Koloniale Loterij Léon Grillet 31, Meenenstraat, Yper Vande Lanoitte's koffies zijn de beste 2 Beurs Wissel Coupons Titels Plaatsingen op Staat-, Gemeente- krediet-, Grondkrediet van België, enz. enz. Ja. maar... 120 Miljoen in 222.440 Loten. Postcheck 71.60. 100 Frank het biljet. Door overmaat van kopij zien wij ons verplicht ons boeiend mengel werk Het Geheimzinnige Document, voor een week te verschuiven. Deskundige Onderzoekingen en alle werken van Rekenplich tigheid wendt U tot Maurice VERFAILLIE, JuBSKKt leper weder, voorzien zijn aan den voorkant van twee naar voren uitstralende niet verblinden de, witte of geelachtige standlichten, en aan den achteikant van een naar achter uitstralend rood licht. Die twee witte of geelachtige lichten moe ten even steik zijn en op dezelfde hoogte boven den grond aangebracht op gelüken af stand van de lengte-as van het voertuig Het rood licht moet derwijze geplaatst worden dat zijn middelpunt op hoogstens 3o centimeter staat van het verticaal vlak dat evenwijdig met de lengte as van het voertuig links de grootste breedte van het koetsweik begrenst. Het rood l'cht van het tractorvoertuig moet op den laatsten aanhangwagen overgebracht worden, ofwel op de lading wanneer deze meer dan een meter over den achterkant van het voertuig ui'.st ekt. In geval het rood licht op de lading niet kan bevestigd worden, moet een begeleider links achter aan het voertuig gaan eu dat licht derwijze dragen, dat het uitsluitend naar achter uitstiaalt. Ieder aanhangwagen moet daarenboven aan weerszjden van het voertuig bij het voorvlak een wit of geelachtig licht voeren. Die twee op dezelfde hoogte geplaatste lichten moeten inde rijrichting en zijdelings naar de buiten zijde van het voertuig uitstralen. Wanneer de hierbuven bedoelde voertuigen op vlakke baan een grootere snelheid dan 3o kilometer in het uur mogen bereiken, moeten ze, behalve die welke uits'uitend rijden in de agglomeraties voorzien van een voldoende openbare verlichting, bovendien voorzien zijn van twee weglichtwerpers met wit of geelach tig licht vin dezelfde sterkte, op dezelfde hoogte boven den grond aangebracht, waar mede de rijweg vooruit doelmatig kan verlicht worden over een afstand die, bij niet mistig weder, niet kleiner mag zijn dan 100 meter. Die schijnwerpers moeten ofwel voorzien zijn van een inrichting waarmede de verblin ding kan opgeheven worden ofwel kunnen vervangen worden door andere niet verblin dende schijnwerpers. Deze apparaten worden kruisingsschijnwerpers genoemd. Het gebruik der kruisingsschijnwerpers is verplichtend 1) oij het ontmoeten van een anderen weg gebruiker en op zulken afstand dat het ver keer gemakkelijk en veilig kan doorgaan 2) In den doortocht van agglomera ies voor zien van openbare vérlichting. Het geötuik van k uisingsschijnwerpeis is evenwel ver boden op plaatsen waar de openbare verl ch- tiDg het mogelijk maakt, bij niet mistig weder, een voertuig gemakkelijk op 100 meter te onderscheiden 3) In alle omstandigheden waarin die op heffing noodzakelijk is. De kruisingsschijnwerpers moeten een vol doende lichtvermogen laten bestaan om, bij niet mistig weder, den rijweg op een afstand van minstens 3o meter te vellichten. Wanneer een bestuurder van. een motor voertuig, door zijn schijnwerpers achtereen volgens snel aan te steken en te dooven, te kennen geeft dat hij ver dind wordt, moet de bestuurder van h<_t voertuig, waarvan de schijnwerpers de verblinding veroorzaken, deze onmiddellijk doen ophtu ien De standlichten mogen in dezelfde lantaar- nen als de wegschijnwerpers en dc kru sings schijnwerpers ondergebracht worden, op voorwaarde dat deze laatste de breedte van het voertuig afbakenen. Het gelijktijdig gebruik van standlichten en wegschijn werpers of van standlichten en krui singsschijnwerpers is niet vereischt, wanneer deze