M. Missiaen. Ik ben verwonderd over de
behendigheid van sommige personen om hunne
verantwoordelijkheid te ontwijken. Ik betwist
de reeks cijfers van M. D'Huvettere niet maar
denk dat hij mijn cijfers ook niet zal betwisten.
Ik kom echter tot een gansch ander resultaat.
Ziehier de werkelijke toestand als gewone in
komsten hebt gij ontvangen 2.8o5.i25 fr., en
als gewone uitgaven hebt gij uitgegeven
3.262.109 fr dus is er een zuiver tekort van
457.084 fr.
Als buitengewone inkomsten hebt gij ont
vangen 3.347.982 fr., en uwe buitengewone uit
gaven beloopen tot 3.678.216 fr., dus nog
maals een tekort van 33o.234 fr., wat het
totaal tekort brengt op 787.318 fr.
Wat de toestand nog verergert is het volgen
de voor ouderdomspensioenen hebt gij voor
zien 80.000 fr. en slechts 3o.ooo fr. uitgegeven,
dus blijft er nog 5o 000 fr. te betalen voor
uwe omzetting van titels van oorlogschade
hebtgij ontvangen i5o.i58fr. en daarop slechts
rond de 91.000 fr. uitgegeven, dus 5g.ooo fr.
in kas gehouden voor oorlogschade met her-
beleg voor het voltooien der werken hebt gij
ontvangen i5g.636 fr. en slechts 108.000 fr
uitgegeven dus 49.500 fr. in kas gehouden.
Op de leening van 1.000.000 fr. voor open
bare werken hebtgij 897.000fr. ontvangen en
874.080 fr. uitbetaald, dus nogmaals 23 000 fr.
in kas gehouden.
De heer Missiaen haalt nog talrijke cijfers
aan en beweert dat het deficiet het millioen
benadert.
Hij vervolgt
Er is dus een millioen meer uitgegeven dan
ontvangen. Hoe komt dat Omdat bij het
opmaken der cijfers de inkomsten telkens
overdreven en de uitgaven onderschat wor
den. Zoo ziit gij telkens verplicht bijkredieten
te vragen en het evenwicht der begrooting te
verbreken.
Op de begrooting van het jaar ig3o is er
tengevolge der crisis reeds 3oo 000 fr. min
ontvangen dan voorzien is.
Mij verwondert het echter niet dat het
katholiek schepenencollege schulden maakt.
Het graaft een verschrikkelijken put in de
stadskas en wanneer anderen aan het bewind
der stad zullen komen, zullen deze verplicht
zijn dien put aan te vullen met nieuwe belas
tingen te leggen. En dan zullen de katholieken
kunnen uitroepen Ziet gij hoe de niet-katho-
lieken nieuwe lasten leggen en meer geld
noodig hebben om de stad te besturen als wij
Ik wil u nog iets anders doen opmerken,
niet zoozeer om de som die sleehts 25 fr.
bedraagt maar om het princiep. Ik geloof dat
eenieder van ons deel maakt van een of ander
maatschappij met weldadig doel, maar dat zij
er nooit aan gedacht hebben, deze bijdrage
door de stad te doen betalen. Welnu ik vind
in deze rekening bijdrage van den heer bur
gemeester voor de aan het gerecht onder
worpen kinders 25 fr.
M. D'Huvettere. M. Missiaen verwart
het toekomende met het verleden en de
wezenlijke uitgaven met de voorgestelde.
Het is ook onmogelijk op voorhand juist te
weten hoeveel er voor elk artikel zal ontvan
gen of uitgegeven worden, maar als gij hier
mede akkoord gaat kunnen wij toekomende
jaar 2 of 3 fr. in de begrooting voorzien om
een waarzegster te raadplegen.
M. Vandamme. Gij gelooft daar toch
zeker niet aan M. D'Huvettere en als katho
liek is het u verboden naar de waarzegsters
te gaan.
M. D'Huvettere. Voor wat de cijfers be
treft, die gij aanhaalt M. Missiaen, is het mij
natuurlijk onmogelijk die al te onthouden,
maar als gij wilt kunnen wij dit samen onder
hoeken.
M. Missiaen. Indien gij mijne cijfers
betwist ben ik bereid die met u te onderzoe
ken en wij zullen dan in openbare vergadering
zeggen wat wij gevonden hebben.
De heer Voorzitter legt daarop de stads
rekening ter fetemming.
Stemmen ja de heeren Lemahieu, D'Hu
vettere, Vandamme, Delahaye en Sobry
neen de heeren Missiaen, Bonnet en Cou-
telle onthouden zich de heeren Capoen,
Laton, Leuridan, Soete, Vergracht en Ver
meulen.
i3. Feestzaal Aanbesteding.
De heer Voorzitter legt uit dat er reeds in
1926 aan den heer stadsingenieur gevraagd
werd een plan van onze feestzaal te maken.
