lie Ypersche Lakennijverheid
Ontstaan Bloei Verval
Bal Oudleerlingenbond,
Middelbare School
Wanneer ik ergens binnentreed
En als 't daar lekker ruikt,
(Vervolg)
A. De Weversgilde
De eigenlijke, oorspronkelijke Gilde bestond
vóór de vestiging der gemeente en was er, om
zoo te zeggen, het begin van. De neringen en am
bachten of de nijverheidsgilden, daarentegen,
zagen het daglicht in den schoot der gevestigde
gemeente. Zij eipdigden weldra met wezenlijk
tot de samenstelling der gemeente te behooren
en werden zoo rijk, zoo sterk en zoo machtig
dat zij soms het gezag der gansche gemeente en
zelfs de macht van den vorst in bedwang hielden.
De weversgilde nochtans had langen tijd noodig
om deze zoo groote belangrijkheid te verwerven.
Over de samenstelling en de bevoegdheid van
het bestuur dezer Gilden vermelden de oude ge
schriften niet de minste bijzonderheid, en 't is
alleen met het doorsnuisteren van een groot aan
tal Keuren dat men zich een gedacht over de
vorming dezer ambachten heeft kunnen maken.
In zijn brief van 19 April 1326, schrijft Karei
IV deze van Yper zullen hun Gouverneurs van
de ambachten mogen behouden. Daaruit mag
men besluiten dat zij reeds vroeger, dus vóór het
jaar 1326, bestonden.
In een vonnis, door de schepenbank den 4 Mei
1407 uitgesproken, is er spraak van een veroor
deeling wegens beleedigingen geuit tegen den
Opper-Gouverneur ende jegen de geswoorne
van den wol-ambacht.
Benevens deze Gouverneurs, die aan het hoofd
van ieder ambacht stonden, waren er ook nog
Dekens en Hoofdmannen zoo het blijkt door de
volgende uittreksels uit het verhaal van een op
stand der vereenigde ambachtenHalende de
viere hoofdmannen ende elke neringhe zine
gouvernerers daer onder zy vergaderden...
sachternoens de wet, es te wetenen, vooghd en
scepenen, vergaderden up de Halle, in de
Camere, ende terstond dat de wet was beghon-
nen vergaderen, zo quamen deer de V hoofd-
mannen te weten de hoofdman van den be-
santé, poorter ie, draperie ende van de ghe-
meene neringhe, metgaders meest al de gou-
vernerers van eiken ambachte en neringhe...»
Ieder ambacht had ook zijn banier.
Om meer plechtigheid te geven aan een door
hun in 1344 gedane belofte, bidden de Schepenen,
Keurheers, Dekens, Hoofdmannen, enz. van Po-
peringhe den proost van St-Maartens van Yper,
Allard, en Jan Bérenger, apostolische en keizer
lijke notaris van het bisdom, de tegenwoordige
oorkonde te willen verzegelen. Ook de deken der
wevers, Willem Van Scooten, de deken der vul-
ders, Clais Fieren, en de hoofdman der wisse
laars, Michiel Scripers, brengen er hunne zegels
op aan.
Ziedaar dus de hoofden van de Gilde geroepen
om een akkoord tusschen twee steden te wetti
gen en te bekrachtigen en hunne zegels plaat
sende nevens die der burgerlijke en geestelijke
overheden.
De gebruiken van dien tijd duiden overigens
©o1: genoegzaam aan tot welken maatschappelij-
ken rang de Gilde zich had weten op te werken.
Er waren vijf begravingsklassen voor de edel
lieden van naam en de ridders voor de rijke
burgersvoor de redelike gkcgocüie burgers
voor dezen die tot de een of andere Gilde be
hooren eindelijk voor dezen die door de gods
huizen of de openbare liefdadigheid onderhou
den waren.
