Charles Hongenae
KOFFIES en CHICOI EI met PREMIEN
Christiaens Devolder - KortrijK
Ts koop in alle goede winkels. - Premiedepot i G. Laroye, 20, "oomgaardsliaat, Yper,
EISCHT ALTIJD EN OVERAL DE
Faire nettoyer ou teindre ses
vètements chez
Kleederen door
25, Fue du Temple, 25, YPRES
Ordres de Bourse
Comptant Terme
c"est leur donner une nouvelle in't nieuw gekuischt of geverfd
jeunesse. zijn wederom zooals nieuw.
GlaQage Américain Schoone Strifkwasch
Succursale L. KNOCKAERT - JOOS Bijhuis
53, Hue de Dixmude Diksmudestraat, 53
YPRES. Tel. 260 Y P E R
dit voor mij... Nu moet ik weg... weg,... weg...
Het wordt mij wat eng in uwe anders zoo huise
lijke kamer... Tot weerzien
Terwijl Mijnheer Daliski den man uit het oude
huis nog verwonderd aanstaart, grijpt deze hoed
en mantel, die op den stoel naast de deur liggen,
en ijlt den trap af.
Buiten gekomen blijft Mijnheer Golden een
oogenblik op het gaanpad, tegenover het huis
van den mandenmaker, staan en staart naar
boven hij ziet de schaduwen langs de neêrge-
laten gordijnen schuiven, zonder dat deze hem
iets zeggen over 't geen er binnen gebeurt.
Heeft hij geen ongelijk gehad heen te gaan,
zonder overtuigd te zijn dat de toestand van Me-
juffer Daliski tot geen gegronde onrust aanlei
ding geven kon
Wie weetTerugkeeren dat denkbeeld welt
in hem op. Maar neen, alles schijnt binnen nu
rustigoverigens Mijnheer Daliski was niet al
te zeer ontsteld.
Mijnheer Golden zet dan ook zijnen weg voort;
zijn hoofd is weêt gebogen en zijn oog andermaal
op de straatsteenen gericht. Gedruischmakend
opent hij de deur van het oude huis, nu zoo don
ker als een inktpot, en slaat tamelijk onstuimig
de deur toe.
Heeft de goede geest, die hem een oogenblik
te voren de oogen vochtig maakte, hem dan weêr
verlaten en is de booze duivel met zijne scherpe
taal, vuurvonken in de oogen en barsche bewe
gingen, andermaal in hem gevaren
Mijnheer Daliski staat nog verwonderd naar
den kant der deur te staren, langs welke de oude
man verdwenen is, als Adriana reeds terugkeert,
ofschoon nog altijd bleek.
«Wat is er gebeurd zegt ze.
Mijnheer Golden is plotseling heen gegaan,
diep ontroerd ten gevolge uwer muziek. Ver
wonderlijk Wij moeten, zonder zulks te willen,
herinneringen bij hem hebben wakker geschud,
die hem pijnlijk zijn. Die man heeft een leven
achter zich, dat hem bitter opwellingen geeft.
Hij kan toch geen misdadiger zijn
Neen, dat geloof ik nietherinneringen aan
huiselijke dagen plagen hem, denk ik... wie
weet!... In alle geval, Mijnheer Golden is niet
gelukkig. Hij was vooral boos op de pop.
«Ja. recht boos.
Misschien omdat zij hem mijne dankzegging
te binnen bracht.
Neen, hij was boos omdat Claudine haar Me
vrouw Golden noemde.
«Wie weetDie oude man heeft in alle geval
een beter hart dan hij zelf denkt.
De kleine heeft de pop wéér op de tafel ge
bracht, het poppengoed wéér uiteen gespreid, en
doet de schoone Mevrouw andermaal over de
tafel zweven, zonder dat zij, om de kortstondige
verbanning, iets van de vroolijke uitdrukking op
haar blozend en blinkend wezen verloren heeft.
Mevrouw de pop heeft een gelukkig karakter.
Adriana heeft de thee weggeruimd, neemt weêr
haar breiwerk en de taalmeester zijn boek.
Nog eens heft de vader het hoofd op en vraagt
met innige belangstelling
Hoe bevindt gij u nu, Adriana
Beter...
Ik zal u niet meer vragen om te spelen, kind.»
Het meisje glimlacht en schudt lichtelijk het
hoofd, alsof zij zeggen wilMaak u niet onge
rust, vader.
De kleine huiskring herneemt zijne gewone
kalmte, die een oogenblik door den wonderlijken
man uit het oude huis gestoord werd.
III.
In de kamer van Mijnheer Golden.
Het gebeurde heeft eene gansch tegenoverge
stelde werking dan gewoonlijk op het gemoed
van Mijnheer Daliski te weeg gebracht.
In plaats dat het voorgevallene van lieverlede
uit zijnen geest wordt gewischt, treedt het, naar
mate de avond vordert, levendiger voor den taal
meester opdat is, verschijnt het in een meer
verscheiden daglicht, en dus ook met eene macht
van veronderstellingen, deze al wonderlijker dan
gene.
Niettemin deelt de man geen enkel dezer laat-
sten aan zijne kinderen meê, te meer daar Clau
dine er andermaal in gelukt is, weêr alle moge
lijke belangstelling op Mevrouw Golden te trek
ken, en hierin hare zuster met eene kinderlijke
welwillendheid te doen deelen.
Zuster kan, rechtuit gezegd, nog zoo recht
plezierig in het poppen-spel deelnemenzij kan
soms nog zoo recht lief kind zijn, en uit dat spel
straalt dan een liefdegloed zoo rein, zoo warm,
zoo opwekkend, alsof hij uit de oogen en van de
lippen eens engels daalde.
