Gemeenteraad van Yper Versla; der Zittia; ran 21 December 1931 De zitting wordt te 17 u. 10 geopend. Zijn tegenwoordigde heeren Sobry, burgemeester- voorzitter Missiaen, Lemahieu en Delahaye, schepenen D'Huveitere, Capoen, Laton, Bonnet, Coutelle, Vergracht, Vermeulen en Vandamme, raadsledenVersailles, secretaris. 1) Processen-verbaal der zittingen van 3o November en 7 December ig3c. De heer secretaris geeft lezing dezer twee processen verbaal, die beide zonder opmer kingen goedgekeurd worden. M. Sjbry. Vooraleerde volgende punten der dagorde aan te vatten moet ik lezing geven van een brief van den heer Leuridan, waarbij hij ons laat weten dat hij, elders weerhouden zijnde, spijtig is op de zitting van heden avond niet aanwezig te kunnen zijn. 2) Stadseigendomtnen Pacht vermin dering. M. Scbry. Wij hebben vanwege een pachter van stad een vraag ontvangen om vermindering van pacht toegestaan te worden op ongeveer 2 hectaren en half meersch. Het betreft hier de vijvermeerschen te Dickebusch, en als redenen zijner vraag wordt door den pachter in zijn schrijven aangehaald dat deze meerschen, tengevolge van de gedurige regens, bijna heel den zomer onder water hebben gestaan, dat er nog tal van obusputten in zijn en dat de grachten ook nog niet gedolven wefden. Het schepencollege heeft deze vraag onderzocht, doch gezien artikel 2 van den pachtbrief uitdrukkelijk bepaalt dat het den pachter niet toegelaten is, 't zij om gelijk wejke reden ook, vermindering van pacht te vragen, gezien andeizijds de pacht van 1 ha. 3 aren 90 ca. voor 9 naeenvolgende jaren gegoten werd aan den prijs van 25o fr., 't zij ongeveer 240 fr. per hectare, dat de pacht dus uitnemend goedkoop is, was het schepen college van oordeel dat er geen reden bestaat ontde gevraagde vermindering, die ten andere in den brief niet bepaald wordt, toe te staan. M. Lemahieu. De herziening van die paqht is in 1927 gedaan geweest. Ik zelf heb mij alsdan met de schatting ervan bezig ge boeiden, en daar ik teen gezien heb dat die meersch, die wat lager ligt dan de andere landen, nu en toen onder water kon komen, heb ik daarvan rekening gehouden bij bet be palen van den pachtprijs, die maar op onge veer 200 fr. de hectare vastgesteld werd, hetgeen dus niet te veel is. Dat er zich daar nog eenige obusputten in bevinden, is waar, doch de pachter heeft die meersch gehuurd in den staat waarin zij lag. Wat betreft het delven der dijken, dit is het werk niet van den eigenaar, maar dit moet door den pachter zelf gedaan worden. Ik ben dus van oordeel dat er geen vermindering van pacht moet toegestaan worden, want in die voorwaarden zouden al de pachters dezelfde vraag kunnen doen. Dat er dit jaar veel hooi bedorven is geweest, dat is overal het geval geweest en volgens mij moet er dus geen gevolg aan die vraag gegeven worden. M. Vermeulen. Zijn er daar veel obus- putjen in die meersch M. Lemahieu. Daar zijn er niet meer dan elders, zelfs min en in alle geval mag de toe stand aldaar niet vergeleken worden aan dezen der landen in 't midden der frontlijn'gelegen. Had de pachter de dijken moeten delven, dan zou het waterafvoer daar ook meer vergemak kelijkt geweest zijn en had de schade misschien minder geweest. Het is waar dat wij voor een weide, aan den Openbaren Onderstand toebe- hoorende, hier over eenigen tijd een afslag van 4.5o fr. toegestaan hebben, maar de pacht was nog al groot, terwijl zij hier zeer klein is en moesten we nu dezelfde vermindering toe staan dan zou de stad aan den gebruiker nog geld moeten toegeven. De heer voorzitter stelt voor over de vraag te stemmen en de gevraagde vermindering wordt met eenparige stemmen geweigerd. 