Alleen in de Wereld eRr I I Charles HONGENAE Ordres de Bourse Comptant Terme 6-4-1935 Het Ypersche - 2e Bijvoegsel - La Hégion d'Ypres N® 1 Mengelwerk van «Het Ypersche» - N' 18 door Dr August SN IEDERS. DOE NU reeds uwe Stoors en Gordijnen in 't nieuw wasschen bij FAITES dès maintenant remettre k neuf vos Tentures, Stores et Rideaux chez Verven Droogkuischen N ieuw wasschen Luxe - Waschdienst Kilowasch n Teintures Nettoyages Blanchissage de luxe et au kilo Glagage Américain de Cols Manchettes Bijhuis L. KNOCKAERT - JOOS Diksmudestraat Rue de Dixmude, YPER. Tel. Y P R E S. (Vervolg) Dobs die vertrouwen heeft in het zilverstuk dat hij van verre heeft gezien, troost zich, neemt en betaalt twee plaatsen, doch als hij uit het ge drang verlost is en bij Chiduc komt, is het zil verstuk weêr in een dezes zakken verdwenen. De student hervat de ontwikkeling van zijn geniaal-.plandoch Dobs ziet hem starlings in de oogen en doet gedurig den duim over den wijsvinger spelen een verzoek om over de brug te komen,zooals spreekwoord zegt, en dit wil zeggen te betalen. Juist roept de wachter dat de trein op het punt is van te vertrekken het publiek stormt naar buiten, terwijl Chiduc Dobs voorttrekt en in eenen wagen van tweede klas springt. De wagen is slechts flauw verlicht, doch genoeg om te zien dat de twee wereldhervormers niet alleen zijn. Dobs houdt Chiduc het kaartje voor en begint andermaal met den vinger te schuiven, alsof deze de tooverstok ware, door welks kracht het zil verstuk voor den dag komen zal doch Chiduc ziet zoomin den vinger als het kaartje, of beter gezegd, hij wil noch den een, noch het ander zien en zet de apotheose van zijn meesterstuk uiteen, waarin hij zelf als de triomfeerende Lu cifer optreden zal, gezeten op een troon men- schenkdppen 't is een plezierige jongen, die Chiduc, niet waar en voor voetschabel eischt hij een hoop koningskronen. En om al dat schoons te verwezenlijken, eene zware toelage uit de kas van het gouver nement zelf dat men wil omwerpen, niet waar Chiduc vraagt Dobs lachend. Het schijnt wel dat de verradersrol niet veel bp heeft met het plan doch dat is ook geen won der. Chiduc is een van die letterkundigen, welke als zoodanig in zekeren kring, wel te boek staan, -doch die nooit iets voortbrengen om hun, genie te laten beoordeelen zooals Dobs doet, De naam van Chiduc figureerde, wel is waar, in alle mogelijke prospectussen van congressen, ontwerpen van voordrachten en vergaderingen, soms weieens in dit of dat gedienstig weekblad maar Chiduc was meer bepaald een politieker, die de kunst aan de staatkundige beweging on derdanig maken wil, omdat alles, volgens hem, haar de zegepraal zijner denkwijze streven moestmaar eigenlijk omdat in België de kunst, in dergelijk geval, meestal de beste renten geeft. Nu kleeft Dobs wel is waar datzelfde stelsel aan, doch deze, heeft niettemin eene bepaalde min achting voor Chiduc als... letterkundige. Chiduc is geen letterdiefhij brengt niets in de wereld dan onbekookte plans. Dobs laat dan ook het gesprek over het plan varen, als een dor blad op den adem van den wind, en doet andermaal een aanval op den zak van den wereldhervormer. Chiduc weet het ge sprek nogmaals af te leiden en zegt in vervoe ring Maar Dobs, gij hebt mij meegesleept en het vuurmonster voert mij pijlsnel door de ruimte zeg mij nu waarheen gij mij brengt. Heb ik u meêgesleept Of liever neen, gij Dobs deed het eigenlijk nietNeen daartoe zijt gij te koud, te