Cok de huwelijksplechtigheden waren in vijf
klassen gerangschikt huwelijken van edellieden,
van de rijke burgerij (poorterie ende geslachte),
van de ambachtslieden die hun bedrijf uitoefen
den als patroon, van de werklieden, en eindelijk
van de armen die ten laste waren der openbare
liefdadigheid.
In de Gilden heerschte er niet alleen een
hiërarchische onderwerping, zooals door de Keu
ren opgelegd was, doch ook een geest van broe
derlijkheid. Dit wordt bewezen door de brieven
van 1344 bij dewelke achttien keurbroeders van
Poperinghe verklaren het akkoord bij te treden
dat gesloten werd tusschen de schepenen van
Yper, eenerzijds, en de Keurheers van Poperin
ghe, anderzijds. Zij zweren al de bedingen en
voorwaarden van dit akkoord te behouden en na
te leven en verpanden er zelfs, volgens de toen
gebruikte eedsformule met goed en bloed hun
persoon en hunne goederen.
B. Verscheidenheid der Geweefsels en
reglementen betrekkelijk hunne vervaardiging.
Het meerendeel der Keuren en uitgevaardigde
verordeningen bevatten de technische regels, zoo
nauwkeurig mogelijk bepaald, voor alles wat tot
de volmaakte uitvoering en dan ook tot de goede
faam der Ypersche lakens kan bijdragen.
De vervaardiging dezer lakens was zeer ver
scheiden en er bestonden talrijke soorten. Als
hoofdverdeeling had men de lichte draperie en
de fine draperie. De lakens der lichte draperie
heette men doucken. Een soortnaam was ook
thune lakene. Zoo had men de brede en smalle
lakene, de smalle lichte, de smalle dickedinne,
de dickedinne, de derdelynghe, de dustane la
kene, de myngsels, de roode, witte, blauwe en
zwarte lakens, enz.
Deze lakens waren van een zoo volmaakte
schoonheid en een zoo groote vermaardheid dat,
tijdens de blijde intrede der heerschende her
togen en graven of tijdens de ontvangst van afge
vaardigde prinsen met een bijzondere zending
belast, het stedelijk Magistraat, als blijk zijner
erkentelijkheid, eerbied en goeden wil, die hoog
edele bezoekers met rijke geschenken overlaadde
waaronder zich steeds eenige stukken laken be
vonden die te Yper zelf geweven waren.
Tijdens de feesten en plechtigheden werden
deze lakens, van zeer verscheidene kleuren, ook
gebezigd voor de versiering van banketzalen,
gebouwen en zelfs van straten.
Onze voorvaderen, zeer gehecht aan hunne
plaatselijke vrijheden, waren ook erkentelijk je
gens de goede vorsten die gezworen hadden deze
vrijheden te aanvaarden en te behouden. Ook,
telkens een dezer vorsten of een hunner afge
vaardigden de stad bezocht, zorgde het Magis
traat ervoor hen een ontvangst voor te bereiden
waarvan de pracht niet alleen van de goede ge
voelens der bevolking maar ook van den rijkdom
der gemeente getuigde.
Wanneer, in 1313, ter gelegenheid van haar
huwelijk, prinses Mahau, dochter van Robrecht
van Bethune, haar officieel bezoek aan Yper
aankondigde, werd besloten dat er aan de prinses
in de ruime zalen der Hallen, voor de omstandig
heid prachtig versierd, een banket zou aange
boden worden gevolgd van een nachtfeest. In de
stadsrekeningen van toen staan de sommen ver
meld die betaald werden voor de gekleurde la
kens gebruikt niet alleen om de hooge muren der
lokalen te bekleeden maar eveneens om den vloer
ermede te bedekken.
Men verbeelde zich eens deze breede zalen der
Hallen, gansch met veelkleurige draperieën be
hangen, met dezelfde lakens als vloertapijt,
schitterend verlicht met ontelbare wassen toort
sen, vervuld met een menigte burgers van alle
standen, in de eigenaardige kleedij van dien tijd,
en met vrouwen met haar rijkste sieraden en
juweelen en kostbaarste kanten getooid, en men
zal de bewondering begrijpen eener vorstin die,
te Brugge op een dergelijk feest, uitriep Ik
meende hier alleen koningin te.zijn en ik zie er
zes honderd rondom mij 1
De weelde en de rijkdom van dit tijdstip waren
zoo groot dat, zoóals hoogër gezegd, men zich
van die lakens bediende om, in plechtige omstan
digheden, de straten ermede te versieren.
