Alleen
in de Wereld
I
1
GLASHANDEL
Cyr. Tavernier-Van 11)cem
De Keyn Qrs
Mengelwerk van «Het Ypersche» - N' 21
door D1 August SN IEDERS.
DOE NU reeds uwe Stoors en
Gordijnen in 't nieuw wasschen
bij
FAITES dès maintenant remeltre
neuf vos Tentures, Stores et
Rideaux chez
Verven Droog kuischen
Nieuwwasschen
Luxe - Waschdienst
Kilowasch
n
Teintures Nettoyages
Blanchissage de luxe et au kilo
Glanage Américain
de Cols Manchettes
Bijhuis l. KNOCK AERT - JOOS Dépót
Diksmudestraat Rue de Dixmude,
YP ER.
Tel.
Y PRES.
Fabriek van
Kleuren - Vernissen - Lakken
Alles vr den schilder en den glaswerker
29, Vandenpeereboomplaats
YPER Tel. 357
(Vervolg)
De burggraaf was, ik zal niet zeggen, voor
komend, doch zeer inschikkelijk ons huwelijk
werd meer en meer een huwelijk van redenee
ring en Mijnheer d'Engelgrave zorgde onrecht
streeks meer dan vroeger voor de Dobsen, welke
familie ik in zijne welwillendheid had aanbe
volen.
Op een December-avond kreeg ik bericht,
dat mijne moeder zeer ziek was en verlangde
mij te zien. Misschien, deed een der Dobsen, die
de tijding bracht, verstaan, zal het de laatste maal
zijn zou. De burggraaf glimlachte ongèloovig
hij vermoedde andermaal een strik van de zijde
<fczer intriganten, en dewijl ik onze bedienden
tdet in mijne familie-geheimen wilde, inwijden,
ontbood ik een huurrijtuig om mij naar het huis
mijner moeder te laten voeren.
Ditmaal had men waarheid gesproken mijne
moeder was den dood nabij..- Zij lag, d.oor de
grootste onverschilligheid omringd, op haar lij-
densbed. De oude Dobs zat in den hoek en bij
de kachel zijne pijp te rookende oudste zoon
van Dobs leunde onbeschoft met zijne ellebogen
op tafel, en scheen meer acht te geven op mijnen
mantel met pels omzet, dan op de kermende
vrouw. In de kamer zelve vocht, twistte, stamp
te en woelde een mierennest van Dobsen. De
hoop alleen dat ik bij mijn heengaan klinkende
munt zou achterlaten, deed den oudsten zoon
thuis blijven de vader dacht evenzoo, doch die
had nog altijd de pretentie van een «welopge
voed man te zijn, en toonde door het uitdeelen
van eenige wel toegerichte oorvegen, dat hij eer
bied en stilte eischte.
Men had zoomin aan een geneesheer als aan
een priester gedacht. De Dobsen hielden niet van
zwart-rokkenen dat verwonderde mij niet.
Ik zond het rijtuig om spoedig dezen en genen
te' halen, en verzocht dat men de huilers en
schreeuwers verwijderen zou. Mevrouw de
burggravin wil rust hebbenschreeuwde de
oude Dobs. Nadat hij zijn kroost letterlijk buiten
de deur had gevochten, hoorde ik schier den gan-
schen avond dat janhagel, in de naburige ka
mers op de muren kloppen, schreeuwen, tieren
on vechten, ofschoon de oude Dobs telkens bui
ten de kamer ging om stilte te gebieden.
Ik gaf een goudstuk aan den zoon van Dobs,
om in de beurt het een en ander voor de zieke
te halendoch de knaap kwam niet terugook
de zieke verlangde niets dan een priester. Er
was geen kruisbeeld, geen gewijd waslicht in
huis er was zelfs geen zuiver ammelaken om
dit over de tafel te spreiden toen de priester met
het Venerabel kwam. De oude Dobs was blijk
baar verlegenhij wist niet waar hij zou gaan
of staan, toen de geestelijke gekomen was. Al
wat er in de kamer gebeurde, was hem blijkbaar
vreemd. Hij wilde echter zijnen iever toonen
met van tijd tot tijd buiten de kamer te stormen
en daar klinkende bestraffingen uit te deelen,
want de jonge Dobsen bonsten nogmaals op de
deur, en riepen dat zij wilden zien wat er in de
kamer gebeurde. Dobs wilde voortdurend toonen
welopgevoed te zijnhij knielde als ik kniel
de, en volgde bleek en met een onrustig oog elke
beweging des priesters.
