Redevoering van Prof. Dr fl. J. Van de Velde hsa—1 6 meesters heeft geleerd, al wat hij objectief .ondervonden en vastgesteld heeft. *Jan Yperman was een groote geleerde, een «ervaren heelkundige, een braaf huisvader. Door zijn wetenschappelijk werk heeft hij "Yper vereerd Jan Yperman was ook een goede burger. Werkend Lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie. Achtbare Damen en Heer en, Sanderus in zijn Flandria Illustrata "Van den Peereboom in zijn Ypriana lee- jren ons dat in 1383 de stad Ieperen door de Gentenaren vruchteloos werd belegerd. Dank „-zij de tusschenkomst van Onze Lieve Vrouw van Thuyn, wier houten beeld, wonderschoon, gedurende de belegering door de stad in processie werd rond gedragen, zou de over winning door de Yperlingen behaald geweest zijn. De overwinning, of liever het einde van <een tijdvak van oorlog, het begin van een periode van vrede, geluk en vooruitgang, werd Zondag laatst, gedurende den Tuindag, herinnerd en gevierd. juist omdat er na 55o jaren een blijde gebeurtenis van vrede wordt herdacht, heb ik met vreugde aanvaard hier aanwezig te zijn ook omdat de beoefenaars van de Weten schap, uit alle kracht hunne medewerking en hun steun moeten verleenen aan het werk van den Vrede, daar zij zoodoende de Weten schap in eere willen herstellen, de Weten schap die door den mensch op de schande lijkste wijze wordt verlaagd tot dienares van xden massa moord. Ik ben een Gentenaar, aldus een vijand van i383, helaas 1 Maar wij leven in 1933, en ik ben thans een vriend. Ieperen en Gent heb ben begrepen dat het beter is samen te wer- Icen in den vrede, en te leven als vereenigde gemeenten van een zelfde land. Ik wil niet nalaten op deze plechtigheid te zeggen dat vele dagen van mijn kindsheid hier op den rijkbeplanten wal werden doorgebracht, ook -dat in de aderen van mijne kinderen bloed van Gent te zamen met bloed van Ieperen vloeit. Daarom heb ik met vreugde de uitnoodi- ging van de Commissie van Openbaren On derstand aanvaard, om hier het woord te voeren. In naam van de Koninklijke Vlaam sche Academie, met mijn Collega Dr Leonard Willems, en als afgevaardigde van het Vlaamsch Congres voor Verpleegkunde en Sociale Geneeskunde, wiens voorzitter, Prof. Frans Daels, ik thans vervang, breng ik den eerbiedigen groet aan de nieuwe gedenkplaat van den grooten Yper- ling, Jan Yperman, «breng ik de vurigste gelukwenschen en den diepsten dank aan de Commissie van Open baren Onderstand van Ieperen, die aan de menschen van heden en aart de menschen van de toekomst wil herinneren dat in het Belle- Godshuis, Jan Yperman daden van groot moedige en vernuftige hulp heeft volbracht. In i333 wasjan Yperman waarschijnlijk sedert twee jaren overleden maar het is nooit te laat hem in zijn eigen stad te huldi gen. De Koninklijke Vlaamsche Academie, die zich tot plicht rekent de schatten van de Vlaamsche beschaving te doen kennen en eerbiedigen, heeft niet nagelaten in het jaar 1931, bij de 600' verjaring van zijn overlijden, Jan Yperman te herdenken. Ik had de eer het woord te voeren op de vergadering van Sep tember 1921. Het Vlaamsch Geneeskundig Tijdschrift, de tolk van de Vlaamsche Wetenschappelijke en Geneeskundige Congressen, heeft de hulde van de Academie ook laten verschijnen, en aldus bewezen hoe hoog de wetenschap van Jan Yperman wordt geschat. De hulde aan Jan Yperman was echter door mij onder zulken vorm opgesteld, dat men denken kon dat in 1931, juist zes eeuwen na zijn dood, een gedenksteen te Ieperen werd onthuld en zelfs wordt in die hulde, bij voorbaat, de