Alleen in de Wereld D KOFFIES en CHICOREI met PREMIEN Christiaens S Devolder - KortrijK Te koop in alle goede winkels. - PremiedepotG. Laroye, 20, Boomgaardstraat, Yper. 19-1-1935 Het Ypersche- 2e Bijvoegsel-La Hégion d'Ypres N® 42 KOSMOS TOERISME EISCHT ALTIJD EN OVERAL DE Mengelwerk van i Het Ypersche - N' 7 door Dr August SN IEDERS. Faire nettoyer ou teindre ses vêtements chez Kleederen door e est leur donner une nouvelle jeunesse. in 't nieuw gekuischtof geverfd zijn wederom zooals nieuw. Glacage Amérlcain Succursale L. KNOCKAERT - JOOS B'ffuis Rue de Dixmude j Diksmudestraat, Y P R E STel. 260 Y P E R De inschrijving is reeds geopend voor onze reizen in salon autocar gedurende het jaar ig35f naar Parijs Viocennes Afreis op 27 Januari voor den grooten paardenwedstrijd. Prijs 220 fr. vervoer, hotel, drank en be- dieningsgeld inbegrepen. Nice, Karnavalfeesten Afreizen op 19 - 26 Februari 26 Maart 16 April. Prijs 1.575 fr. vervoer, hotel, drank en bedieningsgeld inbegrepen. Leipzig-Bet lijn Afreis op 28 Februari. Prijs 1.450 fr. vervoer, hotel, drank en bedieningsgeld inbegrepen, alsook de toe gangskaart tot de Handelsfoor. Bezoek aan de werken der Wereldten toonstelling van Brussel op 27 Januari, 17 Februari en 3 Maart. Prijs 38 fr. De Kosmos reiskalender met de 27 ver schillende buitenlandsche reizen per autocar wordt op aanvraag opgestuurd de moeilijk sten zullen bij ons bevredigd worden. Kosmos - Toerisme Groote Markt, 26, IEPER Tel. 515. (Vervolg) 's Avonds ziet men echter, door de nog geslo ten glazen deuren, in het diep der achter- of eetzaal, licht door de fijne gordijnen schemeren wat later ziet men dit licht verdwijnen, en op de verdieping, aan de bovenvensters, wandelen. Soms wordt er geen licht ontstokenof de be woners vergenoegen zich met het maanlicht dat door breede open deuren in de voorzaal valt, of zij zijn voor eenige dagen afwezig. Op een avond dat het licht der groote bollamp helder brandt, vinden wij drie personen in de achterzaal vereenigd vooreerst eene lange sta tige dame in het zwart, doch met veel onder scheiding, gekleed. Die kleeding, alsmede de witte voilette, welke laatste deels het hoofd bedekt en wier twee pun ten op de borst afhangen, zijn wel geschikt om hare lichamelijke schoonheid te doen uitschijnen. De haren zijn zwart en zijn ze niet met zilver doorregen, dan toch moet dit laatste met eene bijzondere zorg geweerd zijn. De wenkbrauw is fijn zwart, het oog donker, het aangezicht wat scherp kortom, niettegenstaande die dame het worde fluisterend gezegd meer dan veer tig jaren telt, is zij nog een schoone vrouw, in welker wezen veel vastberadenheid te lezen is. De mond is wel wat veel saêmgetrokken, het oog wat donker en geheel het wezen wat strak doch misschien is Mevrouw in eene vervelende stemming, evenals die jonge heer die de schoone type der moeder heeft, doch blond is hij ligt achterover op de sofa, en doet achteloos de twee duimen eener lange en sierlijk gevormde hand om elkander draaien. Het hoofd van den jongeling is met weelderig blond haar bekroond, dat wanordelijk, maar toch recht schilderachtig achteruit geworpen is: baard en knevel teekenen zich nog wel niet even weel derig af maar toch heeft de jonge heer reeds de gewoonte van tijd tot tijd, tusschen duim en wijsvinger, een paar der fijne haartjes te grijpen en ze te rollen, alsof hij hun wil leeren zoo pun tig als bajonetten te groeien. De derde persoon zit in een leuningstoel ge doken en is misschien ongesteld een veelkleu rige shal omvat haar, en haar hoofd is met eene zwarte kap bedekt, om zich alzoo tegen alle mo gelijke tochten en trekken te beschermen. Deze dame is een zoet bleek wezentje, dat men niet zeggen zou tot de familie te behooren zij is echter de dochter van die schoone dame en de zuster van dien flinken jongeling. Schoon is zij niet, ook niet leelijk, bij den eersten oogslag heeft het gelaat niets dat boeit, dat aantrekt bij den tweeden ontdekt men iets dat onver klaarbaar is en u doet gevoelen, zonder iets meer, dat gij ongelijk hadt dit wezen niet meer aandacht te gunnen, dan de bloem die ge, in het voorbijgaan, op den wegrand ziet staan. Als dit meisje eene lichte beweging maakt, zult gij weldra zien, dat zij onder den omslag doek een gansch ander kleed draagt dan de moeder. Inderdaad dat meisje, dat kind zullen wij zeg gen, zoo wat voor in de twintig jaren oud, draagt het zwarte kloosterkleed der Zusters van Liefde, en had zij bij toeval den arm uit den shal te "voorschijn gebracht, gij zoudt