Misschien dacht hij, voor de eerste .maal
sedert jaren, aan de dood
Mijne arme moeder morde nietzij had veel
zeer veel geleden, en toch was hare laatste
bede dat ik het talrijke huisgezin der Dobsen zou
bijstaan en, zoo mogelijk, door de wereld helpen.
Zij had op haar doodsbed alles vergeven, alles
vergeten... i
Het was laat in den nacht toen mijne moeder
stierf. De oude Dobs was de eenige van gansch
de familie, die bij het doodsbed aanwezig was.
Hij weende, en bad vóór het afsterven om ver
giffenis voor al het leed, dat hij de diep veron
gelijkte had aangedaan en, laten aandoen. Dit
maal was Dobs ten minste oprecht, want toen ik
heenging, deed hij een beroep op mijne beurs
iets, dat hij in ander geval nooit vergeten had.
Wat was ik diep ongelukkig om al hetgeen ik
d&ar, in die verwaarloosde huiskamer, gezien
hadMen vormtzich geen denkbeeld van het
diepe zedelijke verval, dat tusschen die vier enge
muren vereenigd was. Van eerbied voor de doode
of eerbied voor de levenden kon geen spraak
zijnhet was een hondennest in den vollen zin
des woords, doch 't ging er zonder twijfel min-
der vriendschappelijk toe dan'-in zoo'n nest.
ebryo6tfiéséprrpm... ep.ioyapip.ag.atjdwgf«an
Ik bemerkte later, dat de kleine Dobsen hun
ne kortstondige aanwezigheid in de kamer benut
tigd hadden, om eene bloem van mijnen hoed,
een stuk pels van mijnen mantel, een flos van
mijnen bos te trekken en mijne voilette in te pal
men. Zij hadden dus zelfs geen begrip van het
mijn en dijn
«Toen ik buiten kwam en wankelend, ten ge
volge der ontroering en vermoeienis, mijn rij
tuig bereikte, ging ik den oudsten zoon van Dobs
voorbijhij leunde blootshoofds, de haren ver
ward en de kleêren gescheurd, smoordronken
tegen het hofhekken. In een zijner armen klem
de hij twee of drie pakjes, ongetwijfeld voorwer
pen, die ik hem verzocht had voor de zieke te
halen.
Ik zag de afschuwelijke figuur in den rooden
schijn die de lantaarn van het rijtuig afwierp
ik zag ze echter slechts met een oogslag, want ik
snelde haar voorbij, ijlde in het rijtuig, en hoor-
FIRMA
Depot der
Werkhuizen
4 ■- i 1
de een oogenblik de ruwe dronkemans-woorden
hooger klinken dan het ratelen der wielen.
Wat een lange, wat een verschrikkelijke
nacht
De lezeres houdt op, en nu de oude man haar
aanziet, bemerkt hij, dat hare oogen door dikke
tranen overwolkt zijn.
XL
NOG HET VERLEDENE.
Zijt ge vermoeid van te lezen vraagt de
vader.
Neen, luidt het antwoord, maar het is pijn
lijker voor mij dan ik dacht die herinneringen
té volgen.
Kent ge ze reeds
Ja, mijne moeder heeft ze hare kinderen ter
lezing gegeven vóór dat ik hier kwam.
Geef mij het manuscript, ik zal het zelf
lezen.
Tot het einde toe
Ja, dat beloof ik.
De vader is kalm, zooals wij hem zelden ge
zien hebben. De non zet zich voor het bed en
bidt, echter verstrooid want van tijd tot tijd
slaat zij de oogen op om te zien welken indruk
de lezing op het gelaat van den ouden man af-
prent. Zij bemerkt niets vreemds op dat wezen
noch afkeer, noch toegeving.
Laat ons den lezer regel voor regel volgen
«Toen ik den burggraaf den toestand der fa
milie leerde kennen, en hem den vromen wensch
mijner moeder overbracht om die ongelukkigen
bij te staan, gaf hij mij een kort, doch niet on
welwillend antwoord.
