Gemeenteraad van Yper Een verHeerde Toestand Terslag der Zitting van 18 Mei 1931. A i, Hier in de stad Yper vindt men de gelegen heid de bewoners der lage kanten van de Bellewaardbeek te doen betalen om over stroomd te zijn en hen daarbij nog al de schade te laten, terwijl men in andere gewesten van België voor de geteisterden van over stroomingen een menschelijker gevoelen heeft. Aan wien de schuld De zitting wordt te 17 u. 10 geopend. Zijn tegenwoordig de heeren Sobry, burge meester voorzitter Lemahieu en D'Huvet- tere, dd. schepenen Capoen, Leuridan, Missiaen, Bonnet, Coutelle, Vandamme en Delahaye, raadsleden Versailles, secretaris. Afwezig de heeren Declercq, Laton, Soete, Vermeulen en Vergracht. 1. Proces verbaal der zitting van 11 Mei IQ3l. De heer secretaris geeft lezing van dit proces-verbaal, waarna het zonder opmer kingen wordt goedgekeurd. M. Sobry. Ik moet andermaal den heer Declercq verontschuldigen, gezien hij nog niet genezen is. Thans gaat hij beter, maar hij is nog niet in staat zijne werkzaamheden te hervatten. 2. Nieuw gekozen schepenen Eedaf legging- M. Sobry. Ingevolge de wet moet ik aan de nieuw gekozen schepenen nog eens vragen of zij den eed willen afliggen. Ik hernieuw dus mijne vraag eerst aan den heer Leuridan, eerst gekozen schepen. De heer Leuridan echter schudt zijn hoofd ontkennend en zegt dat hij niet zinnens is den eed af te leggen. M. Sobry. M. Missiaen, zijt gij bereid uwen eed als schepen af te leggen M. Missiaen. Het zal niet meer noodig zijn de stelling der socialistische partij uiteen te zetten, wij hebben ze in deze laatste tijden reeds menigmaal uitgedrukt en wij kunnen thans er alleen aan toevoegen dat het ons spijt te zien dat sommige partijen, die ons vroeger gesteund hebben, nu achteruit trek ken. Dit schijnt een comedie. De socialistische partij, wetende in welken toestand de stad Yper verkeert, is niet bereid deze comedie nog langer te laten voortduren. Ik heb man daat ontvangen mijnen eed als schepen af te leggen en als afgevaardigde der socialistische partij een deel der verantwoordelijkheid in het besturen der stad te nemen. Wij betreuren echter dat de andere partijen daarvoor terug schrikken en hunne verantwoordelijkheid niet durven opnemen. Wij moeten niet meer spre ken van de liberalen die zelfs weigeren de zitting bij te wonen ze zijn gekend en ge wogen. Doch wij moeten hier aan het adres der vlaamsche nationalisten herinneren het geen zij zelf gezegd hebben tegen de liberalen, namelijk dat zij den moed niet hebben en hunne verantwoordelijkheid vluchten. Wij vinden het immers weinig moedig zich te ver duiken achter een laffe daad van anderen, en wij kunnen niets anders dan de houding der vlaamsche nationalisten bestempelen als ge lijkstaande met deze der liberalen die zij zelf als lafhertig hebben beschuldigd. Wij hebben hier openlijk en rechtzinnig onze meening uit gedrukt. De socialisten willen den naam niet dragen dat zij vreezen hun verantwoordelijk heid te dragen, en ik zal thans dus mijnen eed afleggen. Wij hebben gedwongen geweest deze houding aan te nemen, na den toestand overwogen te hebben waarin de stad zich be vindt en gezien de andere partijen mogelijks nog de gedane voorstellen konden aanvaarden. Thans echter is de toestand veranderd. Doch wij houden eraan te verklaren dat wij geen akkoord hebben met gelijk welk andere partij, wij treden zelfstandig in het schepencollege om er onzen plicht als socialist te doen. Wij zullen trachten te toonen wat de socialisten zouden doen, moesten ze de macht in handen hebben om de stad te besturen. Wij hebben klaar en duidelijk gezegd dat onze eenige bekommering was de stadsbegrooting in even wicht te brengen. Wij zullen