beschrijving van den steen gegeven. Ik had bij Dr Snellaert gelezen dat Jan Yperman zeer waarschijnlijk als heelkundige optrad gedurende den Guldensporenslag. Met de Leie achter zich, rondom ingesloten door de Groeningebeek en de wallen en de grach ten, die alle vlucht onmogelijk maakten, lever den de Vlamingen het schouwspel op van een wanhopig volk, tot dood of zegepraal besloten. In verbeelding mocht ik dus, bij de Leie, een kleine tent opgeslagen zien, waar Jehan Yperman zich gereed hield als heelkundige de gewondene strijders te verzorgen. En daarom meende ik den beeldhouwer te bedanken en geluk te wenschen, omdat hij in dit geval, niet alleen den man had willen huldigen, met zijne wetenschap maar ook den heldentijd waarin hij leefde. De gedenksteen was, naar mijn fantazee- ren, een echte steen, zonder standbeeeld, aldus niet volgens de banale gewoonte. Neen, een eenvoudige steenenzuil, tien meters hoog, bedekt met een vergulden lauwerenkrans, en in vergulden letters op den steen de eenvou dige woorden Aan Jehan Yperman den Vader van de Vlaamsche Heelkunde Ieperen 1280 Ieperen i33i. Het Vlaamsche Volk erkentelijk. Op het breede voetstuk dat de zuil droeg, las men, vooraan, deze volzinnen van J. Kats, uit de rede op een congres in i85o uitge sproken Wie kan zijn vaderland beminnen zonder het volk te beminnen, en wie kan het volk beminnen en deszelfs tael verachten De tael des volks is natuerlijk, en de vaderlands liefde is ook natuerlijk men kan dus het eene niet verachten en het andere beminnen zonder onnatuerlijk te handelen Achteraan op het voetstuk trof men den datum aan van de plechtigheid, met den naam van den kunstenaar, die den gedenksteen had ontworpen. Op de twee zijden van het voet stuk had de kunstenaar twee episoden uit het leven van Yperman herdacht. Aan de eene zijde, naar het Godshuis Belle gekeerd, stond de heelkundige uitgebeeld, als zijnde bezig met arme menschen, zijnestadsge- nooten van Ieperen te verzorgen, en onder het bronzen paneel, had de kunstenaar deze gedachte uit Yperman's werk herhaald Enten armen dient vriendelike om Gode die U de macht verleent Aan de zijde naar den Groeningtkouter gekeerd, verbeeldt de kunstenaarden heelkun dige, bij ztjne tent op het slagveld bezig met het verzorgen van een Vlaamschen strijder, terwijl in de dichte nabijheid een vijand van het volk den adem uitblaast en onderaan dat vers van De Koninck Daar moest de Le liaart der Leeuwen kracht beproeven. »De Commissie van Openbaren Onderstand van leperen heeft harenplicht begrepen, alszij deze gedenkplaat aan het Godshuis Belle heeft geplaatst die gedenkplaat wordt heden ge durende de tuindagen, plechtig onthuld. De Commissie heeft begrepen dat Jehan Yperman, man van hooge wetenschap, en ook man van hoog vertrouwen, den dienst van twee gast huizen op voorbeeldige wijze en met luister heeft verzekerd, het gasthuis Belle en het gast huis op de markt. De moeder van Yperman, Kateline, de zuster van Yperman, ook eene Kateline, hielpen den heelkundige bij zijn werk, en deden aldus aan Sociale Verpleeg kunde. De kinderen van den meester zijn waarschijnlijk hier in de Belle als verplegers opgetreden. De gedenkplaat zal van nu af den voorbij ganger leeren dat een grootman, groot door zijne wetenschap, groot door zijne burgerlijke deugden, hier heeft- gewerkt en rond i3oo reeds het godshuis de Belle beroemd heeft gemaakt. De Wetenschap heeft ook haren plicht ge daan. Jan Frans Willems beschrijft in 1832 een handschrift, dat met de verzameling van Van Hulthem naar de Burgondische