laatste ook de breedte van het voertuig aanduiden, zooals de standlichten dit moeten doen. b) De motorrijwielen en rijwielen met hulp WISSELAGENT Telefoon 144 Het schoonste geschenk is een biljet der die zal verdeelen Banken, wisselagenten en postkantoren. Trekking den 18 October. motor moeten voorzien zijn aan de voorzijde, van een naar voren uitstralend wit of geel achtig standlicht, aan de achterzijde van een naar achter uitstralend rood lichr. Indien die voertuigen een aanhangwagen trekken of aan de linkerzijde een zijspan mee voeren, mott het rood licht op den aanhang wagen of het zijspan bevestigd worden. Het gebruik van een tweede naar voren uit stralend, wit of geelachtig licht, aan de buiten zijde van het zijspan bevestigd, is verplichtend zoo het zijspan links aan het voertuig is vastgemaakt, en facultatief zoo het zich rechts van het motorrijwiel bevindt. Zooals de motorvoertuigen met meer dan twee wielen, moeten ook de motorrijwielen en rijwielen met hulpmotor, die op de vlakke baan een grootere snelheid dan 3o km. in het uur mogtn halen, bovendien voorzien zijn van een vvegschijnwerper en een inrichting waarmede de verblinding kan opgeheven worden. c) De voertuigen met dierlijke trekkracht moeten voorzien zijn van voren hetzij met een links aan het voertuig bevestigd en naar voren uitstralend, niet verblindend wit of geelachtig licht, hetzij van twee naar voren uitstralende niet verblindende, witte of geelachtige lich ten, een rechts en een links van achter, van een links bevestigd en naar achter uitstralend rood licht. In geval heb tractor voertuig door een aan hangwagen gevolgd wordt, moet het rood licht in dezelfde voorwaarden op de achter zijde van dtzen wagen aangebracht worden. Wanneer, ingevolge den aard der lading, de voorziene lichten op de voertuigen niet kunnen bevestigd worden, moet een begelei der een naar voren uitstralend wit of geel achtig licht dragen links aan de vooizijde van het voertu'g een tweede beg< leider moet een naar achter uitstralend rood licht dragen links aan de achterzijde van het voertuig. d) De andere voertuigen, rijdend op de weggedeelten gebruikt door de motorvoer tuigen, rijwielen met of zonder motor en de voertuigen met dierlijke trekkracht, moeten, tenzij het enkel het oversteken van die wegge deelten geldt, aangeduid worden door een wit ot geelachtig in alle richtingen uitstralend licht, aan het voertuig vastgr maakt of in de hand gedragen. Om evenwel op de bermen te rijden, moeten de kruiwagens, de kinder zieken en invalidenwagens niet verlicht zijn. Onverminderd de voorschriften betreffende de schijnwerpers, moeten de lichten waarvan hiervoren sprake een voldoende lichtsterkte hebben om gemakkelijk waargenomen te kun nen worden op een afstand die, bij niet mistig weder niet minder dan t5o meter mag bedra gen. Zij moeten derwijze geplaatst zijn dat geen erktl de< 1 van het voertuig of van de lading de doelmatigheid ervan verzwakt door ze geheel of gedeeltelijk te verbergen. Ieder voertuig dat, tusschen het vallen van den avond en het aanbreken van den dag, tij delijk op een openbaren weg stilstaat, moet dezelfde lichten voeren als waarvan het voor zien moet zijn wanneer bet in beweging is. De stationneerende of geparkeerde voertui gen, uitgezonderd op de daarvoor speciaal voorbehouden plaatsen, moeten eveneens, zoo de openbare of piivate verlichting ze niet duidelijk zichtbaar maakt op een afstand van minstens i®o meter, aangeduid worden hetzij met een stationneerlicht, hetzij met dezelfde lichten als deze vereischt voor de tijdelijk stilstaande voerluigen. De stationneerlichten moeten geplaatst zijn aan de zijde van den openbaren weg waar het verkeer plaats heeft. De wegschijnwerpers mogen Diet als station neetlichten gebruikt worden. Ditzelfde verbod is ook-toepasselijk op de kruisingsschijnwer