misschien nog wel den witten armband met het roode kruis om denzelve hebben gezien. Van dat oogenblik hebt ge de uitlegging van dat onverklaarbaar boeiends, en zij moet nu zelfs niet meer spreken om de hoogste belangstelling in u op te wekken. Die jonge vrouw, dat teêre kind, komt dus van het slagveld. Dit treft, dit verwondert u, niet waar Gij begrijpt niet hoe dit wezen in het de Cols et Manchettes ioone Strijkwasch K i lo wasch midden van al die bloedige gruwelen heeft rond gewaard hoe dit kind in al die menschelijke ellenden van het doodenveld en de ambulancen, een enkel oogenblik heeft kunnen leven zonder te bezwijken gij begrijpt niet hoe dit zwakke schepsel al de gruwelen, die de hel kan voort brengen en die voor haar oog ontrold zijn, heeft kunnen bijwonen, zonder dat hare ziel met een kreet van afschuw deze bloeddorstige aarde ont vlucht zij Zij die gelooven, en wier eenige leiding «liefde» is hier beneden, zullen dit geheim oplossen, ande ren niet. In 1877 toog zij met andere Zusters harer orde naar het Oosten zij, een kind uit den hoogen stand Zij verliet zonder wee of spijt alle weelde en genoegens die de wereld zou kunnen geven, om zich geheel aan het lijdende menschdom toe te wijden. Dit laatste zou haar echter niet dank baar zijn, doch wat gaf dit En nu, nu is zij, doch altijd engelachtig gelaten, ziekelijk terug gekeerd, en komt aan de kalmte, aan de rust, aan de frissche lucht, aan de zee opbeuring en versterking vragen. In hare orde draagt zij den naam van zuster Theodora, onder welken de familienaam d'Engel- grave en het kjgurig bja^pen verborgen is. Sybrand cl'En.éel'gra\*e is de stamhouder der familie, die, uit het öud hertogdom Brabant ge sproten, eenige jaren in het Luxemburgsche en in de laatste jaren te Parijs verblijf hield. De vader dezer familie is sedert lang dood de kinderen hebben hem niet gekendMevrouw spreekt nooit van hem en er bestaat zelfs in geen harer eigendommen een portret of eene herinne ring van hem hij heeft bestaan en is in den vreemde gestorven dat is alles wat de kinderen van hem weten. Mevrouw heeft zelfs den Brabantschen oor sprong van dien naam zooveel mogelijk verbor gen, en in Parijs meent men dat zij van Engel- sche voortkomst is. De van is in d'veranderd en als men nu, waar dan ook, van haar zoon, van Sybrand van Engelgrave spreekt, zegt men Sybrand d'Engel- grave Mevrouw heeft dien eenigszins zonder lingen voornaam van Sybrand behouden, gewis omdat hij zoo vreemd en tevens zoo goed klinkt. Mevrouw d'Engelgrave heeft gedurende de kostschooljaren der kinderen nu eens te Parijs, doch ook meest altijd in andere hoofdsteden van Europa gewoondmen noemde haar niet zelden de schoone burggravin,en die naam is voor waar wel gepast. De kinderen keerden tamelijk laat in het moe derlijke huis te Parijs terug, en van dat oogen blik kwam er ook eene opmerkenswaardige kalmte in Mevrouw, en scheen zij datgene te wil len matigen wat vroeger een onbeteugeld verlan gen was, namelijk reizen en schitteren, zoo scheen het ten minste. Kinderen en moeder kenden elkander niet recht innigzelden waren allen in vacantie- dagen vereenigd geweest, en Mevrouw hield blijkbaar niet van bezoeken in de kostschool welke dan ook moeilijk waren ten gevolge der gedurige reistochten. Niet alleen vreemden, maar zelfs de kinderen verloren weieens voor eenigen tijd het spoor van Mevrouw d'Engelgrave doch, wij herhalen het, na den terugkeer uit de kostschool werd Me vrouw bestendiger, ofschoon dit niet wil bedui den dat zij de wereld teenemaal vaarwel zegde. Hoe wereldsgezind zij ook scheen, had zij alle aanzoeken naar hare hand afgeslagen en behield zij immer, en waar ook, eene tint van gods- Voor alle verdere inlichtingen wende men zich bij dienstigheid, die door eenigen echter als mode, door anderen als een weêrspiegeling van hare opvoeding beschouwd werd. Trad men in de betrekking tot hare kinderen, dan kwamen de tegenstrijdigheden nog duide lijker voorzij had hen schier, volgens het oor deel van dezen, in hunne jeugd verwaarloosd en gansch aan vreemden overgelaten, en bij hun terugkeer eene innige verkleefdheid getoond zij had zich zeer koel andermaal van de dochter kunnen scheiden en echter na haar heengaan, het vroegere leven, dat zij grootendeels gematigd had, zooals wij zegden, niet hernomen. Kon men rechtstreeks eenigen blaam op het gedrag van Mevrouw d'Engelgrave werpen altijd be schouwd uit -hare wereld. Neenzij was eene

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1935 | | pagina 9