3 De heer Voorzitter BOUQUET houdt zijn rede De heer Minister VANDERVELDE aan het woord doen, strevende naar één doel werken in goede ver standhouding voor het goed beleid van het erfgoed van den Openbaren Onderstand. Ik veroorloof mij, zonder zijne nederigheid te kwetsen, in 't bijzonder Mr Omme- slagh te bedanken, die, sedert 1922 in zijne bevoegdheid heeft het leiden der in gang zijnde werken en die hier door uitsteke.ide diensten bewees aan ons Beheer. De uitdrukking mijner genegenheid jegens de Heeren Secretaris, Ontvanger en bedienden van het Secreta riaat en al dezen die aan het Bestuur gehecht zijn dezelfde gevoelens ten opzichte der Heeren geneeshee- ren, apotheker; bouwmeester, brigadier-boschwachcer, toeziener der goederen en algemeenen opzichter der landelijke eigendommen, Mr Schmidt, die.zich speciaal onderscheiden heeft tijdens het herstellen der lande rijen, toen allerlei oorlogstuig, rondom verspreid, aan houdend gevaar opleverde. Ik bied de huide mijner welgemeende erkentelijkheid aan onzen bouwmeester, M» Lernould, die gedurende een onberispelijke loopbaan van ruim 40 jaar in dienste van onze instellingen, immer uitscheen door zijne recht schapenheid en dienstvaardigheid, en die gedurende de jaren van heropbouw met ijver en plichtbesef zijne taak waarnam daarin bijgestaan door den talentvollen ingenieur-bouwmeester, Mr Coomans, die onzen eerbied afdwingt. Mijn innig gevoelen van dank jegens onzen heel meester, Mr Ronse die door zijne rijpe ondervinding en leerzame studiereizen een faam verwierf, welke ten goede kwam aan ons O. L. V. Hospitaal. Ik houd er aan mijne gelukwenschen te sturen aan de aannemers der- heropbouwingswerken, die blijk gaven van vakkennis en ondervinding. En ik zou zekerlijk te kort komen aan mijn plicht indien ik mijne dankbaarheid, ja zelfs mijne bewonde ring, niet moest uiten ten opzichte van het Gewezen Bestuur van het Krankzinnigenhuis en van de klooster gemeenten der verscheidene gestichten, die, zoowel onder de beschieting als in ballingschap, een geest van opoffering en zelfverloochening getoond hebben. Hun gedrag was zóó lofwaardig dat het verhaal ervan zal bewaard blijven ten zetel van ons Bestuur als aanden ken aan de genegenheid, die zij bewezen aan de hun toevertrouwde zieken en kranken; ouderlingen en weezen. Ik zou geen misbruik durven maken van uwe welwil lende aandacht, Mijne Heeren, met de geschiedenis van ieder gesticht breedvoerig te verhalen, maar het weze mij toch toegelaten in enkele woorden het leven te herinneren van één onzer kloostergemeenten Vanaf het begin der Octobermaand 1914, werden al de ledigstaande bedden in het O. L. V. Hospitaal in genomen door gekwetste Belgische soldaten. Toen op het einde der maand, het oorlogsfront in de nabijheid onzer stad lag, bracht men onzeglijk veel gekwetsten binnen. Den 3 November werd het hospitaal beschoten en een knecht gedood. Dientengevolge ontruimde men het gasthuis en de kloostergemeente trok naar Pope- ringhe. Denzelfden avond, deed de Fransche militaire overheid 53 gekwetste Duitschers naar het ontruimd hospitaal brengen. 's Anderendaags, wanneer Zusters Elisabeth, Anna, Godelieve en Antonia uit Poperinghe terugkeerden om eenige kleedingsstukken te halen en het hospitaal vol gekwetsten vonden, aarzelden zij geen oogenblik om haar liefdewerk alhier voort te zetten en de ongeluk kige ten dienste te staan. In deze taak werden zij bij gestaan door de Heeren Dr Dieryck, apotheker Gai- mant, ingenieur Vanderghote, vader van den Heer Bur gemeester, en Jufvr. Vanderghote, een Franschen ge neesheer en eenige brankardiers. Enkele dagen nadien, viel een zware obus tegen de apotheek van het gesticht, waardoor eene meid gedood werd en de apotheker Gaimant, erg gewond, van onder het puin moest worden gehaald. Ik breng hulde