Federatie der Geteisterden van het Arrondissement Yper Openbare Onderstand - leper eigenwaarde. Hij heeft ze met al de liefde van zijn hart gebakerd, vertroeteld en verzorgd en ze met blijde verwachting aan de maatschappij overgegeven. En die maatschappij zegt onmee- •doogend Ik wil van u niet, gij zijt er te veel Wat blijft er over van het opvoedend werk der school Wat staat er ons te wachten in een nabije toe komst, zoo er voor de jeugd geen redding op daagt Zegden we dus niet met reden dat de vraag Waarheen met de jeugd alle weldenkende lie den in hooge mate bekommert Wij komen hierop weer om eenige reeds ge troffen voorstellen te bespreken. M. HETT. Besluit door den Ministerraad den 29 April 1930 genomen. (Vervolg) Gezien nochtans dat, voor bestellingen, die in natuur gedaan werden aan zekere geteister den, op rekening hunner vergoedingen voor oorlogsschade zonder andere aanduiding, hunne waarde mag afgetrokken worden van de niet aan herbeleg onderworpen vergoeding, indien zij geene bepaalde schade herstellen, waarvoor eene bijkomende vergoeding voor herbeleg zou toe gekend geweest zijn Overwegende evenwel de laattijdige opmer king aangeboden door het Rekenhof, na 10 jaren, en de aanzienlijke onkosten, die de herziening der talrijke bundels vergen zou, die volledig ver effend zijn, zoowel in hoofdsom als in interesten Dat dit werk voor gevolg zou hebben van het bestaan der tijdelijke diensten, gelast met de vereffening der oorlogsvergoedingen, merkelijk te verlengen BESLUIT Artikel 1° A. Al de tegemoetkomingen te aan zien als bepaald verkregen, krachtens en onder de beheersching der wet van 10 Mei 1919, 't is te zeggen vóór den 9 October 1921, interest dragen de vanaf den 1 Januari 1920, of van den dag der schade, als deze na dezen laatsten datum ge beurd is zoo zijn 1° de tegemoetkomingen verleend ten eind- titel bij vonnis of overeenkomst vóór de in wer- kingtreding der wet van 6 September 1921, welke ook de dag der betaling weze 2C de voorraadstegemoetkomingen, toegestaan vóór 9 October 1921 in de mate waarin zij be krachtigd werden door een eindvonnis, vanaf dien dag uitgesproken, en voor zooveel, behalve het geval van overmacht, het herbeleg opvolgen- lijk in een gewoon tijdbestek volbracht werd, 18 maanden na de opvolgende betalingen in baargeld gedaan aan den geteisterde. Onnoodig de herhaling der betaalde interesten te doen op de voorraadstegemoetkomingen, ten ware de eindbeslissingen het uitdrukkelijk voorschrijven voor gansch of een deel van het aangemerkte tijdbestek. Indien de eindbeslissingen, zonder meer, zeg gen de betaalde interesten op de voorraadstege moetkomingen te herhalen, de wezenlijke dag- teekening van het herbeleg van die voorraadste gemoetkomingen zal alleen in acht genomen worden, voor de berekening der gezegde interes ten dat die dag voorafgaat of later komt dan dezen aangeduid voor het afleveren der titels uit te geven in betaling van die tegemoetko mingen. De bestuurlijke voorschotten, deze der Fede ratie der Coöperatieven en van het ambt der Verwoeste gewesten, zijn gelijk gesteld met de voorraadstegemoetkomingen. B) De interesten verleend op de bijkomende vergoedingen voor herbeleg, toegestaan na den 8 October 1921, nemen aanvang op den dag door de beslissingen voor de vereffening aangeduid, voor zoo verre dat het herbeleg, buiten het geval van overmacht, volbracht zij geweest opvolgen- lijk in een gewoon tijdbestek van 18 maanden vanaf de betalingen in baargeld. In het geval, waarin het vonnis de betaling eener snede doet afhangen van het herbeleg der vorige snede, 't is de dag van herbeleg dezer laat ste, die, behalve tegenstrijdige aanwijzing, het aanvangspunt daarstelt der interesten' te genie ten op de volgende snede. Indien de beslissing den dag vaststelt, waar op het herbeleg gedaan geweest is, 't is die dag, die het aanvangspunt bepaalt der interesten, ten ware het herbelegsbewijs een wezenlijke dag aanduide van herbeleg vastgesteld voorgaande aan dezen door de beslissing aangewezen. De wezenlijke dagteekening van 't herbeleg vastge steld door dat bewijs zal ook in aanmerking ge nomen worden voor het berekenen der interes ten, als het herbeleg gedaan was op het oogen- blik der beslissing laattijdig genomen en als deze noch den dag van het herbeleg, noch dezen van het aanvangspunt der interesten aanduidt. Als de beslissing noch den dag der