D' C. COUSEIN 4 De kwestie van het Vervoer M EENENSTRAAT, 21, Y PER De inrichting eener bijzondere commissie ge last met de studie der coördinatie van de vervoer middelen heeft, deze laatste tijden, de kwestie van het vervoer op het voorplan gebracht. Ze heeft, in zekere pers, aanleiding gegeven tot een verscherpten strijd tegen de spoorwegen die, het is algemeen geweten, sedert enkele jaren reeds met verlies werken en een zwaren last zijn voor de Schatkist, terwijl het verkeer langs de baan van langs om meer de voorkeur van het publiek heeft en een niet te versmaden bron van inkom sten voor de Staatskas daarstelt. Comiteiten tot verdediging der belangen eener- zijds van het spoortrafiek en anderzijds van het autoverkeer werden gesticht en beide leggen hun voor en tegen in de weegschaal om de ontworpen coördinatie van de vervoermiddelen te bekomen of te beletten. Tegen de opwerping dat het geens zins noodig is de uitbreiding te verlammen der automobielnijverheid die, onder andere verdien sten, er ook nog machtig toe kan bijdragen de werkloosheid te verminderen, wordt aangevoerd dat reglementeeren daarom hoegenaamd niet belemmeren wil beteekenen, dat de coördinatie der vervoermiddelen een noodzakelijkheid ge worden is die zich iederen dag van langs om meer opdringt en waarvan de verwezenlijking, hier niet alleen in België, maar in meest alle landen inge zien wordt. Het is uiterst kiesch in dit moeilijk vraagstuk een standpunt aan te nemen. Vroeger reeds, naar aanleiding der afschaffing zoowel van den trein Yper-Rousselare als van sommige auto busdiensten, hebben wij telkens daartegen verzet aangeteekend, omdat wij van oordeel waren en nog zijn dat beide vervoermiddelen, èn trein èn auto, niet alleen nuttig maar noodig zijn, dat beide elkander volledigen gezien het eene vervoer middel zekere voordeelen biedt dat het andere niet geven kan, en dat hoe grooter en drukker de verkeersmiddelen zijn, hoe beter en gemakke lijker ook handel en nering zich kunnen uitbrei den. De bestaande concurrentie tusschen trein en auto, tusschen spoor en baan heeft op de vervoer- prijzen de meest heilzame gevolgen die volledig aan de gebruikers ten goede komen. Doch deze strijd, om de kliënteel te behouden of zelfs nog, ten nadeele van zijn mededinger, te vergrooten, moet onvermijdelijk, vroeg of laat, voor den een of den anderen belanghebbende fataal worden. Wie zal het langst uithouden, dat is de vraag. Ze willen beantwoorden, zou aanleiding geven tot een zeer uitgebreide en ingewikkelde studie waarvoor wij vooreerst de noodige bevoegdheid missen en die wij ook hier, gezien de beperkte plaatsruimte waarover wij beschikken, niet vol ledig kunnen behandelen. Dit is, ten andere, ook het doel niet van dit artikel- De belanghebbenden zelf zullen dit wel klaar haspelenwij, als een voudige gebruikers nu eens van de baan, dan van den spoorweg, oordeelen dat beide vervoermidde len ons uitstekende diensten bewijzen en daarom ook alle twee moeten behouden blijven en in de mogelijkheid gesteld worden hun bestaan zelf te verzekeren. Doch juist om dit statu quo van het bestaan van beide diensten, dat door ons gewenscht wordt, te kunnen bestendigen en om er toe te geraken dat ook de uitbating van den spoorweg rendee- rend worde, moet men eerlijkheidshalve toegeven dat een regeling zich opdringt. Hoe ze moet op gevat of onder welken vorm ze moet ingericht worden, dat zal de aangestelde Commissie moeten uitmaken. Echter ware het, volgens ons, verkeerd handelen moest men, om het spoorwegverkeer te bevoordeeligen, uitsluitend de lasten van het baanverkeer nog verhoogen, gezien het reeds meer dan genoegzaam bewezen is dat een ver meerdering van lasten niet altijd met een over eenstemmende verhooging van inkomsten ge paard gaat, integendeel. Talrijk zijn de voorbeel den van de gelukkige uitslagen die men in veel andere landen bekomen heeft door de verminde ring van taksen en belastingen. Deze ontlasting had, per slot van rekening, steeds een vermeerde ring van ontvangsten voor de Schatkist voor ge volg. Onderzoeken wij nu objectief de beweegrede nen die van weerskanten aangehaald worden. Het in de verscheidene vervoerwijzen gevestig de kapitaal bereikt de volgende bedragen spoor weg, 20.000 millioen frankbaan, 8-500 millioen, en waterwegen, 4.250 millioen frank. Daartegen over gebruikt men in deze onderscheidene bedrij ven een personeel bestaande uit 100.000 personen voor den spoorweg, 208.000 voor de baan en 20.000 voor de waterwegen. Hieruit blijkt dus dat het autovervoer, met een veel minder kapitaal, tweemaal zooveel personen gebruikt als den spoorweg. Daarenboven brengt het jaarlijks ongeveer een milliard frank op