ONDERLINGE KOFFIES en CHICOEEI met PREMIEN Christiaens Devolder - KortrijK KOBTBUKSCHF Tl keep in aiic goede winkels. - PremiiiepetG. Laroye, 20, ^oomgaarëstraat, Yper. Brand - Leven Ongevallen EISGHT ALTIJD EN OVERAL DE 2 Faire nettoyer ou teindre ses vêtements chez Kleederen door Waar zijt gij het ZEKERST en VOORDEELIGST verzekerd NATUURLIJK bij de Naamlooze Maatschappij, de Voor alle ialichtiafei wende men zich tot het Bijkantoor te Yper Algemeen OpzienerOMER ROBYN- c'est lew donner une nouvelle jeunesse. Glagage Amértcain dm Cols Manchettes in 't nieuw gekuischtof geverfd zijn wederom zooals nieuw. Schoon» StrijkwascEi Kilowasch Succursale L. KNOCK AERT - JOOS Bijhuis Rue de Dixmude Diksmudestraat, Y P R E S. Tel. staart met belangstelling zijne dochter aan. Hoe bevindt gij u, Adriana vraagt hij in het poolsch, en ziet over de ronde brilglazen heen. Zeer wel!antwoordt de toegesprokene stil en kalm, gaat weêr door de andere deur en komt weldra met den dampenden en zingenden water ketel, die door de mandenmakersvrouw aan de deur is gezet, terug. Als de waterketel wordt binnen gebracht en begint te suizen, te klokken, te blazen, komt er voor Daliski een wezenlijk concert binnen een lied, schooner dan de schoonste speeldoos var. Geneve geven kan dat is voor hem eene stille, zachte, onduidelijke, maar harmonievolle mu ziek, waarin men juist al vinden kan wat men wil en dat is het plezierigste. De speeldoos is een dwingeland, die een haar opgelegd deuntje volgt, dat getingeld wordt of het al of niet met uw gemoed overeenstemt maar de waterketel is eene muziek waarover uw gemoed zelf meester is, dat tonen geeft naar uwe beliefte. Daarom denken wij, dat de waterketel tot die soort van speeltuigen behoort, die de dich ters de eoolsche harpnoemen ofschoon het moeilijk zou zijn, ik beken het, met een gloeienden waterketel in den arm geklemd, eene serenade aan zijne verloofde te brengen. De waterketel draagt u een miserere voor, als men mistroostig neerzit en het hart lijdt onder de slagen van het noodlothij zingt een gloria als gij opgebeurd en dankbaar zijt voor al het levensgenotdoch in vreugde gelijk in smart, altijd is zijn lied kalm en gematigd 't is een zoete troost in den weemoed, gelijk een zoete glimlach in den vrede. Toen de Heer het stille huiselijk geluk in de woordenpax vobis afschilderde, moet hij, zoo denkt glimlachend Daliski, een zingenden water ketel als onmisbaar meubel in de huiskamer ge droomd hebben. Voor den Poolschen taalmeester is de water ketel nog iets meerhij is een herinnering aan het huiselijke avonduur in zijn vaderland, toen nog eene beminde en talrijke familie hem ter zijde stond. Adriana neemt het kleine thee - servies, dat onder het Maria-beeld staat, en zet de kopjes op tafel. «Claudine,» zegt ze, ruim nu uw poppengoed wat op. Och,zegt de kleine, ik drink toch geen thee, en Mevrouw Golden moet haar galakleed hebben. Vindt ge niet dat ze schoon is Alweêr wandelt de pop over tafel, met het coquette hoofdje iets of wat ter zij, de borst voor uit, en noodlottigaltijd de armen naar den gebrilden taalmeester uitgestrekt, die zij gedurig dreigt om den hals te vallen, en die in 't geheel niet genegen schijnt om hare poppen-declaratie te beantwoorden. Ja,zegt Adriana, ik vind ze overschoon. Hoe heet ze Mevrouw... Mevrouw Golden. De oude Mijnheer Golden zal wel verwonderd zijn als hij vernemen zal, dat hij zoo'n schoone Mevrouw heeft. Zoo'n gekke Mevrouw...lacht de professor, die juist het hoofd opheft en nu Mevrouw Gol den, altijd met uitgestrekte armen en in eene allergekste houding op de tafel ziet liggen, alsof ze over het tafelkleed wil zwemmen. Nu,hervat hij, ik geloof dat Mijnheer Golden met zoo'n sprakelooze vrouw wel zou kunnen huizen, maar niet met eene in levenden lijve...» Is hij dan zoo onhebbelijk vraagt Adriana, terwijl zij den ketel opheft, en het dampende en suisende water op de thee giet. Ja, recht onhebbelijk. De man is een men- schenhater, maar in den grond hou ik hem voor een goed mensch. Dat toont overigens de ge schiedenis van de pop. Nog een dien men erg zal verongelijkt hebben, doch die de genade mist het hem toegebrachte leed geduldig te dragen. Kent gij zijne geschiedenis, vader Neen, ik spreek bij veronderstelling. Wat de buurt betreft, deze vertelt de wonderlijkste din gen. Zijne afzondering en die der twee geheim zinnige personen, die bij hem inwonen want 't is zonderling, dat die menschen elkander heb ben kunnen vinden geven stof tot de dwaasste veronderstellingen. Mijnheer Golden gaat in de