ongevoelig voor het schoone en verheveneMijn geestdrift, mijn poëtisch gevoel sleepte mij uit de opene, frissche straat in dit smachtend rollend graf, enkel door eene lamlendige doodslamp verlicht Ik zou u tot in de hel neen, dat is geen realism, want dat ding is er nietik zou u tot in den brandenden Vesuvius gevolgd zijn, in de hoop dat gij evenals ik het hart voor het geniale Shakesperiaansche plan dat in mij woelt, brandt en vlamt, en mijn gloeiend hoofd nog zal doen bersten, zoudt voelen kloppendoch de kunst is uit de wereld, of beter gezegd zij is er nog niet in Chiduc, ge verveelt me doodelijk met al uwen onzin. Waarom, indien ik u verveel, hebt gij mij dan meêgesleept Zijt gij zinneloos kerel Dobs, ik wil eigenlijk bepaald weten, waar heen gij mij voert en Chiduc staat recht in den wagen en neemt eene theatrale houding aan. «Waarheen ik u voer Wel nergens, want gij zijt zoo'n aantrekkelijk schepsel niet om ge schaakt te wordenmaar ik, ik ga naar de zee, naar Blankenberghe «Wat?... Naar...» Ja dat verwondert u Naar zee herhaalt Chiduc, en voelt eene kriemeling tot in het toppunt zijner haren. Naar zee en hij denkt aan al de onaangenaamheden die hem daar eenige dagen geleden als een hagel slag op het lijf gevallen zijn doch hij toont zich man, en zich vierkant neêrzettende, roept hij iiit't Is mij wel. Ik heb te Blankenberghe, in dat nest, juist nog eene oude rekening te vereffenen. Zoo, hebt ge daar nog het een en ander in te beuren zegt Dobs en schuift alweer, met den schelmschen glimlach op de lippen, den duim over den wijsvinger. Geld, altijd geldantwoordt Chiduc met verachting. Neen, als ik spreek van eene te vereffene rekening, dan bedoel ik dat zij in bloed moet geschreven worden. Brrrr doet Dobs en rilt kunstmatig gelijk in een kluchtspel op het tooneeloverigens de wagen schokt en schijnt te trillen van ontzetting bij de bloedige ontwerpen van den student. Chiduc, gij hooft niet tót de democratie, maar tot de sanguinocratie Ge hebt gezegd,'iëzegd hebt ge 't. En om wat reden mpet' het water der zee in bloed verandefd worilen, Chiduc "l'-7 Ik heb daar nog een oud tweegevecht han gen. Tusschen twee Champagne-flesschen Neen tusschen een lafaard die de vlucht nam en mij, die hem te vergeefs op het strand wachtte. En nadien, Chiduc, hebt gij zonder twijfel ook de vlucht genomen, en ge zegdet gelijk Krelis in het schoolboek ik haat mijn vijand, 'k wil hem zelf van verre niet zien. Dobs, gij zult mijn getuige zijngij zult zien hoe ik dien ellendigen burggraaf. Ha, 't is een burggraaf Hoe ik dien burggraaf zal... en Chiduc staat in den wagen en garde, het rechterbeen, met min of meer gebogen knie, vooruit, den linkerarm opgeheven, den rechter draaiend en zwaaiend alsof hij in dezes hand eene floret houdt en ein delijk, onder het uitroepen van touché, met zijne vuist op de borst van Dobs terecht komt, die hem echter op zijne beurt schaterlachend een klap geeft, welke hem met de beenen in de hoog te, tusschen de banken van den wagen doet tui melen. De persoon, die schuins over de twee reizigers zit, moet denken dat hij zich tegenover twee ont snapten uit het zinnelooshuis bevindt. Chiduc richt zich, geholpen door den vreemdeling, op en met die onwankelbare onbeschaamdheid, hem zoo eigen, zegt hij, na n° 3 met eene buiging be dankt te hebben Ja, zóó zal hij tuimelen, die lafaardIk heb in persoon zóó willen vallen, Dobs, om des te be ter te doen begrijpen, wat homerischen stoot ik hem, in de