aan de Schatkist. In 1934 heeft de rij taks alleen reeds 140 millioen opgebracht en voor dit jaar wordt nog een hooger cijfer voorzien- De taks op de essence, die te Antwerpen gele verd slechts 40 centiemen waard is, brengt onge veer 640 millioen per jaar op aan den Staatdaar nevens heeft men nog de weeldetaks, de taks op de oliën, op de herstellingen, enz. Het autoverkeer neemt hier in het land een ongehoorde uitbreiding. Niettegenstaande de cri sis, is het aantal auto's sedert 1929 verdubbeld. Men schat dat er nu reeds een vijfde meer auto's in omloop zijn dan op het einde van vorig jaar. Er moeten thans op dit oogenblik zoowat 75.200 camions en 132.800 rijtuigen, 't zij te zamen 208.000 automobielen, hier in België zijn, en dit getal groeit nog gedurig aan. Tegenwoordig moet men zich snel kunnen ver plaatsen en kunnen vertrekken wanneer men wil. De klanten moeten rap gediend worden en de koopwaren kunnen nazien vooraleer er ontvangst van te nemen. De auto beantwoordt ten volle aan deze eischen, en vandaar ook zijn grooten bijval. Volgens gedane berekeningen geschiedt 41 van het personenvervoer en 14 van het goe derenvervoer langs de baan. Dit trafiek echter werd niet geheel afgenomen van de spoorweg- kliënteel, gezien in de steden het autovervoer de plaats heeft ingenomen van het vervoer met paar den, dat om zeggens geheel tot het verleden be- hoort.Anderzijds dient er ook rekening gehouden te worden van het feit dat de baan en de auto een nieuw en intensiever trafiek in het leven hebben geroepen. Het gemak en de snelheid van de verplaatsingen zetten veel personen aan van de auto gebruik te maken, terwijl ze anders niet op reis zouden gegaan zijn. Alzoo, moesten ze de autocars te hunner beschikking niet gehad heb ben, zouden veel personen, die thans de Tentoon stelling van Brussel bezochten, zonder twijfel thuis gebleven zijn. Rekening gehouden van de autovoerders van beroep, de garagehouders met hun personeel, de werklieden voor het vervaardigen en montee- ren van auto's gebezigd, de essencever-koopers, enz., daar al deze personen rechtstreeks door de automobielnijverheid hun bestaan verzekerd zijn, mag men aannemen dat er gemiddeld een persoon per auto gebruikt wordt, 't zij dus meer dan 200-000 personen die alzoo eene bezigheid hebben. Thans reeds zijn er door het baantrafiek 64.000 personen meer aan 't werk gesteld dan in 1929, terwijl de spoorwegen sedertdien 20.000 en de koolmijnen 34.000 personen minder gebruiken. Dit toont aan dat de automobielnijverheid de evenwaarde heeft opgeslorpt van de werkloos heid die de crisis, het machinisme en de ratio nalisatie in twee bijzonder belangrijke nijverhe den verwekt hebben. Om al deze redenen wordt er aangedrongen op dat men geen maatregelen zou nemen die voor de uitbreiding van het automobilisme nadeelig zijn, maar integendeel ze door alle mogelijke midde len aanmoedigen. Zoo wordt gevraagd dat men aan de verbetering en uitbreiding van ons wegen net belangrijker sommen zou besteden. Wat is een som van 325 millioen per jaar vergeleken bij het milliard dat de automobielnijverheid in de Schatkist stort Het maken van nieuwe wegen zou op zeer doelmatige wijze de werkloosheid helpen bestrijden, vooreerst door aan talrijke ar beiders werk te verschaffen en ten tweede ook door het grooter getal personen die, tengevolge van de uitbreiding van het baanverkeer, zouden gebruikt worden. De Staat zou er eveneens best bij varen, gezien zijne inkomsten ook in even redigheid zouden verhoogen. Dit is wat ten voordeele van het baanverkeer wordt aangevoerd. Laten wij nu eens de andere klok hooren. De spoorweg maakt aan de baan sommige ver wijten die, zooals wij zullen zien, ook niet van allen grond ontbloot zijn. De baanmannen zijn steeds daar te vinden waar er geld te winnen is, ter gelegenheid van markten, betoogingen, kermissen, enz., doch ver haasten zich te verdwijnen van zoodra de klanten verminderen en het vervoer niet meer rendee- rend is, terwijl de spoorweg, om wille van het algemeen belang, gehouden is, zoowel in goede als slechte omstandigheden, den dienst te ver zekeren. Alleen het spoorverkeer bezit verplich tingen, terwijl het baantrafiek alle vrijheid heeft. Dit laatste heeft alzoo al het goed betaald en winstgevend vervoer voor zich genomen, terwijl alleen het vervoer, dat langs de baan te duur zou komen, voor rekening van den spoorweg gelaten wordt. En dit vervoer moet dan nog naar den geest van de wet, die uitsluitend op den spoor weg en niet op de baan toepasselijk is, aan lage prijzen verzekerd worden ten einde handel en nijverheid te bevorderen- Een andere opwerping is dat het verkeer per spoor een veel grootere zekerheid