Monseigneur de Nevers, later Jan zonder Vrees,
bezocht in 1398 de stad en de Thoüroutstraat,
langswaar hij zijne intrede deed, was langs beide
kanten tot aan de Munt en het Gasthuys versierd
met blauwe lakens en geschilderde wapenschil
den dragende de wapens van Bourgondië. van
Vlaanderen en van Nevers.
In 1549, tijdens de intrede te Yper van Filip II,
waren al de straten op zijn doortocht, van aan de
Rijselpoort tot aan de St Maartens kloosterpoort,
met roode, witte en gele draperieën behangen.
De verscheidenheid der producten veronder
stelt ook een groote verdeeling van het werk. De
lijst der werklieden, die het ambacht der laken
weverij uitmaakten, is inderdaad nog al lang.
Zij bevatte de ostelgiers (die de weefgetouwen
mieken), de cammakers of cammeghen (pei-
gniers), de v/olledragers en wollespoelers, de
treckeghen (éplucheurs), de spinnaeghen of spin-
neghen (cardeurs et fileurs), de sceriers (chai-
niers-ourdisseurs), de wevers, de vulres (foulons,)
de roodevarvers, de varvers-cnapen (aides-tein-
turiers), de sceerers (tondeurs), de meiters (pres-
sureurs), de uutslaeres (batteurs), de laekenre-
ders (apprêteurs), de pertsenaers (pressiers).
Deze zoo verscheidene vervaardiging, die zoo
veel bijzondere werklieden aan den arbeid hield,
was tot in haar kleinste bijzonderheden geregeld
en aan een streng toezicht onderworpen van tal
rijke gezwoornen door de Gilde afgevaardigd.
Onder de bedrijfshoofden der lakenwevers had
men
De Halheeren, die voor een jaar benoemd waren
met opdracht de voor de jaarmarkt bestemde
lakens in ontvangst te nemen, te zorgen dat zij
de vereischte hoedanigheid bezaten en dat de
rechten en plichten tusschen verkoopers en koo-
pers nageleefd werden.
De stockenaers, alzoo genaamd naar den stok,
officieel werktuig hunner zending. Deze stock
was aan beide uiteinden met den stempel der
stad voorzien. Deze agenten moesten ten huize
gaan nazien zoo de kammen, kettingen en de ge-
weefde lakens de vereischte voorwaarden ver
vulden, en zoo de gevolde, geschoren en geverfde
stukken, op de riemen geplaatst, aan de voorge
schreven regels gelijkvormig waren. Na onder
zoek hechtten zij de looden zegels aan de goed
gekeurde stukken. Tijdens hunne bezoeken wa
ren zij vergezeld van vier ambachtslieden omme-
gaers genaamd, die een soort jury uitmaakten
en de echtheid der gedane schatting bevestigden.
De waerdeinen (schatters) die de lakens, welke
aan de voorschriften der keuren niet beant
woordden, mochten verbeurd verklaren.
De ghezwoore meiters waaronder men de mei
ters van de droge ende natte elle alsook de
meiters in 't gemeingde (gemengde lakens) on
derscheidde. Die meiters waren alleen bevoegd
om de lengte der afgewrochte stukken te be
palen.
De zeigelaers die al deze onderzoeken bekrach
tigden.
De persenaers. In 1433 waren er twee en zeven
tig personen met dit ambt belast, wat een nieuw
bewijs is van de belangrijkheid der lakenweve
rij te dien tijde.
De maekelaers of tusschenpérsonen tusschen
den fabrikant en den kooper.