thans trachten dit evenwicht te bekomen en daarvoor de noodige voorstellen aan den raad voorleggen, die alsdan zal moeten uitspraak doen en ze ofwel aannemen ofwel verwerpen. Als deze voorstellen verworpen worden, dan zullen zij, die alzoo een nieuwen warboel scheppen, op hunne beurt hunne verantwoordelijkheid moe ten opnemen, want de socialisten trekken zich onmiddellijk terug en, zooals het gewoonlijk gaat in de politiek, zal het aan dezen zijn, die de gedane voorstellen verworpen hebben, van met nieuwe voorstellen voor den dag te komen die beter zijn. In die voorwaarden ben ik bereid den eed af te leggen. M. Sobry. Ik vraag dus aan den heer Missiaen den eed als schepen af te leggen die luidt als volgt Ik zweer getrouwheid aan den Koning, gehoorzaamheid aan de grondwet en aan de wetten van het Belgisch volk. De heer Missiaen voldoet aan die vraag doch voegt er onmiddellijk aan toe Die eed formule is ons opgelegd om ons ambt te kun nen vervullen, maar ik verklaar dat ze in niets mijne republikeinsche gevoelens wijzigt. De heer voorzitter noodigt hierop den heer Missiaen uit zijne plaats als eerste schepen in te nemen, en de heer Missiaen gaat zich zetten nevens den heer Burgemeester, in de plaats van den heer Declercq. M. Leuridan. Wat thans gebeurd is, vergt van ons een klein woordje. Het is ge weten dat er voor de slechtste processen een pleidooi mogelijk is. Het is opvallend, wij allen voelen het hoe abnormaal het is het schouw spel dat ons hier geboden wordt, het is waar lijk plezant, verheugend, luim. De heer Mis siaen heeft gedacht zijn slecht proces met een pleidooi te kunnen goed maken, maar hij is er niet in gelukt. Het stelsel der liberalen was reeds zoo slecht, de houding van die eenige grondwettelijke kiesvereeniging, van die politieke bestuurlieden bij uitnemendheid was reeds slecht, maar hetgeen nu door de socia listen gedaan wordt, is nog veel erger. Ze trachten de kwestie zooals ze vroeger bestond, om als bestuurlid in het college te treden, te misvormen. Wij willen hier herinneren welke voorwaarden voor wat ons betreft, en ook voor wat u aangaat welke bedingen er gesteld werdén. Wat ons betreft hebben wij van den eersten stond af een klare taal gesproken en gezegd dat wij, nevens de andere partijen, ons* deel in de verantwoordelijkheid wilden dra gen. Wij hebben gezegd laat ons broeder lijk het herstel der stadsfinanciën aanpakken en dat eikendeen zijn deel in de bereddering van het stadsbestuur drage. Wij hebben dit eerst gezegd en herhaald, en de eenige fout die wij mogelijks begingen is van tot vervelens toe herhaald te hebben dat dit het gemeen schappelijk werk van ons allen moest zijn. Die stellige voorwaarde werd niet vervuld daar de liberalen in gebreke -blijven. De socialisten zullen nu niet meer kunnen zeggen dat zij in hunne houding volherden. Het conflict dat bestond wordt nu nog scherper, daar we een vijand te meer hebben. De heer Missiaen heeft altijd gezegd dat hij bereid was deel te maken van het schepencollege zelfs alswan- neer er een partij van de vier vaandelvlucht pleegde, en dat hij 't zij met de katholieken en de nationalisten, of 't zij met de katholieken en liberalen samen toch geneigd was het ambt van schepen te vervullen. Na het voorbeeld van desertie dat we verleden week hier had den, zien we vaandag dat de heer Missiaen zijn kazak heeft gekeerd. Wat hij vroeger min of meer liet veronderstellen is gebeurd. Thans wil hij alleen met die verafschuwde, oude leden, die van het vroeger schepencollege overblijven, de stad besturen.... M. Missiaen. Dan hebt ge niet goed ge luisterd naar hetgeen ik straks gezegd heb. De heer Soete, korts daarop gevolgd door den heer Laton, komt de