Zij spreekt met de pop,.zij bestraft haar, zij
geeft haar goeden raad om als fatsoenlijke vrouw
door de wereld te komenzij houdt vooral niet
van die pretentieuse manieren zij wil dat Me
vrouw de pop zich nederig kleede, zöoals het
past in den burgerstand waarin de huisheer zich
bevindtmaar toch schikt zij hier een lintje,
daar een strikjezij steekt hier een bloem, daar
een knoop of een haak in, en glimlacht als het
kind die Jufvrouw-onbezorgd voor den taal
meester doet paradeeren, totdat Claudine met de
pop in den arm in slaap valt, en zij beiden naar
hetzelfde bed worden gebracht.
Als de rust 's nachts reeds lang in de kamer
heerscht, ligt Mijnheer Daliski nog altijd wak
ker hij timmert op en breekt af, wat over dien
wonderlijken buurman in zijnen geest opwelt.
De slaap wil niet komen de taalmeester staat
op, treedt in zijn kameprok voor het venster,
weert de gordijn weg en staart op het oude huis.
Geheel dat huis ligt in de koude, nachtelijke
schemering slechts aan de vensters op de eerste
verdieping bemerkt hij twee lichtstrepen, daar
waar de donkere gordijnen niet voldoende slui
ten.
Het is één uur en toch schijnt Mijnheer Golden
nog niet ter ruste te zijnmisschien staat hij,
evenals de taalmeester, voor zijn venster naar de
woning vart dezen laatste te staren, om aan dien
sphynx de oplossing van honderden raadsels te
vragen, die zich ook voor zijnen geest opdoen.
Noch het eene, noch het andere huis geeft ant
woord op die verschijjige vragen toch bevinden
er zich op dat oogenblik twee personen beneden
in de straat, die opzichtens den man uit het oude
huis wel eenige inlichtingen zouden kunnen ge
ven.
Ean dezer personen is eene vrouw, in mantel
gehuld en met den zwarten sluier voor het ge
laat de andere is een man van zware gestalte,
met een langen regenmantel aan en een grijsach-
tigen kastoren hoed op. die eenigszins schuins op
het hoofd staat.
Op vier of vijf stappen achter de dame en
altijd dicht bij den grijswitten hoed, slentert een
bediende, die stil staat als de vrouw dit doet,
voortgaat als zij voortgaathij is de trouwe scha
duw zijner meesteres.
De drie personen gaan aan de overzij der straat,
en de taalmeester kan ze dus een oogenblik gade
slaan dit is des te gemakkelijker voor hem, daar
allen zeer langzaam gaan, en de gevels en zelfs
de nummers der huizen schijnen te onderzoeken.
Aan het oude huis' gekomen, verliest Mijnheer
Daliski de beide wandelaars uit het oog, dewijl
zij de straat oversteken, en vlak vóór het oude
huis plaats nemen.
't Is daar,hooren wij nu den man met den
regenjas zeggen.
Zijt gij zeker luidt het antwoord der dame.
O, zeer zeker. Geloof me, ik had geen vinger
hoed gedronken, toen ik hem voor eenige dagen
naspoorde.
Hij woont alleen
Gansch alleen,en de rest van het gesprek
gaat in fluisteren verloren.
Welk zijn de gevoelens die deze vrouw beroe
ren Een oogenblik houdt zij de linkerhand,
door een zwarten handschoen omsloten, voor het
gelaat en zij schijnt te denkendan plotseling,
alsof een onaangenaam denkbeeld haar foltert,
maakt zij eene driftige en schuddende beweging
met het hoofd, stapt snel voort en de drie perso
nen verdwijnen op den hoek der straat.
Eenige stappen verder staat een huurrijtuig te
wachten de knecht snelt vooruit, opent, met den
hoed in de hand, de portel, de dame stapt in en
het rijtuig ijlt scherp rammelend door de eenza
me straat, om eindelijk voor een groot hotel stil
te houden.
Bij het binnentreden zegt de knecht tot den
slaperigen portier
Mevrouw vertrekt morgen met den eersten
trein.
Doch waar bleef de man met den regenjas en
den kastoren hoed
De dame heeft hem in de afgelegen straat ver
laten, na hem iets in de hand te hebben gestopt,
en als hij na eenige woorden te hebben gegromd,
die op een groet gelijken, onder eene straatlan
taarn plaats neemt, om de waarde van het hem
ter hand gestelde papier te onderzoeken, be
merkt hij een biljet ter waarde van vijftig frank.
Slechts vijftig frank zegt hij. Als ik geen
eerbied had van mij zeiven, ik zou haar dit biljet
in het aangezicht smijten
Gelukkig dat de man zich zeiven eerbiedigt
want hij vouwt het briefje zorgvuldig in vier en
steekt het in zijnen vestzak.
Onder de straatlantaarn hebben wij den per
soon wat nader opgenomen hij is een breed ge
schouderde kerel, met een langwerpig opgezwol
len dronkemansgezicht, waarin twee kleine en
schelmsche oogen flikkeren. Aan den pink der
rechterhand heeft hij een zwaren ring, en nu hij
den regenjas losknoopt, ziet men eene dikke hor-
logiekettóng blinken, die echter, evenals de ring,
al te solied schijnen om echt te zijn.
('t Vervolgt).
Met toelating der maatschappij Voor God
en Volk
Attent de change agréé
a la Bourse de Bruxelles
Téléphone 461
da Cols et Manchettes KilowaSCh