D'ARC Lessive JEANNE JKeRR^ 13-10-1934 Het Ypersche- 2e Bijvoegsel-La JRégion d'Ypres N°28 Algemeen Reglement op de Verkeerspolitie Wielrijders Handkarren Bestuurders Gespannen Faire nettoyer ou teindre ses vêtements chez c'est leur donner une nouvelle jeunesse. Glacage Américain de Cols et Manchettes Begeleiders Voeituigen Kleederen door in *t nieuw gekuischtof geverfd zijn wederom zooals nieuw. Schoone Str ijkwasch Kilo wasch Succursale L. KNOCKAERT - JOOS Bijhuis Rue de Dixmude Diksmudestraat, YPRES. Tel. 260 YPER. (2' Verwig) Thans blijft er ons nog te handelen over de voertuigen en hunne lading, doch vooraleer tot deze hoofdstukken over te gaan, geven wij hier eerst nog eenige schikkingen, in het algemeen reglement vervat, welke vooral de wielrijders, de voerders van handkarrende bestuurders van voertuigen, de geleiders van vee, en de gespannen aanbelangen. De wielrijders zijn gehouden te rijden op de rijwielpaden aangeduid bij middel van het reglementair sein waarvan wij vroeger reeds de beschrijving gaven (blauwe cirkelvormige plaat met wit rijwiel in 't midden, of blauw rechthoekig paneel met het opschrift rij wielpad Indien het rijwielpad onbruikbaar of belem merd is, mogen ze den rijweg volgen, waar ze dan op een rij achter elkaar rijden aan de uiterste rechterzijde. Het is den wielrijders verboden te rijden 1) Zonder het stuur vast te houden 2) Zonder de voeten op de trappers te houden 3) Zich latende voorttrekken. Bij belemmering van den openbaren weg moet de wielrijder afstappen en zijn rijwiel aan de hand leiden. Tusschen het vallen van den avond en het aanbreken van den dag, is het den wielrijders verboden naast elkaar te rijden bij het nade ren van een motorvoertuig. Dan eveneens alsook bij mistweder, moe ten de rijwielen voorzien zijn van voren van een naar voren uitstralend niet verblindend, wit of geelachtig licht en van achter van een achterwaarts uitstralend rood licht. De zij vlakken der lantaarns mogen geen gekleurde glazen hebben. Ieder niet zelfbewegend voertuig op twee of meer wielen, behalve de kinder zieken en invaliden wagens bewogen door hun be stuurder, door een anderen persoon of door een hond, moet voorzien zijn van een rem. Bij een motorloos rijwiel, moet de bestuurder ervan met de rem ten minste een der wielen snel kunnen stilleggen. De rijwielen moeten voorzien zijn van een rammelbei of een rinkelbel, die op een afstand van minstens 5o meter kan gehoord worden. De reglementaire provinciale plaat moet op de linker voorzijde, 't zij op de naaf, 't zij op de vork van het rijwiel aangebracht worden. Wanneer een motorloos rijwiel bereden wordt, is het den wielrijder verboden 1) Een anderen persoon te vervoeren, als het rijwiel daartoe niet is ingericht 2) Zware of omvangrijke goederen te ver voeren. Wanneer de lading van een handkar een grootere hoogte dan 1 m. 35 boven den grond heeft, is de bestuurder gehouden het voertuig te trekken. Het is verboden een voertuig zonder be stuurder in beweging te brengen. De bestuurder van een gangvaardig motor voertuig moet in het bereik van de rem- en stuurteestellen blijven. De bestuurders van voertuigen en de pas sagiers moeten zooveel mogelijk aan de tegen overgestelde zijde van het verkeer in- en uitstappen. Het is den bestuurder van een voertuig verboden op zulke wijze te rijden, dat het koetswerk of de lading over de trottoirs of de verhoogde bermen uitsteekt. Bij het voorbijrijden van een hindernis, waar de voetgangers over de rijbaan omheen moeten gaan, moeten de weggebruikers langs die hindernis een vrije ruimte laten van ten minste X meter, of, zoo dit niet mogelijk is, ze voorbijrijden met de snelheid van een voetganger. De weggebruikers en inzonderheid de be stuurders van automobiel voertuigen, bij wier nadering de trek last-, of rijdieren en het vee teekenen van schrik vertoonen, moeten ver tragen, uitwijken of stilhouden. Het is verboden meer dan acht trekdieren vóór een voertuig te spannen. Dit getal wordt beperkt tot vijf voor de voertuigen met min der dan vier wielen. In een gespan mogen nooit meer dan vier die*en achter elkander, noch meer dan drie naast elkander voorkomen. De aanspan en leidingsinrichtingen moeten derwijze gemaakt zijn dat de bestuurder meester kunne blijven van de voorgespannen trekdieren en zijn voertuig veilig en juist kunne besturen. Het is verboden vee, trek last of rijdieren te laten rondloopen zonder geleider, deze moet voortdurend in hunne nabijhiid blijven. De trek last of rijdieren en het vee moe ten, zelfs als zij in rust zijn, vergezeld zijn van geleiders in voldoend aantal om ze in bedwang te houden, zoodat ze geen ongevallen kunnen verwekken noch het verkeer stremmen. Tusschen het vallen van den avond en het aanbreken van den dag moet ieder begeleider van niet ingespannen last- of trekdieren of