pers in de bebouwde kommen, voorzien van een zoodanige openbare verlichting dat een hindernis op den rijweg bij niet mistig weder gemakkelijk kan waargenomen worden op een afstand van 100 meter. Het is verboden op de voertuigen andere lichten te gebruiken dan die welke door het reglement zijn voorgeschreven. Nochtans mogen de motorvoertuigen op meer dan twee wielen^, de motorrijwielen en de rijwielen met hulpmotor voorzien zijn van een noedschijnwerper, waarvan het gebruik echter verboden is in de bebouwde kommen en bij het naderen van een ander voertuig. Verder mogen de voertuigen, die tot het vervoer van personen onder bezwarenden titel dienen, aan de voorzijde voorzien zijn van een groen lichtje ter aanduiding dat het voertuig vrij i&of dat er plaatsen beschikbaar zijn. Daarenboven mogen de voertuigen, in het verkeer gebracht door geconcessionneerde diensten en diensten tot gezamenlijk vervoer van personen, aaa de voorzijde aangewezen worden door een of twee gekleurde lichten, met uitzondering van rood en paars. De motorvoertuigen, gebruikt door de brandweer of door de politie, mogen vooraan van een oranjegeel Qikkei licht voorzien zijn. De zij en achtervlakken der lantaarns of schijnwerpers mogen geen gekleurde glazen hebben. Behalve voor de stationneerende of gepar keerde voertuigen, moet de achterplaat, zoo- dra ze in het daglicht niet meer zichtbaar is» derwijze verlicht worden dat zij, bij niet mis tig weder, op een minimumafstand van a» meter volkomen leesbaar is. 4) Geluidswaar schuwingstoesti l. De motorrijwielen en de rijwielen met foulp- motor moeten voorzien zijn van een toestel met gelijkmatig en aanhoudend scherp g< luid, en de andere motorvoertuigen van een toestel met zwaar en aanhoudend geluid. Het geluid van beide toestellen moet op een afstand van minstens 100 meter kunnen gehoord worden. De gespannen der voertuigen, waarvan de wielen voorzien zijn van elastische banden, en der voertuigen welke bij sneeuwweder rijden, moeten van rammelbellen of klingel- werk voorzien zijn. De ambulancevoertuigen en de voertuigen gebruikt door de politie of de brandweer in dienst, mogen voorzien zijn van een klok of een bijzondere schtlinrichting. De bestuurders van motorvoertuigen, mo torrijwielen en motorlooze rijwielen moeten het waarschuwingstoestel doen werken a) Wanneer zij plaatsen naderen waar zij wegens de plaatsgesteldheid den weg niet kunnen zien op den noodigen afstand om stil te houden zoo het regkment hen daartoe verplicht b) Bij het naderen van de voetgangers en de weggebruikers, zoo de veiligheid van het verkeer het tischt. In de bebouwde kommen, tusschen midder nacht en het aan reken van den dag, zal het geluiiswaarschuwingstoestel slechts in uiter sten nood gebruikt worden. Het wordt ver vangen door h?rhaald kort gebruik der schijnwerper s. Het is verboden a) Aan de motorvoertuigen, motorrijwielen en rijwielen met hulpmotor andere geluids- waaischuwingstoestellen te gebruiken dan degene door het reglement voorgeschreven. b) Van deze waarschuwingstoestellen ge- btuik te maken anders dan ten behoeve van de veil'gheid De waarschuwirgen worden steecs zonder overdrijving gegeven ze zijn kort in de bebouwde kommen. c) Van waarschuwingstoi stellen op uiilaat gebiuik te maken. ('t Vervolgt). Talleoze handel- en nijveraars,aannemers van vervoer, openbare- en private werken meenen 't overbodig een boekhouden in te richten. Anderen, beter ingelicht, verzaken slechts om geringe uitgaven te besparen. Kortom allen miskennen 't zóó onbetwistbaar belang rijk nut, anders gezegd verliezen geld. Nu meer dan ooit is rekenplichtigheid niet alleenlijk de spil aller zaken, maar, in verband met 't fiskaal stelsel, vooraf verzekerde winst VOOR Rekenplichtige - Inrichter - Raadsman.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1934 | | pagina 10