A schepencollege waarover we geen controle hebben, met controle ja. Als de vlaamsche nationalisten of de liberalen dit willen doen, dat is hunne zaak. De socialisten hebben in de politiek reeds meer ondervinding opgedaan dan de fronters en daarom is het dat zij geen vertrouwen stellen in politieke tegenstrevers. Doch de toestand die hier sedert vier jaren bestaat .runnen wij niet langer meer dulden, maar wij stemmen er wel mede in dat het voorstel der socialisten grondig besproken worde en dat elke partij daarna hare verant woordelijkheid neme. Wij verwittigen u hier dat, voor ons, de kiesstrijd is geopend, 't zij dat ons voorstel aanvaard worJe of niet. M. D'Huvettere. Ik ben persoonlijk door den heer Missiaen genaamd geworden, als- wanneer hij zegde dat ik belootd heb te ver klaren welke besparingen er zouden gedaan worden Het is mogelijk dat ik dit beloofd heb, maar die uitleggingen moeten komen vaneen anderen collega en,zoolang ik ze zelf niet ontvang, kan ik ze niet geven. Met be sparingen te doen. is dit een middel om de lasten der stad eenigszins te verminderen, daarbij dit komt overeen met ons kiespro gramma van over eenige jaren, maar dit is niet voldoende, er moeten nog andere mid delen gevonden worden. Voor wat mij betreft, ik stel geheel en gansch mijne schepenplaats ter beschikking der meerderheid. Voor mij is dit onverschillig, maar ik vraag ook iets uit te vinden om de stac te redden. M. Delahaye Ik zou voorstellen de twee nog overblijvende punten, namelijk de stads- begrooting en de taks op de rijwielen, tot een volgende zitting te verschuiven, daar iedere groep alzoo in de gelegenheid zou gesteld worden den toestand te bespreken en te onder zoeken of er geen gezonde belastingen kunnen voorgesteld worden. Ik stel dtt voor nu bijzon derlijk dat de heer Schepen van Openbare Werken, die bij de bespreking der begrooting het ihetst inlichtingen kan geven, op deze zitting afwezig is. M. Sobry Ik heb u gezegd dat het hoog dringend isonze begrooting te stemmen, ten eerste omdat de wet vereischt dat zulks voor den 10 December gedaan worde ten tweede, omdat er naar ae nalatige gemeenten een bijzonderen commissaris zal gezonden wor den ten derde, omdat de heer Gouverneur reeds verscheidene malen gevraagd heeft hem de begrooting te zenden, en ten vier ie, omdat wij geen toelatn g bekomen nog iets te ver teren. Dit zijn vier groote redenen opdat wij vandaag een beslissing zouden nemen. De heer Missiaen zegt ons voorstel niet te aan veerden, het is nochtans heel redelijk een onderscheid te maken tusschen buitengewone en gewone werken. Alswanneer men een huis schildert van op tot neer, dan is du toch wel een buitengewoon werk. M. Leuridan. Maar dit is de omkeer van een aloude traditie, van hetgeen steeds in de begrooting geschreven werd. Onze Voorva deren zijn nog nooit tot die spitsvondige ontdekking gekomen. M. Sobry. - Ik heb dit ontdekt omdat gij zelf het mij hebt ingegeven. Het is immers gij die gezegd hebt dat ei middtl was zekere wer ken van den gewonen naar den buitenge wonen dienst te verplaatsen. Zoo zijn er nieuwe straten die met het geld van den gewo nen dienst werden aangelegd, alhoewel dit onbetwistbaar bij den buitengewonen dienst behoordet te komen. M. Leuridan Maar gij verdeelt ieder som in twee, daarvan heb ik niet gesproken. Ik ben bereidde buitengewone wei ken. die in den gewonen dienst mochten verdoold ge raakt zijn, in de buitengewone uitgaven te laten inschrijven, maar zoo een eenvoudige deeling door twee, dat kan ik niet aanvaarden. M. Sobry. Maar aanveerdt toch dat wij onze begrooting moeten in Orde hebben. Wij zijn hier geen politieke mannen, we zijn hier vooruit en vooral om de stad te besturen. Als de kiezers ons naar hier gezonden hebben, dan is het om de stad te besturen en niet om poli tiek te maken. M. Missiaen. Begin met dit zelf eerst toe te passen. M. Sobry. Ik heb de stadszaken met evenveel zorg behandeld als de mijne, ik was ervoor zelfs nog harder dan voor mijn eigen zaken, want als ik iets weggeef van het mijne, heeft niemand daarin iets te zien, terwijl, als ik iets uitgeet van de stadskas, ik daarover rel ening moet geven. Als de