van vee, op den openbaren weg, een lantaarn dragen die wit of geelachtig licht naar alle zijden uitstraalt. Indien een kudde meer dan vier stuks groot vee of zes stuks klein vee telt, moet vooraan de kudde een lantaarn met wit of geelachtig licht en achteraan de kudde een lantaarn met rood licht gedragen worden. Deze lichten moeten een voldoende licht sterkte hebben om gemakkelijk waargenomen te kunnen worden op een afstand, die bij niet mistig weder niet minder dan i5o meter mag bedragen. Op de Staats en provinciale banen moet, irdien de met een mallejaii (voertuig op twee hooge wielen voor het vervoer van boomen) vervoerde last meer dan 6 meter lengte heeft, een begeleider achter het voertuig of achter de lading gaan. Voor de andere banen zal de datum van toepassing van deze bepaling later vastgesteld worden. De aanhangwagen van een bespannen voertuig moet van een begeleider vergezeld zijn, wanneer het voertuig op een Rijksweg of op een provincialen weg rijdt. De aanhangwagens van een zelfbewegen den tractor moeten vergezeld zijn van het aantal begeleiders, noodig voor de veiligheid van het verkeer. Een der begeleiders moet op den laatsten wagen plaats nemen of desnoods achter dezen bijwagen gaan, indien de trein of de lading meer dan 14 meter lang is. En hier volgen nog twee bepalingen waar van de datum der in voege treding slechts later zal bekend gemaakt worden 1) Wanneer het aantal voorgespannen die ren meer dan vier bedraagt, moet den be stuurder van een voertuig een helper toege voegd worden. 2) In de bebouwde kommen moeten het vee, de trek of lastdieren, behalve de bereden die ren, aan den leiband gehouden worden In dat geval mag een geleider niet meer dan drie dieren geleiden. 1) Afmetingen. De breedte van een voertuig mag niet meer dan 2 m. 40 bedragen, dat wil zeggen dat de meest uitspringende gedeelten niet meer dan 1 m. 20 buiten het verticaal middelvlak mogen liggen. Het uiteinde van den ashals of van de dom mag niet meer dan 20 centimeter uitko men buiten het vlak, gaande door den buiten rand van de velg of van den wielband. De lengte van een voertuig, gemeten van eind tot eind, zonder den disselboom wanneer het bespannen voertuigen geldt, mag niet meer dan 10 meter bedragen zoo het een één- of tweeassig voertuig is, en dan 11 meter zoo bet een voertuig is met meer dan twee assen. De hoogte van een voertuig mag niet meer dan 4 meter bedragen. Het vrijdragend deel van het koetswerk ten opzichte van de achteras van een motorvoer tuig mag niet meer dan 2 m 85 bedragen. Deze bepalingen, in afwijking waarvan de Minister van Openbare Werken voor een beperkten tijd of voor bepaalde trajecten ver gunningen kan afleveren tot verhooging van de voorziene maxima, komen in voege met den I Januari ig35. De vaste toebehoorten, spatborden inbe grepen, mogen buiten het koetswerk niet uit steken. De kettingen en andere beweegbare bijstukken moeten derwijze aan het voertuig vastgemaakt zijn, dat ze bij hunne bewegin gen niet buiten den buitenomtr< k van het voertuig komen en niet over den grond slepen. Geen enkel portier mag onder het rijden opengaan. 2) Aanhangwagens. Een bespannen voertuig mag slechts een aanhangwagen trekken. Voor de zelf bewegen de tractors is het aantal aanhangwagens be perkt tot drie en de lengte van den trein tot 25 meter. De koppelingen der aanhangwagens moeten alle waarborgen van stevigheid bieden en de richting van de getrokken voertuigen bepalen. Noodkcppelingen mogen slechts in geval van overmacht ge.bruikt werden. Wanneer het gewicht van den aanhangwa gen, lading inbegrepen, meer dan 2000 kilo gram bedraagt of wanneer de aanhangwagen tweeassig is, moeten de koppelingen twee in richtingen omvatten, die van elkander onaf hankelijk zijn en elk op zichzelf in staat zijn den aanhangwagen voort te trekken als een der inrichtingen onklaar geraakt. De koppelingen gebruikt tusschen het val len van den avond en het aanbreken van den dag mogen niet langer dan 5 meter zijn, gemeten tusschen het achtervlak van het voorttrekkend voertuig en het voorvlak van het getrokken voertuig. De Minister van Openbare Werken kan evenwel vergunningen afleveren om, bij uitzondering, langere koppe lingen toe te laten. De tuigen die een tractorvoertuig met een aanhangwagen verbinden, moeten, wanneer de afstand tusschen de achterzijde van het tractorvoertuig en de voorzijde van het ge sleept voertuig 2 meter te boven gaat, gedu rende den dag omtrent het midden aangewe zen worden door een goed zichtbaar oranje geel vlaggetje. 3) Verlichting. a) De op den openbaren weg in beweging zijnde motorvoertuigen op meer dan twee wie len, met of zonder aanhangwagens, moeten tusschen het vallen van den avond en het aan breken van den dag, alsmede bij hevig mist-

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1934 | | pagina 9