Bibliotheek te Brussel overging, en noemt het stuk Alou de belgische Natuerkunde van den mensch, in de dertiende en veertiende eeuw. Doctor Carolus geeft in 1854 de Fransche vertaling van een deel van dat handschrift, onder den titel van La Chirurgie de Maitre Jean Yper- mans, le père de la chirurgie flamande. In 1867 verschijnt van de hand van Dr Broeckx den vlaamschen tekst van het ge neeskundig werk van Meester Jan Yperman. Dr Snellaert, Diegerick, Kluyskens, Lafaut, Dewachter, Guislain, Gheldelf, De Sagher, de eenen geneeskundigen, de anderen zoek- zuchtige archivarissen, hebben het werk van Yperman bestudeerd en zijn leven uit de nevels van de eeuwen aan het licht gebracht. Nog onlangs heeft Dr Lonneville een uitvoe rige studie over de hoofdstukken, mond- ziekten en oorziekten laten verschijnen, en in het Isidoor-Teirlinck-album noemt Prof. Vercouillie Meester Thomas Scellinck van Thienen een tweede Jan Yperman. Zooals ge zegd, heeft de Vlaamsche Academie in 1931 Jan Yperman eerbiedig herdacht. Wie echter de schoonste hulde aan Jan Yperman heeft gebracht, wie de Yperman- kenners verreweg heeft overtroffen is mijn ge leerde Amsterdamsche collega, prof. Van Leersum. De werken van Yperman, zijne Cyrurgie, zijn geneeskunst,werden natuurlijk in zijn tijd niet gedrukt. Of de oorspronkelijke hand schriften nog bestaan, weet men niet. Van de Cyrurgie, die als het meesterwerk, ook als een meesterwerk, moet beschouwd worden, bestaan vier afschriften, die op talrijke plaat sen, niet alleen in den grond zelf, maar ook ten opzichte van den vorm verschillen. Deze afschriften werden waarschijnlijk door leera ren van den tijd genomen, die hunne lessen gaven volgens het werk van Yperman of door studenten, die de lessen van hunne meesters wilden bewaren. De kopisten kunnen stellig wijzigingen aan den tekst gebracht hebben, ofwel zonder opzet fouten hebben begaan. Van Leersum heeft die vier handschriften vergeleken en grondig bestudeerd hij heeft daarmede een synthetische resultante verkre gen en ons eene uitgave bezorgd, die als defi nitief mag beschouwd worden, waardoor wij een duidelijk begrip zijn machtig geworden, en van de wetenschappelijke en van de letter kundige waarde van dat werk. Het boek van prof. Van Leersum is zoo volmaakt en weten schappelijk verzorgd dat het werkelijk van de hand van den beroemden Yperling niet beter kon verschijnen. Wij zijn Van Leersum er kentelijkheid verschuldigd dat hij zulk gebouw heeft opgericht, waardoor eenieder in voeling komen kan met de Vlaamsche Wetenschap ten tijde van den Guldensporenslag. Ook meen ik niets beters te kunnen doen dan prof. Van Leersum een oogenblik aan het woord te laten, als hij in de inleiding van zijn boek zegt Meester Yperman's Chirurgie roept ons de tijden voor den geest, waarin de genees kunde, na een langdurige periode van on vruchtbaarheid, wederom teekenen van leven begon te geven. Dat aan den oogenschijnlijk verdorden stam de loot der heelkunde het eerst uitbotte, lag in de natuur der zaak. Wat toch toenmaals tot het gebied der chirurgie gerekend werd, waren hoofdzakelijk kwetsu ren, beenbreuken, gezwellen, kortom aandoe ningen, die binnen het bereik der zintuigen gelegen zijn en dus gemakkelijk toegankelijk voor klinische waarneming en een tamelijk eenvoudige, grootendeels mechanische behan deling. Niet ten onrechte werd daarom vroe ger de heelkunst chirurgia, dats were, ge wrocht metter hand genoemd. In dit bij uitstek praktische onderdeel der genees-

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1933 | | pagina 5