Sedert dien, zegt hij, hebben wij verscheidene
malen bij de hoogere overheid aangedrongen
om de uitvoering van dit werk te bekomen en
komen nu op 3l 6-3o een schrijven te ontvan
gen van den heer Esqueün waarin de stad
een overeenkomst aangeboden wordt. De
waarde 1914 van den schouwburg en het
Pamassushof wordt samen geschat op
141.874 65 fr.
De heer Voorzitter stelt voor zich in be
trekking te stellen met den heer Verhaeghe
om een akkoord te sluiten waarbij de stad na
goedkeuring der werken zou overeenkomen
met den Staat om onze feestzaal te herbou
wen op dezelfde manier als zij overeengeko
men is voor het herstel der hallen, t. t. z. dat
de aanbesteding der werken zou uitgeschre
ven worden en dat de Staat volgens den uit
slag der aanbesteding het coëfficiënt zou toe
staan dat noodig is om onze feestzaal te
herbouwen. Hij hoopt dat de Staat deze
overeenkomst zal aanvaarden en beiooft aan
te dringen om de uitvoering van dit werk
in den kortst mogelijken tijd te bekomen.
M. Vermeulen. De oorlogsvergoeding
bedraagt 141 874 65 fr. waarde 1914 en het
bestek beloopt boven de 139.000 fr. Er blijft
dus nauwelijks een overschot om de onvoor
ziene gevallen in het bouwen te dekken.
Wij allen verlangen om een stadsschouwburg
terug te hebben, maar het mag geen olifant
zijn, die als hij opgedaan is aan de stad een
schrik van geld zal kosten. Voor den oorlog
waren er daar twee woonhuizen waarvoor
de stad vergoeding moet trekken. Ik zie dat
er op het plan geen woonhuis voorzien is. Ik
ben van oordeel dat dit nochtans zou moeten
voorzien zijn, te meer daar dit nog aan de
stad een pacht zou opbrengen, want wij
zouden dat huis kunnen verpachten aan een
concierge lokaalhouder die de zaal zou bewa
ken en bezorgen als het noodig is zoo zou
dit aan de stad nog geld opbrengen in plaats
van er te kosten. Ik bemerk ook dat er niets
voorzien is voor de schermen, niets voor de
stoelen noch voor de frescoschildering, ook
niets voor verlichting of verwarming en even
min een waterstelsel tegen brand. Wat zal
die teestzaal dan aan de stad nog kosten om
ze tot het publiek dienstig te maken De
ingang der scene is ook wat nauw om er
concerten te geven.
M. Sobry. Voor den oorlog had de con
cierge daar ook geen huis in den schouwburg,
maar vóór den schouwburg waren er twee
huizen die van dezen gansch onafhankelijk
waren. Wij zouden kunnen het noodige voor
behoud maken voor het opschikken der zaal.
Ik hoop wel dat eens dat de schouwburg zal
opgebouwd zijn, wij dan ook de noodige
oorlogsschade zullen bekomen voor het aan-
koopen van stoelen, enz., en dat er nu dus
geen beletsel is om dit plan goed te keuren.
M. Delahaye. - Is er slechts een bestek
door den bouwmerster der stad opgemaakt,en
is er geen bestek van het hoogcommissariaat
M. Sobry. Het hoogcommissariaat wier
schatting een weinig hooger is dan deze van
den heer Coomans, aanvaardt eerder het
bestek van dezen laatste.
M Vermeulen. Wij zouden eerst moeten
ingelicht worden wat er zal gegeven worden
voor het mobilair. Op het plan zijn ook geen
schouwen voorzien. Er is toch in alle geval
een schouw noodig zelfs in geval van centrale
verwarming.
M. Sobry. Ik hoop dat gij allen gepres
seerd zijt om een feestzaal terug te hebben in
Yper.
M. Vermeulen. Zeker, Mr de Burge
meester, maar wij kunnen dan later ook geen
schulden maken om onze feestzaal te meubi-
leeren. De stad heeft reeds schulden genoeg.
M. Delahaye. Voor wat de schermen be
treft, denk ik dat het zal moeilijk zijn deze van
voor den oorlog terug te krijgen want het
waren echte kunstwerken.
M. Vermeulen. Ook tegen brand is er
niets voorzien.
M. Bonnet. En later als de inspectie
komt zullen er dan een heelen hoop verande
ringen moeten gedaan worden.
M. Leuridan. Ik steun den heer Vermeu
len in zijne opmerkingen, want de feestzaal
zonder meubileering ware als een gepluimde
hen die wij zouden bekomen. Denkt gij dat
de Staat, na den heropbouw der feestzaal,
u nog zoo gemakkelijk een vergoeding zal toe
kennen voor het mobilair. Ik zou dit voorstel
ten volle goedkeuren zoo wij de zekerheid
hadden niet alleen de steenen maar ook de
meubelen en het stoffeeren terug te krijgen.
Ik moet ook nog een opmerking maken over
het plan Ik denk dat gij allen zult t'akkoord
zijn om het woord Theatre te vervangen
door Schouwburg
MDelahaye. Er zou dus moeten bij het
dossier een bestek opgemaakt worden voor
het mobilair.