3) Stadsbibliotheek heropbouw plans en bestek. M. Sobry. Gij hebt allen, vóór de zitting, kennis kunnen nemen van het plan der stads bibliotheek en allen noodigen uitleg daarover van den heer stadsbouwkundige Gits ontvan gen. Volgens het bestek beloopen de kosten van dezen heropbouw de som van 3i3.48t,5o frank. Dit kan iets min of meer zijn en de heer stadsbouwkundige verhoopt dat wij zul len toekomen met de ons toegestane oorlogs schade die tot 307.000 fr. beloopt. Ik hoop dat de aanbesteding zoohaast mogelijk zal kunnen plaats hebben, om alzoo nogmaals werk aan de werklooz n te verschaffen. Indien niemand nog eenige opmerkingen wenscht te maken, stel ik voor de plans en het bestek goed te keuren. Al de tegenwoordige raadsleden stemmen ja. 4) Bellewaertbeek rol uitvoering. M. Sobry. Het is sedert 1928 dat er ge stemd werd over de rol waarbij het aandeel bepaald werd dat de aanpalers in het reinigen van dezen onbevaarbaren waterloop te betalen hebben. Vijf en twintig aanpalers hebben reeds hun aandeel betaald, er zijn thans alleen nog een dertigtal perceelen waarvan de betaling te kort gebleven is. In een onzer voorgaande zit tingen werd gevraagd die zaak te willen onder zoeken, hetgeen gedaan werd, en ik geloof dat wij even gerechtigd zijn de betaling dezer der tig perceelen te eischen als van de andere die reeds hun verschuldigd aandeel voldaan heb ben. Ik vraag dan dat de raad zijn vroegere stemming eenvoudig zou willen bekrachtigen. M. Lemahieu. Op aandringen van den heer Leuridan heb ik de rol en de ertegen in gebrachte klachten weer onderzocht. Slechts twee klachten zijn door de bestendige afvaar diging aanvaard geweest, het waren namelijk twee gevallen waar de beek op de landen dier eigenaars niet passeerde, zoodat hunne klacht dus gegrond was. Voor wat de andere betreft, die door de bestendige afvaardiging de ver plichting van te betalen opgelegd werden, is het ongelukkig dat, op het oogenblik dat de rol gestemd werd, het nieuw reglement nog niet in voege was. Volgens dit reglement komt de provincie voor een derde tusschen in de kosten van het reinigen van beken, als- wanneer de gemeente zelf ook een derde te haren laste neemt. Nu is dit zoo, maar toen was dit reglement nog niet van toepassing. Wij hebben daarvoor dikwijls bij de provincie aangedrongen, maar telkens werd er ons geantwoord dat het werk reeds in gang was en dat wij dienvolgens van het voordeel der nieuwe regeling niet konden genieten. Niet tegenstaande dit, heeft de stad toch een derde der kosten op haar genomen, zoodat er slechts tvee derden door de boordeigenaars te beta len zijn. Er dient ook opgemerkt dat er door de aanpalers geen enkele klacht tegen de rol ten gepaste tijde werd ingebracht. De stad kan nu toch ook het tweede derde op haar niet nemen en ik denk dat de rol haar gang moet gaan. Er is ook nog een pachter ge weest die beweerde dat dit werk door den eigenaar moest betaald worden, de pachter is daarover in proces gegaan doch heeft het verloren en zal al de kosten ervan moeten betalen. M. Capoen. Ik vind het overdreven dat er voor het reinigen van een beek, die het water afvoert niet alleen van het land zelf waardoor zij loopt maar ook van landen die een kilometer verder gelegen zijn, geld moet verschoten worden door de aanpalers zelf en dat zij moeten betalen voor het reinigen van een beek die grootendeels door anderen be vuild werd. En hier in Wit geval is het zooveel te meer overdreven, dat het hier het herstel len van een oorlogsfeit geldt. Er werd hier zelfs in den gemeenteraad gezegd dat het del ven dier beek door de aanpalers niet kon gedaan worden, omdat er