qu'elle mènera a bon port les desti
nées de toutes ces entreprises qui ont presque
achevé leur maladie.
Et ceux qui m'ont écouté et qui n'en ont
pas, peuvent en acheter en partant du principe
que des titres démocratiques de ce léger
import seront les premiers a faire des bonds
quand tout le monde en voudra.
Ce conseil s'adresse a ceux qui ont l'esprit
spéculatif Les confectionneurs de porte
feuilles de père de familie ont le choix dans
tant d'autres valeurs, dont j'ai si souvent
exposé la qualité.
Je ne sais assez le dire, nous sommes dans
la période préparatoire au travail boursier.
L'élément baissier exploite les bruits les plus
divers pour arriver a ses fins, jusque et y
inclus, la crainte de conflagration générale.
Si Ton raisonne un peu, on doit reconnaitre
que si pareille crainte était sensée, les matiè-
res premières au lieu de s'avilir, seraient trés
fermes. Or, nous constatons le contraire.
Londres s'occupe du règlement des dettes
avec la Russie. Quel événement, si un jour que
je souhaite proche, ce cauchemar s'évanouis-