aan de gevoelens van opoffering van den Heer Gaimant, die vtol toewijding en zonder praal vertoon, zich aan het gevaar bloot stelde om wille van het goed. Den 16 November werd het gasthuis opnieuw ont ruimd en de Zusters, die er gebleven waren vertrok ken andermaal naar Poperinghe. Daar een groot deel der bevolking nog te leper ver bleef, was een gasthuis alhier onontbeerlijk. Ook door tusschenkomst van Eerw. Heer Delaere, werd er in het gesticht van het H. Hart, met de hulp der Burgerlijke Godshuizen en de Engelsche Friends Ambulance een hospitaal op 1 December geopend. Eerst kwamen er twee Zusters van Poperinghe weder, en naarmate zich de noodwendigheid deed gevoelen, kwamen er an dere Zusters bij. Den 21 en 22 December, werd deze nieuwe inrichting gebombardeerd bij zooverre dat zes van de bewakers er den dood vonden. De Zusters mieken zich in 't vervolg bijzonder ver dienstelijk wanneer de typhusziekte de bevolking aan tastte. Den 1 Januari 1915 werden de eerste typhus- zieken aldaar aanvaard en in min dan vier maand wer den er 641 verzorgd. Twee der Zusters wierden bij het verzorgen der zieken insgelijks .van de kwaal aange- daan. r -,i:. l a nieuw 'gesticht bleef*te leper tot 22 ApriL dag, waarop de Duitschers den eersten gasaanval deden. 'De overste* vare het gasthuis met drie Zusters ver trokken dïarcp naai-Wisqties hij. St Omer en 5 Zusters bleven te Poperinghe in het Elisabethhospitaal. Door t odoen van gravin Vander Steen werd nog een hospitaal ingericht in de warande van het kasteel Couthove te Proven en Zuster Madeleine kwam daar de zieken bezorgen. - Den 14 Juli 1917 werd het Elisabethhospitaal gebom bardeerd en Zuster Juliana gedood. De vier andere Zusters gingen alsdan haar liefdewerk in 't gasthuis op Couthove voortzetten. Ik eindig en bid U mij te verontschuldigen, Mijne "Keercn, indien ik wat langdradig geweest ben, maar de plechtigheid van heden was zoc buitengewoon goed geschikt om te herinneren aan het verleden en om te bedanken al dezen die zich toegewijd hebben voor ons Bestuur. Laat ons hopen dat de vrede nimmer meer onder broken zal worden en dat de gruwelen voor goed van ons duurbaar vaderland zullen afgeweerd blijven. Ik bid Hunne Excellenties, Mijnheer de Minister van State en van Openbare Gezondheid, Mijnheer de Gou verneur, Mevrouwen, Mijnheeren, ons de eer aan te doen het dispensarium voor teringlijders, het hospitaal en andere inrichtingen te bezoeken en zich rekenschap te geven van het doel dat wij nagestreefd hebben. Hartelijke toejuichingen begroetten deze aan spraak, waarna de Heer Matton, voorzitter van het Dispensarium, op zijne beurt, de volgende rede hield Heer Minister, Heer Gouverneur, Dames, Mijne Heeren, Na de uitstekende rede van den Heer Voorzitter der Commissie van Openbaren Onderstand is het gewis voor mij een zeer kiesche taak hier thans nog het woord te voeren. Ik zal derhalve van uwe welwillende aandacht geen misbruik maken en in mijne hoedanigheid van Voor zitter van het dispensarium er mij bij beperken eerst en vooral een woord van welgemeenden dank te rich ten aan de achtbare Heeren Voorzitter en leden der Commissie van den Openbaren Onderstand der stad Yper. In de laatst vervlogen crisisjaren, hebben zij z.ch bijzender verdienstelijk gemaakt! Alwaar een 1 :ce.i te lenigen viel mocht men altijd op hen rekenen en zoo hebben zij, dag in dag uit, met onverdroten iever onze noodlijdende bevolking ter zijde gestaan, •aan hen is het thans ook te danken dat tijdens het op richten van het Dispensarium Koningin Astrid de noodige lokalen in het gasthuis onverwijld ter be schikking van het Comité werden gesteld. Tevens dient aan een lid dezer Commissie eene bijzondere hulde te worden gebrachtondanks zijne drukke bezigheden heeft Mijnheer Raymond Ommeslagh geen oogenblik geaarzeld het