nog te veel oorlogs materiaal in lag. M. Lemahieu. Die beek werd door den Dienst der Verwoeste Gewesten in 1919 en 1920 gedolven. Dit was een groot werk en, zooals ik het hier vroeger reeds zegde, was die beek binst den oorlog zoodanig toege schoten geweest dat men op verscheidene plaatsen naar de oude bedding ervan heeft moeten zoeken. De technische dienst van de provincie, en dus niet de stad, heeft dit werk goedgekeurd. Was het werk nu wel uitge voerd, daarover zal ik niet oordeelen. De stad was toen niet meester maar wel het Hoog Commissariaat, zoodat de stad zeil er dus feitelijk niets kon aan doen. In 1925, tenge volge van den grooten vloed, werden de aan palende landen door die beek overstroomd. Toen zijn er veel klachten gekomen, de Paddevijverstraat was doorgebroken, er moest daar een duiker gemaakt worden, en dan heeft de provinciale technische dienst, op aanvraag der aanpalers, bevolen dat de beek moest herdolven worden. Dit was een goed maar ook kostelijk werk. De stad is zoo welwillend geweest een derde der kosten op haar te nemen en heeft geschreven naar de provincie om ook voor een derde te willen tusschenkomen, maar deze heelt het niet willen doen. Hetgeen de heer Capoen zegt dat het water van verder afgelegen landen daar ook voorbijloopt, is waar. Maar de wet is nu alzoo en wij kunnen daar niets aan ver anderen. In 1925 werd er te Rousselare een vergadering belegd waarop er een 25o afge vaardigden tegenwoordig waren en die voor gezeten was door den heer Baron Gilles de Pélichy en den heer Vandevyvere, volksverte genwoordiger. Daar werd besloten op het bureel der Kamers een wetsvoorstel neer te leggen om de wet te veranderen en namelijk om te bekomen dat een derde door den Staat zou betaald worden, een derde door de pro vincie, en het overige derde voor de helft door de gemeente en de helft door de aanpalers. Ik weet niet of dit wetsvoorstel neergelegd werd, maar het werd toch nooit besproken. M. Missiaen. Het is nooit neergelegd geweest. M. Lemahieu. Het is de wet die zou, moeten veranderd worden, en had de stad zoo welwillend niet geweest een derde der kosten op haar te nemen, dan zouden de aan palers alles moeten betalen. M. Capoen. Wat zult ge doen met de menschen die een deel der beek zelf gedolven hebben Hadden zij allen het werk zelf mogen doen, dan is het zeker dat het veel min zou gekost hebben. M. Sobry. Dit is nu alzoo en het is reeds sedert 1928 gedaan.' M. Lemahieu. En onder het toezicht van den technischen dienst der provincie, want het is verkeerd te meenen dat het de stad is die zulks gedaan heeft. M. Capoen. Hoe komt het dan dat de gemeenten zelf voor geld moeten zorgen M. Lemahieu. Die beek loopt door ver- schillige gemeenten, de rol wordt uitgehangen in ieder betrokken gemeente die zich dan met het inzamelen van het geld moet gelasten en het werk betalen. De heer Soete komt de raadszaal binnen. M, Lemahieu. Omdat de stad het geld invordert, is het miste gelooven dat het zij is die de werken doet. M. Sobry. Ik vraag dat de raad de vroe ger goedgekeurde rol zou willen bekrach tigen. Dit wordt algemeen besloten. Alleen de heer Capoen stemt neen. 5) Openbare Onderstand Ruiling van gronden. M. Sobry. Wij hebben vanwege de Com missievan Openbaren Onderstand een beraad slaging ontvangen, waarbij voorgesteld wordt 5 ha. 98 a. 21 ca. grenden te Yper gelegen en toebehoorende aan den heer Baron deConinck de Merckem te verwisselen met hofstedelan- den ter grootte van 5 ha. 75 a. 57 ca. toebe hoorende aan den Openbaren Onderstand van Yper en gelegen te Merckem. Gezien deze

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1931 | | pagina 4