't Was echter of er een vloek op dat huisge
zin woog. Nooit werd een mensch ondankbaarder
behandeld dan de burggraaf. Ik had ongelijk de
stem mijner moeder, die als uit het graf opsteeg,
niet te doen zwijgen. Ik moest geen partij kie
zen voor die rampzaligen, die door de ondeugd
waren verkankerd en vooral de oudste zoon, die
van trap tot trap dieper vallende, zijnen weg
doof het modeler der samenleving voortzette.
Ik gaf aan die ellendigen mijne voor
spraak doch God is mijn getuige, ik deed zulks
niet uit genegenheid, zelfs niet meer om den
wensch mijner moeder te eerbiedigen neen L
door een aantal omstandigheden in het leven
verbitterd, beging ik dien misstap meermaals uit
geest van tegenstrijdigheid.
De hooge kringen wilden mijne afkomst niet
vergeten de familie van mijn echtgenoot was
en bleef het nijdigste van allen jegens mij. Ik
zegde het reedsvoor de vreemden had ik eene
plaats ingenomen, die aan eene andere toekwam r.
voor de familie had ik haar van eene fortuin be
roofd, die zij reeds als haar eigendom beschouw
de.
Ik had gedurende eenigen tijd dien eeuwigen
strijd van miskenning en verachting, door nede
righeid trachten te overwinnen hoe weinig
de onderwerping dan ook in mijn karakter lag
doch hoe meer ik mij boog, hoe nijdiger trap
te men mij. 't Was ten slotte geen oorlog met
speldesteken meer, 't was inderdaad een oorlog
gevoerd met schoenzolen, die mij langs alle kan
ten drukten en wondden.
Dan, in het diepste diep van mijn gemoed
gekrenkt, richtte ik mij als eene gekwetste leeu
win op en nam den strijd aan. Ook mijne tóng
siste als die eener slang ook mijn voet pletterde
soms het hart van deze of gene ook ik werd
ongenadig, wreed voor mijne tegenpartij,'vooral
voor de familie des burggraafs. r
«Meer dan ooit verscheen ik als bij uitdaging in
de salons die welke voor mij gesloten waren
geweest, deed ik door den invloed mijner tal
rijke omgeving voor mij openen. Wat een leven
van lagen en listenMijne belagers weken wel
dra achteruit en verdwenen waar ik verscheen r
doch juist daarom waren zij niet onmachtig -:
wel integendeel.
Helaas, ik miste een steun in dien kamp, en-
die steun was mijn echtgenoot. Ik was te jong
en dus te blind, om te zien dat ik recht mijnen
ondergang in de armen liep. Mijn echtgenoot
keurde mijne handelwijze afhij sprak mij te
gen hij gaf mij nu hier, dan daar ongelijk en
drong er ten sterkste, misschien wel wat weinig
overtuigend, bij mij op aan, dien oorlog te laten
varen.
Ik meende alles te begrijpen de burg
graaf zoo dacht ik, was in den geest tot zijne
familie terug gekeerd hij gaf haar gelijk en zag
duidelijker dan ooit in, dat hij een misplaatst
huwelijk had aangegaan hij wilde niet zien, dat
ik strijd voerde om zijnen naam, dien ik droeg;
niét te laten bespotten en miskennen.
Het kwam nooit tot duidelijke verklaringen
tusschen ons beidenik was te koppig die te ge
ven hij, was niet gewoon veel te spreken, en ge
woon in alles van een eigen denkbeeld uit te
gaan. Wat hij zelf, volgens zijn oordeel logisch
aan anderen toedacht, meende hij niet zelden
waarheid te zijn, en regelde zijne handelwijze
naar het dikwijls valsche toegedachte denkbeeld.
Terwijl ik zooveel mogelijk openlijk oorlog
voerde, bezigde mijne tegenpartij den laster
dien onvatbaren pestnevel.
De pracht die ik voerde, het drukke bezoek
der feesten zonder mijnen echtgenoot, de twist
met mijne familie, het geheimzinnige dat uit
mijnen toestand zeiven voortkwam, gaven veel
voedsel aan den laster, die overal onlichtbaar
werd neêrgelegd in de bloemen van het borst
sieraad, op de juweelen der armbanden, in de
plooien van het kleed, om zich daar weelderig
en onder duizende vormen te ontwikkelen doch
ik wist het niet, ik begreep het niet, ongelukkige
die ik was
Eens had ik mij schitterend gekleed om het
salon eener dame van de zoogezegde militaire