M. Vandamme. Vermits wij nu onze
feestzaal moeten herbouwen, moeten wij zor
gen een perfecte zaal te hebben wij moeten
niet te veel overhaasting toonen om dan later
te bestatigen dat aljes verkeerd is.
M. Sobry. Willen wij de zaak uitstellen
M. Bonnet. Ik zou voorstellen dat er een
prijskamp tusschen bouwkundigen zou uitge
schreven worden. Er zijn soms bevoegde
teekenaars die bijzonder ondervinding hebben
over het bouwen van schcuwburgen. Wij zou
den dan het plan kunnen goedkeuren van de
feestzaal die ons het best geschikt .schijnt.
M. Sobry. Ik ben van oordeel dat het
plan, door onzen bekwamen stadsingenieur
opgemaakt, eenieder zal voldoen. Het is
schoon, het is simpel, het is wel.
M. Bonnet. Het is toch niet zóó vol
maakt, vermits er reeds verscheidene bemer
kingen zijn gemaakt geweest, namelijk dat er
niets voorzien is voor water, brand, enz.
Later, wanneer de inspectie zal komen,,
zoudt gij daarvoor nog groote onkosten kun
nen hebben.
M. Sobry. Wij kunnen dan de zaak uit
stellen en ik zal uw bemerkingen aan den heer
ingenieur overzetten.
14. Mededeeling.
De stad heeft van den heer Coomans een
brief ontvangen waarin deze de stad inlicht
dat de kerkraad van St Maartens schijnt af te
zien nog langer bij de hoogere overheid aan
te dringen om de herstelling te bekomen van
de oude gebouwen, waaronder St Maartens
klooster, die vroeger onze kathedraal omring
den. Hij wijst op het kunstig geheel van de
van die gebouwen die getuigen van ons merk
waardig verleden en vraagt opdat de stad op
zijne beurt zou aandringen om de herstelling,
van deze gebouwen te bekomen en aldus in de
archieven het bewijs leveren dat zij, zelfs
indien zij die herstelling niet mocht bekomen,,
toch het noodige ertoe gedaan te hebben.
Hij stelt voor in dien zin een brief te schrij
ven. In de laatste zinsnede echter spreekt de
heer Coomans van de samenwerking van
beiden tot het bekomen van dit herstel.
De heer Voorzitter leidt daaruit af dat de
heer Coomans daardoor een geldelijken steun
van de stad bedoelt en zegt dat hij wenscht
alle oorlogsschade hersteld te zien, maar dat
de stad niet kan helpen de oorlogsschade van
anderen herstellen en dat hij de kerkraad van
St-Maartens, als bekwaam genoeg beschouwt
om zelf die herstelling te bekomen.
M. Bonnet. Over enkele minuten zegdet
gij dat M. Coomans een bevoegd en bekwaam
teekenaar was indien gij nu zijn raad afwijst
moet ik dan besluiten dat gij hem nu als onbe
kwaam en onbevoegd aanschouwt.
Verscheidene raadsleden samen. Neen.
neen.
M. Sobry. In 't geheel niet, en ik zou
gaarne de bekwaamheid van M. Coomans
bezitten.
M. Bonnet. M. Coomans geeft een raad.
Indien gij dien raad afwijst, wilt gij toch zeg
gen wij zullen zelf ons zaken doen en hebben
uw raad niet noodig.
M. D'Huvettere. Wij betwisten de be
kwaamheid van M. Coomans niet in zijn vak,.,
maar dit is iets buiten zijn vak.
M. Vermeulen. M. Coomans ziet dat de
Kerkfabriek op het punt is af te zien van hare
oorlogsschade, omdat zij voorziet deze niet te
kunnen bekomen, en hij signaleert het ons,
opdat wij zouden aandringen om de Kerk
fabriek op haar beslissing te doen terug
komen. ïk trek de aandacht erop dat er nu
gelegenheid bestaat met oorlogsschade die
gebouwen te herstellen binnen 20 jaar zal
dit niet meer het geval zijn en men zal ons
dan het verwijt doen van de gelegenheid geen
gebruik te hebben gemaakt. Het is onze plicht
Mr. Coomans te ondersteunen. De volgende
generatie zal aldus zien dat wij Sl Maartens
Klooster niet heoben laten varen maar alles
gedaan hebben ten einde het terug te bekomen.
Ik steun Mr Coomans omdat wij absoluut
niets mogen laten varen van hetgeen wij hier
vroeger bezaten en waarop dat wij recht heb
ben dan nog zullen wij nog alles niet terug
hebben.
M. Leuridan. M. Sobry is mis wanneer
hij deze laatste paragraaf uitlegt. De heer
Coomans vraagt geen zaad uit ons bakje maar
bedoelt eenvoudig een zedelijke samenwerking
en wil zeggen dat het aandringen van beiden
geenszins te veel zal zijn. Er dient hierin geen
zweem van blaam gevonden te worden maar
alleen een wenk welke de heer Coomans ons
vraagt over te zetten.
M. Vermeulen. De stad draagt hierin ook