volksbuurt door voor eene soort van kinder- schrik, en als er ooit eene ramp in onze straat voorvalt, en het lichtgeloovige volk de oorzaak ervan wil opsporen, zal hij, Mijnheer Golden, voor die oorzaak gehouden worden. Maar Mijnheer Golden doet niemand kwaad.» Neen, zeker nietmaar 't is genoeg dat het volk die afzondering, die vreemdsoortige levens wijze, die afgetrokkenheid, zelfs in de opene straat, die verouderde kleederdracht niet be grijpt, en daaraan iets buitengewoons, schier iets onnatuurlijks toeschrijft. Zelfs die onnoozele pop heeft de volksstemming niet verbeterd. Ik zeg overal dat Mijnheer Golden een braaf man is zegt Claudine, zonder de oogen van het kleed op te heffen en de zwarte gordijn, die weêr voor haar aangezicht gevallen is, weg te schuiven. Dat is wel gedaan,antwoordt de zuster. Zeer wel,bevestigt de vader, want ik ben zeker dat achter het stuursche en barsche van den ouden man, een goed hart verborgen zit. Had hij niet beloofd u te komen bezoeken vraagt Adriana. Ja, dat had hij welmaar dat zal hij niet doen. De goede man,voegt Daliski er opge ruimd bij, «schijnt dit huis minder dan ooit eenen oogslag te willen gunnen. Gisteren stapte hij over het gaanpad, diep in den kraag van zijnen mantel gedoken, gewis niet omdat het koud was, maar omdat hij mij niet wilde groeten. Als men hem in die houding en onder zijnen hoedrand aanziet, fonkelen zijne oogen als die van eene wilde kat, aan welk dier de lange grijze wenk brauwen nog des te meer denken doen en de professor, die zijn boek neêrlegt, om zijn thee te drinken, lacht met het beeld dat hij door zijne woorden te voorschijn roept. Gelukkig heeft Claudine op het woord kat opzichtens haren ouden vriend, geen acht gege ven anders hadde zij voor het minst geëischt, dat vader Daliski dat leelijke woord introk, en ten minste het zachte woord poes gebruikte. Het kind is te druk met de pop bezig en schier op hetzelfde oogenblik dat de vader gemelde woorden uitspreekt, roept zij O, o ziet Mevrouw Golden eens nu gaat zij naar het concert De pop wandelt in volle staatsie, met een lan gen witten sleep wit, het woord kan min of meer bedenkelijk zijn met een bepluimden en rijk bebloemden hoed op, over de tafel. Wat echter niet zeer voornaam voorkomt, is, dat Mevrouw Golden nu de armen niet wanhopig heeft uitgestrekt, maar ze in de zijden en op de welgevulde heupen heeft gezet, alsof ze den taalmeester eens geducht de waarheid wil zeg gen, omdat hij nog in zijn ouden kamerrok zit, met zijn sloffen aan en zijne zwarte Grieksche muts op. Alles doet zien dat Mevrouw Golden, met hare gedruischmakende en waaieriee kleeding, met hare coquetteerende manieren, met hare thea trale gebaren zoo min de wanhopig uitgestrek te, de zwemmende, als de op de heupen rus tende armen in den stillen, rustigen, kalmen kring der Daliski's niet thuis is, en dat zij, gaat zij zoo voort, zegt de taalmeester lachend, een toonbeeld van verderf en losbandigheid voor allen zijn zal en, wie weet, nog het meest voor hem Er wordt op de deur geklopt. 't Is misschien de eerste maal niet dat men klopt. De taalmeester staat op en doet open en zie, op den dorpel staat Mijnheer Golden, altijd met zijn korten mantel om, maar ditmaal den hoed afMijnheer Golden met zijne lange haren. Handelsregister Kortnik q52 TE KORTRIJK Onderneming gemachtigd bij Koninklijk Besluit van 23 December iq32in uitvoering van de wet van 25 Juni ig3o. Hare werking uitstrekkende over gansch het land, worden er nog ernstige Vertegenwoor digers gevraagd. 8, Mondatraat - Tel 109 grijze wenkbrauwen, met zijne fonkelende oogen, die verre zeer verre schijnen te schitteren, zeggen wij alweêr, omdat die oogen zoo kenmer kend zijn, juist of men verre, en diep in de scha- duwe van het neêrhangende loof, het lichtje van een venster flikkeren ziet. Goeden avond, Mijnheer Golden roept de taalmeester levendig, en de toon der stem alléén zegt den ouden man dat hij recht welkom is. Ik ben zoo vrij... mompelt Golden. «Dat verheugt me recht hartelijk... kom binnen... «Uwe uitnoodiging... en dan moet ik u mijne verontschuldiging aanbieden, dat ik u bij mij zoo lang op den dorpel liet staan. Kom binnen, kom binnen wij kenden elkan der destijds nog niet De taalmeester neemt den hoed en den man tel van den buurman aan en deze ziet er nu, met zijn witten halsdas en zijn toegeknoopten zwar ten jas, ongeveer uit als een geestelijke, dus zeer eerbiedwaardig. Claudine springt met de pop in den arm van YPER.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1934 | | pagina 12