betaling der hoofdsom, noch dezen van het herbeleg, noch dezen van het aanvangspunt der interesten vaststelt, 't is de dag aangewezen door het her belegsbewijs, die dienen 3al voor het berekenen der interesten. Er zal ook alzoo overgegaan zijn om het bedrag der interesten te bepalen op gansch of een deel der voorraadstegemoetko mingen, door eindbeslissing bekrachtigd, waar van het herbeleg vóór deze gedaan werd, als de dag, waarop de interesten op deze voorschotten aanvang nemen, niet door de beslissing aange wezen is. Wanneer de vergoedingen betrek hebben op schaden van handels- of nijverheidsaard en dat het geheel bedrag der uit dien hoofde toege kende sommen 100.000 franken overtreft, de inte resten op de bijkomende vergoedingen voor her beleg nemen aanvang op de dagen in de eindbe slissing aangewezen, hetzij voor het herbeleg dat reeds gedaan was, hetzij voor de aflevering der titels, indien de beslissing het herbeleg voor afgaat. Indien de dag van het herbeleg niet spruit uit de beslissing, 't is deze gegeven door het herbelegsbewijs die in aanmerking zal ge nomen worden. Zoo zal het ook zijn als de dag van herbeleg, gegeven door het herbelegsbewijs, later valt dan dezen in het vonnis vermeld. Door afwijking op de schikkingen hierboven van art. 1 zijn de wijzen van regeling, voorzien in de huidige alinea, ook toepasselijk op de interesten verschuldigd op het deel der bijkomende ver goedingen voor herbeleg, bevat in de voorraads tegemoetkomingen, die zouden verleend geweest zijn onder de beheersching der wet van 10 Mei 1919. In geval van geheel of gedeeltelijk beroep aangegaan tegen een vonnis uitgesproken vóór den 9 October 1921 en als dit beroep niet gegrond, niet ontvankelijk verklaard, of als het vonnis bekrachtigd werd voor het geheel of een deel door een besluit, uitgesproken na den 8 October 1921, zijn de interesten berekend volgens de schikkingen der wet van 10 Mei 1919 voor het beloop der bekrachtigde vergoedingen. In geval van begrensd beroep ingegaan tegen een vonnis geveld vóór den 9 October 1921 zullen de inte resten op het niet betwiste deel der vergoedin gen berekend worden volgens de schikkingen der wet van 10 Mei 1919. Art. 2.In al de gevallen voorzien aan de letters A en B van art. 1 hierboven, de interesten op de bijkomende vergoedingen voor herbeleg zullen berekend worden vanaf den dag van bil lijking van het herbeleg, voorkomende op de bewijzen van den bevoegden Opziener, telken male dat het herbeleg niet volbracht is geweest hetzij in de tijdbestekken voorgeschreven door de vonnissen of de overeenkomsten, hetzij in ge val van laattijdige betaling door het Bestuur, spijts de opeisching van den geteisterde, binnen de 18 maanden der opvolgenlijke betalingen in baargeld. Art. 3. De vergoedingen toegestaan krach tens art. 14 zijn niet opbrengend van interesten, ten ware de beslissing het uitdrukkelijk voer schreef. Doch voor wat de zaken betreft, waarin al de vergoedingen in hoofdsom en interesten ver effend zijn is het onnoodig de interesten te her halen betaald op de vergoeding toegekend krach tens art. 14. Voor de zaken niet volledig veref fend en voor zooverre de beslissingen er niet anders over besloten, het bedrag der betaalde interesten op de vergoeding art. 14, vastgesteld voor het tijdstip voorafgaande aan den dag aan geduid voor de betaling dier vergoeding, zal af getrokken worden, in de mate van het mogelijke, van het beschikbaar saldo. In geval van onge noegzaamheid van dat saldo, zal het verschil niet terug geëischt worden. Wanneer vergoedingen vereffend worden in schuldbrieven van de Openbare Schuld aan 5 van 1925 hebben hunne rechthebbenden recht aan de wederwaarde der koepons van interesten, afgerukt van gezegde schuldbrieven en die de jaren voorafgaan aan dit van de betaling. Art. 4. De voorschotten aan de geteisterden in baargeld gedaan moeten bij soorten afgetrok ken worden van de eindvergoedingen en in de orde hierna 1° vooreerst op vergoeding van herstel aan herbeleg onderworpen 2° vervolgens op de bijkomende vergoeding voor herbeleg 3° eindelijk op de herstelsvergoeding niet aan herbeleg onderworpen. Het bedrag der bestellingen in natuur zal afgetrokken worden van de vergoeding niet aan herbeleg onderworpen, behalve indien zij ver leend werden om geheel of gedeeltelijk eene be paalde schade te herstellen, waarvoor eene bij komende vergoeding voor