stad nu het geld niet heeft, kan zij niet geven en van daar komt mijn verzet tegen de schrikkelijke uitgaven die gestemd werden. Om het besturen der stad mogelijk te mal en, vraag ix u dus eerst gemeenteraadsleden te zijn vóór dat gij poli tieke mannen zijt. M. Missiaen. Ik ben eerst en vooral socialist. M. Sobry. In geval er geen middel is de begrooting in evenwicht te brengen, dan ver trouw ik dat een bijzondere Commissaris dit zal doen in onze plaats. M. Vandamme. Het is nutteloos daar over langer te spreken als het voorstel van den heer Delahaye zou aangenomen worden. M. Sobry. Maar de begrooting moet ge stemd worden zooniet zal de heer Gouver neur ons een bijzonderen Commissaris afvaar digen. M. Vandamme Dit is nog niet bewezen, gij komt steeds voor den dag met de brieven van den heer Gouverneur als met een mus- schenschrik. M Sobry. Wij hebben vroeger een regel matige verhooging voorgesteld, nu dat ze verworpen werd en wij het voorstel van den raad aanveerden, wil men daarvan ook niet meer hooren. M. Missiaen. Omdat wij geen vertrouwen hebben in het schepencollege. M. Dtlahaye Vooraleer tot de stemming over te gaan moet ik nog zeggen dat ik met den heer Schepen van Openbare Werken een onderhoud heb gehad. Hij vindt ook dat het moeilijk ware het voorsfel van het schepen college te verwezenlijken en dat het bijna onmogeliik zou zijn een bestek te geven van de buitengewone werken moest de bestendige afvaardiging dit vragen. Ware dit nu zoo onlogisch deze bespreking uit te stellen om intusschen te onderzoeken welke practische voorstellen kunnen gedaan worden Ik denk dat wij goed werk zullen verrichten met dit uit te stellen. M. D'Huvettere.Dat is niet genoeg. Er is niemand die weet hoe de begrooting moet opgemaakt worden. Als de herziening van het kadaster op dit jaar nog geen invloed heeft, dan is het niet een tekort van 245 000 fr. maar wel van 377.000 fr. dat wij hebben. De begrooting voor tg3l moet steunen op de inkomsten van 1929, al wat wij nog kunnen hebben is dat er misschien eenige huizen waren waar vroeger nog niemand in verbleef en die nu bewoond ziin. Daarom stem ik erin toe de belastbare basis met 5oo.ooo fr. te ver- hoogen, hetgeen dus 5.5oo.ooo fr. uitmaakt. De grondbelasting van den Staat werd van to op 7 °/o gebracht. Zooals ik het hier vroeger zegde, mogen wij rekenen op een belastbare basis van 770.000 fr. en met 70 opcentiemen, zooals dit hier gestemd werd, zal dit maar 540.000 fr. opbrengen. M. Sobry. Dit behoort tot de toekomst. Thans dienen wij in acht te nemen dat wij onze bedienden en werklieden moeten betalen en de stadszaken moeten beheeren. Sedert maanden hebben wij ons best gedaan en alles onderzocht en getracht het tekort aan te vul len. Al de gedane voorstellen werden ver worpen, en vandaag vragen wij nu sommige groote herstellingswerken in de buitengewone uitgaven in te schrijven. M. Missiaen. Dit zal ook verworpen worden. M. Sobry. Wanneer dit verworpen wordt, dan zal er een commissaris komen. M. Leuridan. Wij zouden hem eens graag aan het werk willen zien. Men behoeft daarvoor niet bevreesd te zijn, wij zullen hem zijn daghuur betalen en daarmee al M. Missiaen. Het zijn wij niet die den commissaris moeten betalen, het is het sche pencollege dat zulks moet doen en dan nog ieder schepen elk voor zijn persoonlijk deel, want dit mag niet op stadskosten gedaan worden. M. Leuridan. Hoeveel gemeenten zou den er zijn die nu reeds de begrootingen inge diend hebben r Ge behoeft niet te vreezen dat wij hier morgen een commissaris zullen heb ben, want anders zou men er over heel het land mogen uitzenden. M. Sobry. Doch op al onze vragen, om meer dan de drie twaalfsten te mogen ge bruiken, krijgen wij geen antwoord. M. Leuridan. Men zegt gewoonlijk geen nieuws, goed nieuws. M. Vandamme. Al de artikelen der uit gaven werden toch reeds gestemd. M. Sobry. Dit is niet voldoende, want we hebben geen ontvangsten daar zij tot nu toe nog niet gestemd weVden. M. Leuridan. De heer Gouverneur hangt af van het centraal bestuur en het is de fout van dit centraal bestuur dat onze begrooting niet in tijds kan gereed zijn en niet in even wicht kan gebracht