En eindelijk de mocksouckers, gelast met het
opzoeken van het bedrog dat in het vervaardigen
der lakens zou kunnen gepleegd worden. Deze
soort van nijverheids-politieagenten waren soms
ten getale van vijf of zes, doch het is slechts op
het einde der jaren 1500, alswanneer deze mach
tige nijverheid aan 't kwijnen was, dat zij aan
gesteld werden. In de nijverheidscrises is het
doorgaans zoo dat men de redding tegen het ver
val door plaatselijke en technische middelen be
tracht, zonder na te gaan dat dit verval het on
middellijk en soms onvermijdelijk gevolg is van
algemeene omstandigheden of van buitenland-
sche gebeurtenissen.
Al deze reglementen en deze talrijke onder
zoeken strooken geenszins met onze moderne be
grippen over de weldaden der vrijheid van den
arbeid en over den heilzamen invloed der vrije
concurrentie, doch zij getuigen van de vader-
landsche zorgen die onze voorvaderen namen om
aan hunne vermaarde nijverheid de goede faam
van volmaaktheid en eerlijkheid te bewaren.
Het geheel dezer onderzoeksverrichtingen noem
de men loyen, vanwaar de naam Loye gegeven
aan het gedeelte der Halle, langs den kant van
St Maartenskerk, waar het toezicht gedaan werd.
Het ambt van ontvanger van het looden werd
door het Magistraat openbaar verkocht aan den
laatsten opbieder. De kooper moest den eed afleg
gen dat hij zijn ambt in geweten en in persoon
zijn leven lang ging waarnemen. In geval van
ziekte of van afwezigheid moest hij zich, mits
toestemming van de schepenen, door een der loo-
ders doen vervangen.
De overtredingen van de reglementen werden
soms zwaar gestraft, doch hunne beteugeling
kwam aan de Gilde zelf niet toe. Het was de
schepenbank, de eenige rechterlijke macht van
toen, die, waarschijnlijk op de klacht der Gilde,
de straffen uitsprak. Deze bestonden nu eens in
boeten, tijdelijke verbanning of gevangeniszit
ting volgens de bedreven fout of het begane mis
drijf.
De lakenwever Pieter Van Aelst, die aan een
Spanjaard een stuk thune laken verkocht had
dat de vereischte breedte niet had en met valsche
looden verzegeld was, werd in Juli 1537 om die
reden aangehouden, in 't gevang geworpen, aan
de kwestie onderworpen en tot de boete veroor
deeld.
Louis Vyoen, meester volder, werd den 4 Mei
1407 voor twee maal veertig dagen buiten het
schependom van Yper verbannen, onder straf van
een jaar verbanning zoo hij terugkwam, uit re
den van de horrible woordendie hij tegen
den opper-gouverneur en de gezwoornen van de
vul-ambachte had uitgesproken.
Alzoo wist de Gilde niet alleen keuren en ver
ordeningen op te stellen die voor doel hadden
den goeden gang der vermaarde lakennijverheid
te behouden, maar zij bezat eveneens de noodige
macht om de misbruiken en overtredingen op
een strenge en afdoende wijze te doen straffen,
('t Vervolgt)
Het JAARLIJKSCH BAL van den Oudleer
lingenbond der Rijksmiddelbare school te leper,
ten voordeele van de studiebeurzen, zal op
Zaterdag 2 Februari, gegeven worden in de zaal
Lapiere, Hondstraat, met de medewerking van
het befaamd dansorkest The Pro Arte Orches
tra van den Kursaal van Oostende.
(Bal van den «Rat mort»).
Le BAL ANNUEL de l'Union des Anciens Élè-
ves de l'École Moyenne de l'État a Ypres, au
profit des bourses d'études, sera donné le Samedi
2 Février avec le concours du fameux orchestre
de danse The Pro Arte Orchestra du Kursaal
d'Ostendé. (Bal du «Rat mort»).
Dan lach ik even, want ik weet,
Dat men de PACHA chicorei gebruikt»