3
23 millioen versch geld. En hier mogen wij dan
wel doen gelden dat deze vaart vóór; den oorlog
bestond, dat wij recht hebben op oorlogsschade,
en dat deze som nog zoo belangrijk niet is als
deze welke elders verteerd worden, zoo onder
meer te Roeselaere, waar 35 millioen besteed
worden voor het verbreeden der vaart, te Char
leroi voor werken, aande Samber, te Luik waar
de Staat, nabij het eiland Monsin, een haven
van 20 millioen frank heeft gebouwd waarvan
de Handelskamer van Luik en haar leden niet
willen.
Wanneer wij inzien wat. aan Yper sedert den
oorlog ontnomen werd, de rijschool, het bataljon
voetvolk, de weldadigheidsschool enz., dan ko
men wij aan een verlies van inkomsten voor Yper
van 20 millioen 's jaars. Brasschaet telde vroe
ger slechts 7000 zielen en nu heeft het reeds 22 a
23.000 inwoners. Het heeft meer gekost om onze
rijschool aldaar over te brengen en er nieuwe
villas voor de officieren te bouwen, dan hetgeen
men voor het herstel van gansch de vaart Yper-
Komen had moeten uitgeven.
De som van 23 millioen, die nu noodig is, be-
teekent dan nog maar- 2 a 3 millioen van onze
vooroorlogsche munt. Moest men thans de waar
de van ons geld nogmaals verminderen, dan zou,
zooals in Duitschland, het herstel onzer vaart
wellicht milliarden kosten.
De 50 millioen, die de Staat hier aan het her
stellen der vaart zou verteren in plaats van ze
als werkloozensteun weg te geven, zouden hier
handel en nering doen leven en dan ook aan
gansch de streek ten goede komen.
De eerste stok die ons in 't wiel gestoken werd,
is het verbod de vaart te spijzen met Leiewater.
In de Leie wordt er thans niet veel meer geroot,
daar zulks nu meest te lande gedaan wordt. Er
bestaat een voorstel deze kunstmatige roterijen
van Leiewater te voorzien, en dat is een der re
denen waarom er geen Leiewater voor het spij
zen onzer vaart zou mogen gegeven worden. In
de Leie nochtans is er water genoeg voorhanden
om niemands belangen te moeten schaden. Hier
van hebben wij ons in September 1935, tijdens
een bezoek aan de pomps tatie van Busbeke, kun
nen overtuigen. In 1929 pompte men aldaar 36.000
kubieke meter Leiewater per dag ten behoeve
der grootnijverheidssteden Tourcoing en Rou-
baix en in 1935 was deze hoeveelheid water tot
op 15.000 m3 gezakt, zoodat er daar dus reeds
21.000 m3 beschikbaar zijn. In de jaren 1930-31
waren er in Noord-Frankrijk 35.000 onzer grens
arbeiders werkzaam, terwijl er nu nog amper
20.000 zijn. Die 21.000 m3 beschikbaar Leiewater
kunnen hier handel en nijverheid de mogelijk
heid geven zich uit te breiden, en ook werk ver
schaffen aan onze arbeiders die uit Frankrijk
geweerd zijn. Deze hoeveelheid water is voldoen
de, gezien de sassen hier zijn voor schepen van
300 ton en er voor ieder versassing van 7 tot
800 m3 water noodig is, om 25 versassingen per
dag te doen, wat met een zeer groot trafiek zou
overeenkomen.