ondervoorzitterschap in het uitvoerend Comité van het Dispensarium te aanvaarden, en aldus zijne rijpe ondervinding ten dienste van hetzelve te stellen. Verders ben ik ten zeerste verheugd ook mijn innigen dank aan Mijnheer den Dokter Sierens, bestuurder van het Sanatorium van de Lovie, te mogen betuigen. Sinds het jaar 1931, zijt Gij, Heer Sierens, aldaar werkzaam en alle drie maanden, worden er ongeveer 175 zieken in dit prachtig Sanatorium verpleegd. Aan uw initia tief is het te danken, dat een Dispensarium in onze duurbare stad tot stand kwamimmers gij wist dat bij het verlaten van het Sanatorium de teringlijders niet uit het oog mogen worden verloren doch raad en ver pleging nog van noode hebben. Tevens door het tot stand brengen van het Dispensarium hebt gij er voor ge zorgd de schrikkelijke kwaal te voorkomen, bij deze die tot de ziekte voorbeschikt zijn. Sinds 14 Oogst 1936 hebt gij u ten dienste gesteld van het Dispensarium. In deze korte tijdspanne lieten 81 personen zich in schrijven en 110 raadplegingen werden door u gegeven. Eindelijk richt ik ook mijn besten dank tot Mijnheer den Dokter Ronse, die in ons gewest, van af October 1931, het edelmoedig werk van zijn confrater M. Sierens heeft weten te steunen. Voor zekere gevallen is eene heelkundige bewerking onontbeerlijk Ook wist de Heer .Dokter Sierens wien hij diende aan te spreken. Hij richtte zich tot Dokter Ronse, heelmeester van het Bur gerlijk Hospitaal der stad Yper. Door deze werden dan ook van af October 1931 kosteloos 223heelkundige be werkingen uitgevoerd ten bate van de zieken van de Lovie. Zoo noodig, zullen ook de personen, die zich tot het Dispensarium Koningin Astridwenden, steeds op de onvoorwaardelijke toewijding van Dokter Ronse mogen rekenen. Monsieur Ie Ministre, Grace a la Commission de l'Assistance Publique d'Ypres qui mit gracieusement des locaux de l'Hópital et installation des Rayons X a la disposition du dis- pensairegrace aussi a la collaboration dévouée de Messieurs les Docteurs Sierens et Ronse, le dispensaire antituberculeux d'Ypres est devenu une réalité agis- sante. Les dirigeants de.l'Hópital d'Ypres tant administra- tifs que techniques ont estimé que, si un tuberculeux a bésöin de soins chirurgicaux, une organisation adé- quatë dött'être a même de les fournir aussitöt et le plus économiquement possible. Ainsi ils eommunient avec vos vues, Monsieur le Ministre, puisque prochainement Vous avez Tintention de créer un nouveau fonds com- mun des malades de la tuberculosece qui déchargera les finances communales de la majeure partie des frais d'entretien de ces malades. En conséquence je prie trés respectueusement Votre Excellence de bien vouloir procéder a inauguration du Dispensaire. Ook deze rede- werd warm toegejuicht en hier na kwam de Heer Minister Vandervelde aan het woord en drukte zich, in 't fransch, ongeveer uit als volgt Mevrouwen, Mijnheeren, Ik moet u vooreerst al den spijt uitdrukken dien ik gevoel omdat ik in uwe taal op de daar zooeven uit gesproken redevoeringen niet kan antwoorden en ik verontschuldig mij u in geen andere taai dan het fransch te kunnen toespreken. Alhoewel van vlaam- sche afkomst, heeft men er in mijne jeugd steeds zorg voer gedregen mij nooit mijne moedertaal aan te lee- ren, en zoo ik thans, in zekere mate, de hier uitgespro ken woorden heb kunnen verstaan, dan is dit te dan ken aan de wilskrachtige pogingen die ik heb aange wend om het vlaamsch eenigszins machtig te worden en ook, de Heer Gouverneur kan zulks getuigen, aan de goede betrekkingen die ik steeds met mijn vlaam- sche collega's heb onderhouden. Doch zoo ik mij zelf in het vlaamsch niet uitdrukken kan, dan heb ik toch, zoo in mijne hoedanigheid van volksvertegenwoordiger als van minister, al het mogelijke gedaan om de per sonen, die