worden. De heer Gouver neur zal düs tegenover ons geen maatregelen kunnen nemen zonder zijne hoogere overheid, die er de schuld van is, af te keuren. De heer D'Huvettere stelt voor ontslag te nemen als schepen, hij ware de geschikte man om hier bijzonderen commissaris te spelen. (Gelach) M. Vandamme. De heer Voorzitter is nog niet erg kwaad, hij kan nog lachen. M. Sobry. Laat ons stemmen over het geen wij voorgesteld hebben'. M. Missiaen. De heer Delahaye heeft voorgesteld deze zaak alsmede het volgende punt, de taks op de rijwielen, te verdagen. Ik steun dit voorstel en vraag dat er daarover eerst zou gestemd worden. M. Sobry. Ik leg dan het voorstel van den heer Delahaye ter stemming. Stemmen ja de heeren Lemahieu, D'Hu vettere, Laton, Leuridan, Missiaen, Bonnet, Coutelle, Vergracht, Vermeulen, Vandamme en Delahaye neen de heer Sobry. X Mededeelingen. 1) De heer Voorzitter geeft lezing van twee brieven, de eene uitgaande van de autobus voerders en de andere van de hoteliers en herbergiers bij de statie wonende, waarbij gevraagd wordt, vooraleer de genomen be slissing aangaande de standplaats der auto bussen ten uitvoer te brengen, de zaak nog eens grondig te willen onderzoeken en het publiek niet te benadeeligen door de nu reeds zoolang gekende standplaats der autobussen te veranderen. e heer Voorzitter zegt dat er vroeger klachten waren ingekomen vanwege bewoners der Maarschalk Fochlaan die door de aldaar stand nemende autobussen alle dagklaarte ontnomen waren, en is van oordeel dat de genomen maatregel, waarbij de autobussen nu moeten staan op het plein waar de tramstatie vroeger was, iedereen moet bevredigen. De heer Bonnet is insgelijks dit oordeel toegedaan en vindt dat de autobussen nu daar zeer goed staan. Het is ten andere op zijn aanvraag dat dit plein als autobusstatie genomen werd. Er wordt dus besloten de genomen maat regel te behouden. 2) M. Vandamme. Het is ongeveer een paar maanden geleden dat 16 huisgezinnen van. de Oude Véumestraat gevraagd hebben aldaar de eltctricitcit te willen aanleggen, en ik zou thans willen vernemen welk gevolg er aan die vraag gegeven werd. M Sobry. Die zaak gaat bijzondei lijk den heer Schepen van Openbare Werken aan en daarom vraag ik u de goedheid te hebben te willen wachten tot hij hier is. M. Vandamme. Ik zal die vraag dan later eens vernit uwen. 3) M. Vermeulen. De Handelskamer heeft vanwege den heer Minister Forthomme een brief gekregen waarin hij zegt dat, gezien het ontwerp van afbraak der voorloopige statie voor onbepaalden tijd is uitgesteld, er ook geen dringendheid meer bestaat om het nieuw telefoonkantoor te bouwen. Nu dat de telefoon ook besluit te wachten, is het thans dus het hoogdringend oogenblik voor de stad om tusschen te komen en de noodige stappen aan te wenden om het bouwen van ons statie gebouw te doen bespoedigen. M. Sobry. Wij hehben daarvoor reeds verscheidene malen aangedrongen. Ongeluk kiglijk blijft de zaak steeds uitgesteld en krijgen wij ten antwoord er is geen geld voor 't oogenblik, wij zijn voldaan over het geen thans bestaat, de stad wil een schooner statiegebouw hebben en het moet in de kosten ervan tusschenkomen, enz. Alles, wat wij tot heden gedaan hebben, heeft niet geholpen en ik vrees dat wij tegen dezen tegenstand niet op kunnen en dat wij daarvoor betere tijden moeten afwachten. Ik denk dat het gansch nutteloos zal zijn nog meer aan te dringen, doch wij zullen niettemin akt nemen van de vraag van den heer Vermeulen en namens heel den raad zullen wij, zoo gij dit begeert, nogmaals onze vraag vernieuwen. M. Vermeulen. Ik zou eens gaan kloppen op een andere deur, zoo de heer minister Lippens niets wil hooren, namelijk op deze van den heer Eerste minister Jaspar. De statie van Yper is een kwestie van oorlogs schade, Yper moet haar statie van vóór den oorlog terug hebben. Daarbij heeft de heer minister Lippens in een interview aan de pers verklaard dat de statie van Yper op de eerste plaats staat in het programma der uit te voeren werken. Wij moeten dus onverwijld aandringen, willen wij niet dat een ander onze plaats inneme.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1931 | | pagina 4