raadszaal binnen en heeft, van zoodra hij zijn plaats had ingeno men, om zeggens geen oogenblik opgehouden halfluid allerhande onverstaanbare woorden uit te kramen. Niemand echter luisterde er naar, de overige raadsleden glimlachten en gingen ongestoord voort met hunne meening uiteen te zetten, doch door de onsamenhan gende uitlatingen van den Heer Soete gingen veel van hun woorden verloren en was het ons nog onmogelijk de overige sprekers behoorlijk te begrijpen. De houding van den heer Soete was op sommige oogenblikken zoodanig erge rend, dat zijn eigen partijgenoot en -leider er blijkbaar over beschaamd was, hem verschei dene malen bij den arm nam en hem aanraadde te zwijgen. Doch niets baatte, de heer Soete wilde maar geen reden verstaan en het aloude spreekwoord wanneer de drank is in den man, dan is de wijsheid in de kan werd eens te meer bevestigd. M. Leuridan. Daardoor is er echter, zegt gij, niets veranderd, maar gij zult nu toch heug tegen meug voortsukkelen met de oude schepenen die overblijven. Hetzij deze nu dienstdoende of werkelijke schepenen zijn, dat doet nu niets ter zaak, het zijn uwe collega's in den raad en zij die vroeger water en vuur met u waren zullen nu samen met u het werk verrichten. Goed heildoe zoo voort. Gij zegt dat het op bevel is uwer partij dat gij dien toer speelt en in het schepencollege treedt, doch ge loopt er in, het is op uwe suggesties dat uwe partijgenooten u hun zegen gegeven hebben. Het is gij die verantwoordelijk zijt de afspraak verbroken te hebben die bestond als er gepoogd werd een zuiveren toestand te scheppen. Het schepencollege dat genu vormt is een miskraam eer het gebaard is, omdat het dezelfde misdadige en nadeelige gebreken heeft, die gij vroeger'zoo dikwijls en terecht gewraakt hebt, namelijk omdat het geen meer derheid heeft. Uw schepenzetel steunt zelfs nog op geen drie pooten, hij heeft maar een poot en drie tuitjes. Dit zal uw ongeluk zijn omdat gij in hetzelfde heuvel zult hervallen als het oud schepencollege, gezien er geen meerderheid achter den titularis staat. De uitkomst zal dus juist dezelfde zijn als vroeger. Thans wil ik hier een laatste voorstel doen om uit dien hutsepot te geraken en ik zeg aan de katholieken hebt nu den moed om samen met ons uw ontslag als gemeenteraadsleden in te dienen en alzoo, door het ontslag der meerdeiheid, den raad te ontbinden. Ik zie geen andere uitkomst... M. Missiaen. 't Akkoord. M. Leuridan. Het volk zal alsdan spre ken. De bevolking van Yper zal dan in een klare taal zeggen hoe ze wil bestuurd worden. Dat voorstel is net en proper, het is het eenige dat tot een gezonden toestand kan leiden. Willen de katholieken, die zes leden tellen en met ons een meerderheid zouden vormen, dit voorstel niet aanvaarden, dan voorspellen wij hen dat, nu de socialisten vluchten zoowel als de liberalen, wij zulk misbaksel van schepencollege evengoed zullen bevechten als het oude, omdat het de expressie niet is van het Ypersche volk. Als ze hun ontslag weige ren te nemen, dan mogen zij verzekerd zijn ons voort op hunnen nek te hebben. M. Coutelle. De heer Leuridan heeft in den beginne het schepencollege helpen stem men. M. Missiaen. Ik heb den heer Leuridan daar zooeven onderbroken om hem te zeggen dat hij niet goed naar mijne woorden had ge luisterd. Ik herhaal hier dat wij, noch met katholieken, noch met nationalisten, noch met liberalen een akkoord hebben. Wij krabbelen niet achteruit maar gaan vooruit. M. Leuridan. Kijk eens waar ge nu zit. M. Missiaen. Ik weet waar ik zit, maar zal er niet blijven. De taal van den heer Leu ridan is hem anders niet ingegeven dan door

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1931 | | pagina 4