herbeleg zou toege staan geweest zijn. Art. 5. Al de volledig vereffende vergoe dingen in hoofdsom en interesten zullen verkre gen blijven aan de geteisterden, behalve in 't oog springen stoffelijken misslag of bedriegerij. Bijgevolg, en behalve uitzonderingen, zal men zich van dan af bepalen bij het terugeischen der interesten vereffend tegenstrijdig de nieuwe wij zen hierboven besloten in de mate, waarin zij kunnen afgetrokken worden van de sommen nog verschuldigd in hoofdsom of in interesten. Voor de geheel vereffende zaken, in geval van geschrevene klacht, geldig beweegredend door de geteisterden, zal er overgegaan worden tot de herziening hunner afrekening van interesten, als deze niet opgemaakt werd overeenkomstig aan deze zelfde doenwijzen. Art. 6. Bekendmaking der tegenwoordige beslissing zal aan het Rekenhof gedaan worden, ten einde de uitgaven aan te nemen gedaan vol gens de regels hierboven. Gegeven te Brussel, den 29 April 1930. De Eerste Minister, Minister van Coloniën, De Minister van Buitenlandsche Zaken, De Minister van het Rechtswezen, De Minister van Binnenlandsche Zaken en van Volksgezondheid en Minister van Landbouw. De Minister van Wetenschappen en Kunsten, De Minister van Geldwezen, De Minister van Openbare Werken, De Minister van Nijverheid, van Arbeid en van Maatschappelijke Voorzorg, De Minister van Vervoer, De Minister van Landsverdediging, De Minister van Posterijen, Telegrafen en Telefonen. Beknopt verslag over de verleende hulp in 1934. In de rekeningen van voornoemd Bestuur voor het jaar 1934 wordt er bestatigd dat, gedurende het verloopen jaar, hulp verleend werd aan 457 behoeftige familiën van stad, die te zamen 1729 personen tellen. Daarenboven werden in de gestichten 55 wee zen verzorgd die er inwoning, slaping, voeding, onderwijs en opvoeding genoten. 55 ouderlingen werden ten laste van het Be stuur in het Nazareth onderhouden29 oude vrouwtjes in De Belle en 22 in St-Jans Gods huis. In O. L. V. Gasthuis, waar er in 't verloopen jaar 713 zieken en gekwetsten ter verpleging opgenomen werden, verbleven er 72 aldaar ten laste van den Openbaren Onderstand. In het Moederhuis telde men, onder de 88 be vallingen die er plaats grepen, 51 geheel ten laste van den Openbaren Onderstand. 51 woningen werden aan bejaarde behoeftigen onvergeld ter hand gesteld. 365 familiën ontvingen, ten laste van den Open baren Onderstand, geneeskundige zorgen en mid delen. De medische dienst ten huize kostte aan het Bestuur 23.673 frank voor raadplegingen en be zoeken. 6338 voorschriften voor geneesmiddelen wer den ingeschreven, hetgeen een kost bijbracht van ongeveer 29.344 frank. Hierin zijn niet begrepen de voorschriften die afgeleverd werden voor de diensten van gestichten en hospitaal. Er werd nog betaald Aan vreemde hospitalen en sanatoriums, voor zieken ten laste van leper, de som van 33.994 fr Aan de instellingen van voorzorgBijdragen en hulpgelden aan maatschappijen van onderlin- gen bijstand, de som van 36.987,92 frank Wegens lasten en stichtingen 13.528,50 frank Voor uitbesteding van kinders 2.850 frank Voor de schoolsoep 14.000 frank Voor uitdeeling van kleedingsstukken 8.587 fr.; Er werd daarenboven nog in geldelijke hulp verleend 333.700 frank Als bijstand in kolen, 64.741 frank. 16.300 brooden, ter weerde van 18.300 frank, werden uitgedeeld. 29.000 liters melk voor een bedrag van 34.500 fr. 45.900 rantsoenen eten ter weerde van 58.000 fr. Er weze terloops aangestipt dat de inkomsten der Commissie merkelijk verminderd zijn bij vóór den oorlog, namelijk door gemis aan op brengst der uitgestrekte bosschen, die na den oorlog herplant geweest zijn en nog niets opbren gen ook nog door de waardevermindering van den frank, waardoor de intresten der machtige kapitalen ingeschreven op het Groot Boek, be houden op 2 zooals vóór den oorlog, een veel minder aankoopvermogen opleveren dan voor heen, en ook nog door het bedrag van de pachten der landelijke eigendommen, dat slechts 5 maal de waarde der pachten van 1914 daarstelt. Mochten de leden der Commissie van Open baren Onderstand, die onvergeld en op gansch liefdadige wijze hunne taak waarnemen, het erf goed van den arme, door milde en liefdadige per sonen nagelaten, voort met wijs beleid beheeren tot voordeel van de noodlijdende klas der Ieper- sche bevolking.

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1935 | | pagina 2