een openbaar ambt willen vervullen, te ver plichten de twee talen te kennen. (Toejuichingen). Ik moet u ook mijne vreugde, mijne aandoening ver tolken die ik gevoel nu ik hier op heden dit feest in uwe stad mag bijwonen. Het is reeds sedert lang dat ik Yper ken. Ik heb Yper gekend vpór den oorlog door den luister harer praalgebouwen. Binst den oorlog was ik een gebuur uwer stad, toen ik te Veurne en in De Panne verbleef. Dikwijls ook bezocht ik de vuurlijn dichter de stad Yper, terwijl de puinen er zich ophoop ten. Ik herinner mij zelfs eens, op het einde van het jaar 1916, te Yper geweest te zijn. Dien dag ontmoette ik er geen levende ziel, de soldaten bleven in de kel ders schuilen, en de verwoeste straten waren gansch verlaten. Samen met mijn reisgezel vroegen wij ons af wat er van Yper en van België, zoo die vernieling nog lang moest blijven duren, zou overblijven. Geluk- kiglijk, is de toestand veranderd, ons land heeft zijne onafhankelijkheid weer herwonnen en, zooals de Heer Eerste Minister het onlangs nog verklaarde, is België thans een oase geworden te midden een dorre woestijn zooals het onzekere Europa nu is. Ook Yper, de tweemaal roemrijke stad, eerst om haar geschiedkundig verleden en dan om haar heldenmoed binst den oorlog, is prachtig herbouwd en misschien nog schooner dan voorheen, en ik ben verheugd hier mijne beste gelukwenschen te mogen bieden aan al dezen die ertoe bijgedragen hebben om, na den herop bouw der stad, ook haar weldadigheidsgestichten weer op te richten, die vroeger den roem der stad uitmieken en het voortaan opnieuw zullen worden. Ik had mij gelukkig geacht u heden te mogen melden dat de Re geering de verdiensten officieel erkende van dezen die zich het werkdadigst aan deze edele taak hebben toe gewijd. Alhoewel het antwoord mij niet ten gepasten tijde is toegekomen, mag ik ze toch verzekeren dat zij er volstrekt niets bij zullen verliezen met te wachten. Ik zou ook nog aan de hier aanwezige kloosterzusters willen zeggen dat ik weet welke verheven rol zij binst den oorlog vervuld hebben. Ik kende en, door de rede voeringen van daar zooeven, heb ik nog beter en meer haar edelmoedig gedrag binst den oorlog leeren ken nen. Ik weet dat ook zij geleden hebben, ik weet dat zij zich steeds met een onverminderde toewijding aan haar liefdewerk hebben geofferd en het is mij een groote vreugde haar hier van gansch mijn eerbied en mijne bewondering te mogen verzekeren. Wat hier door wereldlijke, personen gedaan werd ten bate der liefdadigheidsinrichtingen om, in het nieuw geworden Yper, ook op dat gebied de sporen der ver nieling te doen verdwijnen, om het erfgoed van den onderstand zoo goed te beheeren, zoodanig dat de ver- schillige liefdewerken ervan afhangende heden reeds de volle maat hunner weldoende werking geven, be wijst dat Yper de hoofdplaats is van den Openbaren Onderstand in het Zuiden van West-Vlaanderen. Doch eer brengt ook verplichtingen mede en het volstaat niet geheel schoone inrichtingen te bezitten, het hoeft dan nog dat het grootste getal ongeiukkigen ervan genieten. Het is de Minister van Openbare Ge zondheid, kortelings op het departement toegekomen, die het u zegter zijp enkele bevoordeeligde steden, zooals Nijvel, Doornijk en ook Yper, die over een bui tengewoon Onderstandsbezit beschikken en die prach tige weldadigheidsinrichtingen bezitten zooals deze waarvan wij heden de voltooiing vieren, maar daar tegenover hoeveel gemeenten, hoeveel Commissies van Openbaren Ónderstand zijn er niet wier karig budget met een deficiet sluit, die geen voldoende inkomsten hebben en die onbekwaam zijn den gewenschten steun te verleenen. Het zal dan ook het doel zijn van al mijn betrachtingen deze ongelijkheid tusschen de arme

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1936 | | pagina 3