volle borst, zal toebrengen. Nu, dat is zeer menschlievend van u, Chiduc Ik vrees echter dat gij op het terrein even edel moedig zijn zult voor den burggraaf als ge nu voor mij zijt, en ook voor hem op den grond zult willen spartelen. «Neen, Dobs, de edelmoedigheid heeft gren zen. En wat is de reden van het bloedige, barbaar- sche, moorddadige, kanibaalsche tweegevecht De burggraaf heeft mij belet mijne hulde te bieden aan eene Poolsche dame. De derde persoon schijnt opmerkzamer te wor den hij fronst de wenkbrauwen en buigt zich zelfs voorover om des te beter te luisteren. Ha, een schooljongens avontuurzegt Dobs. Ja, die dame heeft mijn pruik, in gemeene taal gezegd mijn hoed op hol gebracht, en ik zal dat creatuur aan dien ouden Cerberus, dien men Golden noemt, ontvoeren en het bloed van dien Sybrand d'Engelgrave over den witten zee broes sprenkelen, om er carrarisch marmer van te maken, en van dat marmer zal ik een schand- teeken voor hen doen oprichten Dat is nu nog eens een echt Chiduc's denk beeld Dus de jongen is reeds bezorgd maar de oude «Ha, die Thomas Golden?...» Dobs, ik heb eerbied voor alle grijze haren, gekamde en ongekamde, zelfs voor de uwe zelfs voor die der pruiken. Ik zal den oude beleefde lijk, en altijd uit eerbied voor zijne grijze haren of pruik, verzoeken zich de slaapmuts over de oogen te trekken en zich zelf behoorlijk in slaap te wiegen, en als hij weigert, werp ik hem snuif in de oogen, en hij kan zich dood niezen, terwijl ik naar het land van belofte vliegen Chi- Agent de change agréé a la Bourse de Bruxelles 2 5, RUE DU TEMPLE, 2 5, YPRES Téléphone 461 due heft met eene heldere stem het opera-aria aanviens, viens, dans une autre patrie Dobs volgt met eene klimmende verwondering de dolzinnige gebaren van den student, en zegt na een oogenblik Chiduc, wil ik u eens eene groote waarheid zeggen Spreek op, verradersrol Daar zit er in gansch de kolonie van Gheel geen een die zoo gek, zoo stapelgek is als gij. Chiduc is over dien uitval niet gebelgdim mers alle poëten zijn gek, zegt men, en de stu dent beweert wel degelijk aan de dichterlijke bron te hebben gedronkenChiduc lacht inte gendeel, doch hij lacht eensklaps niet meer als hem in den halfdonkeren hoek van den wagen, de groote,breedgeschouderde gestalte van n° 3 in het oog valt, wiens ronde brilglazen door de lamp beschenen, als twee vurige oogen glinste ren, en wiens afhangend haar wel bij de manen van een paard kunnen vergeleken worden. Dat schepsel heeft, Chiduc weet niet waarom, niets geruststellends voor den student. De oogen gloeien als willen zij hem letterlijk gaten in het lijf brandenhet hart van den wereldhervormer klopt, nu hij eensklaps den mond van dat zwarte monster ziet open gaan en daaruit een schater lach hoort opstijgen, zoo schetterend dat hij het rammelen van den trein overstemt. Juist op dat oogenblik houdt de trein te Brug ge stilhet zwarte monster staat op, gaat voor de twee vrienden door en als het afgestegen is, draait het zich voor de geopende portel om en laat nu eene menschelijke gestalte zien, die aan Chiduc een kaartje toereikt, onder het uitspreken der volgende lieftallige woorden Als ik u aan zee ontmoet, zal ik u de ooren uittrekken tot ze zóó lang worden dat ze boven uwen hoedrand zullen uitsteken. Uw dienaar, Mijnheer De man, met de vurige ronde brilglazen en lange paardsmanen, verdwijnt in de wiemelends

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1935 | | pagina 13