biedt dan langs de baan. Zoo werden er, in 1933, in spoorwegon gevallen slechts twee reizigers gedood en 81 ^ge wond, terwijl de baan, in ditzelfde jaar, 1036 doo- den, waarvan 352 op den slag gedood werden, en 7388 gekwetsten telde. Wanneer men dan nog deze cijfers vergelijkt met het in 1933 aantal ver voerde reizigers, 't zij op den spoorweg 5.058 mil lioen reizigers per kilometer en voor de baan 2.334 millioen reizigers per kilometer, dan pleit de verhouding heel en al ten voordeele van den spoorweg.Benevens deze grootere zekerheid biedt de spoorweg ook nog andere voordeelen, onder meer van regelmatigheid, stiptheid, verwarming in den winter, enz. Dat de uitbating van den spoorweg thans met tekort sluit, vindt grootelijks zijn oorzaken in het feit dat al het meest winstgevend vervoer langs de baan geschiedt en juist dit vervoer voor den spoorweg noodig is om, in zekere mate althans, het verlies te vergoeden dat voortspruit uit het vervoer aan lage prijzen der grondstoffen die goedkoop moeten vervoerd worden om de kost prijzen der vervaardigde koopwaren niet te ver hoogen en onze nijverheid alzoo in de mogelijk heid te stellen hare voortbrengsels naar vreemde markten uit te voeren. Er mag evenmin beweerd worden dat de spoorweg van het monopolium van het vervoer geniet, gezien de baan hem reeds een milliard kilometer-ton heeft ontnomen, het geen door niemand meer kan geloochend worden. Anderzijds werd het personeel van den spoor weg van 104.090 in 1929 tot op 83.376 in 1934 te ruggebracht. De lasten voortkomende uit deze op pensioenstellingen worden niet meer vergoed door de stortingen der jongeren, gezien alle aan wervingen geschorst zijn. Daarbij het verouderen, 't is te zeggen het langer in dienst zijn, van de bestaande kaders legt insgelijks de gedurige ver hooging uit van het gemiddelde der wedden en loonen. Dit zijn verplichtingen waaraan de spoor weg zich niet kan onttrekken, immers moest de Staat op dit gebied zijne verbintenissen niet na komen, dan zou zulks niet nagelaten hebben een hevig en gewettigd verzet uit te lokken. Het vervoer aan verminderd tarief van een heele reeks reizigers, zooals dit onder meer het geval is voor ae werklieden abonnementen, is insgelijks een voordeel van maatschappelijken aard dat het baanvervoer zonder vergoeding niet zou kunnen toestaan. Om al deze redenen wordt dan door den spoor weg aangedrongen opdat men zijn toestand ver- betere, niet door een verhooging der vervoer- tarieven, maar door een reglementeering die zijne rechtmatige belangen vrijwaart en hem vergoedt voor de sociale en politieke lasten die zijne uit bating bezwaren. Er wordt beweerd, zoo redeneert de spoorweg nog, dat de bezitters van auto's onder den last van alle soort taksen gebukt gaan, doch het blijkt wel dat zij deze belastingen gemakkelijk dragen, ge zien het aantal autovoertuigen niet ophoudt te vermeerderen. Dat de lasten van het maken en onderhouden der banen meer dan gedekt zijn door de op brengst der automobieltaksen is insgelijks on juist, gzien deze taksen niet uitsluitend en alleen voor de wegen mogen gebruikt worden- Immers, moest het princiep aanvaard worden dat de op brengst eener belasting uitsluitend dienen moet voor het onderhouden of verbeteren van datgene waarvan de taks voortkomt, dan zou men zich mogen afvragen tot wat de belasting op tabak, alcohol, koffie en zooveel andere waren van al gemeen gebruik moet dienen. Er is evenmin kwestie, verzekert de spoorweg, gansch een reeks van kleine en middelmatige nijveraars het bestaan onmogelijk te maken en alzoo de belangen der gansche nijverheid en van den Belgischen handel te schaden, gezien er van de 70.000 camions, die in België gebruikt worden, 58.000 aan alle reglementeering moeten ontsnap pen. Alleen de 12.000 camions, toebehoorende aan vervoerders van beroep, 't zij slechts 17 zul len aan een toelating onderworpen worden. Ziedaar enkele van de voornaamste beweegre denen die door beide belanghebbenden aange wend worden. Zij leveren reeds het bewijs dat de kwestie grooter moeilijkheden in zich behelst dan men wel bij eerste opzicht zou vermoeden. Ook zal het voorzeker, voor de Commissie die ermede belast is, geen gemakkelijke taak zijn de ze tegenstrijdige belangen van baan en spoor overeen te brengen. Wij drukken nochtans den wensch uit dat zij er in zou mogen slagen een regeling te vinden die al de gebruikers, zoowel van het spoor als van de baan, voldoening geeft en ook de betrokken par tijen zelf ten volle bevredigt. maakt zijne achtbare klienteel bekend dat hij zijne woonst overgebracht heeft van de Stuersstraat, 22, naar de

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1935 | | pagina 4