Om de weigering, van Leiewater te geven,
verder te weerleggen onderzoeken wij nu eens
den waterstand in het benedenpand der vaart
Yper-Yzer. Den 22 Oogst 1936 was de beneden-
vaart 12 cm. onder haar normaal peil. Den 26
Oogst was de waterhoogte er 2 m. 85, dus 23 cm.
onder het peil, den 30 Oogst 2 m. 78 of 30 cm.
onder het peil, den 5 September 2 m. 68 of 40 cm.
onder het peil. Dan heeft het Bestuur der Han
delskamer bij den Dienst van Bruggen en Wegen
tusschengekomen en als gevolg daarop werd er,
vanaf den 8 September, langs Gent, Brugge,
Oostende, water uit de Leie naar de Yzer gesto
ken. Den 7 September was de waterhoogte in de
benedenvaart 2 m. 62, den 8n rees ze op 2 m. 67,
den 9" op 2 m. 88, den 10" op 2 m. 92, 't zij nog
16 cm. onder het normaal peil. Den 15 September
daalde de waterhoogte opnieuw tot op 2 m. 82
of 26 cm. onder het peil, den 23" tot op 2 m. 73 of
35 cm. onder peil en den 25" tot op 2 m. 69 of
39 cm. onder peil. Dan werd er opnieuw bij den
Dienst van Bruggen en Wegen aangedrongen
en de Heer Mallems, hoofdingenieur-bestuurder
van Bruggen en Wegen, te Gent, antwoordde ons
dat hij niet opgehouden had met water te geven
zooveel hij maar kon. Daar er echter geen water
in de Yzer kwam, moest dit water onder weg
ievers verloren loopen. Bij een mijner bezoeken
aan Nieuwpoort, vernam ik aldaar dat men het
gestoken water in de Yzer niet toeliet nmdat de
landbouwers zich ertegen verzetten en men geen
nieuw conflict wilde uitlokken daar zij vroeger
reeds tegen het steken van Leiewater klachten
hadden uitgebracht. Op mijne vraag waar het
water dan naartoe liep, bekende men dat het te
Sasslijkens in de zee liep...
Ik heb eens uitgerekend hoeveel water men moet
steken om de benedenvaart hier op haar normaal
peil te behouden. Van Komen tot Boesinghe, ai
over ÏCortrijk, Gent, Plasschendaele, Nieuwpoort
en Knocke, moet het .gestoken Leiewater een af
stand afleggen van 217 km., alswanneer de af
stand langs de vaart Yper-Komen slechts 15 km.
500 zou moeten bedragen, en dit heeft dan nog
voor gevolg dat langs dien grooten omweg de
landbouwers ertegen klagen, dat de wateren van
Brugge verpest worden en er aldus belangen zijn
die beletten dat het Leiewater naar de Yzer
loopt. Welke hoeveelheid water moet er gestoken
worden Om dit te berekenen, laat ons aanne
men dat er een hoogte van 30 cm. water gestoken
wordt. De vaart Gent-Plasschendaele heeft een
lengte van 63 km. 860 en laat ons zeggen een
breedte van 30 m. Gerekend op een hoogte van
30 cm. maakt dit 10 m3 water per loopenden me
ter of 638.600 m3 water die noodig zijn om deze
vaart van 30 cm. te doen rijzen. De vaart van
Plasschendaele naar Nieuwpoort is 21 km. 018
lang en 20 m. breed, 't zij dus 6 m3 per loopenden
meter of 126.000 m3. De Yzer tot aan Knocke is
24 km. 860 lang en heeft een gemiddelde breedte
van 20 m. Op 30 cm. hoogte maakt dit 6 m3 per
lpm. of 149.160 m3. Het benedenpand is 11 km.
500 lang en 15 m. breed, 't zij 4 m3 per lpm. of
51.750 m3. Dit maakt dat er van Ger>t tot Boe
singhe in 't geheel 965.510 m3 water noodig zijn.
Laat. ons zeggen dat er, met hetgeen onderweg
verloren loopt, met hetgeen het waterpeil ver
hoogt in de vaart tusschen Plasschendaele en
Oostende en in de Yzer boven Knocke, er meer
dan een millioen kubieke meter water moet ge
stoken worden om de scheepvaart in het beneden
pand der vaart Yper-Yzer op normale wijze mo
gelijk te maken.
De inhoud der vaart Yper-Komen mag als
volgt berekend worden De breedte der vaart
aan den bodem is van 10 m. en boven aan het
hoogste peil van het water van 19 m., 't zij dus
een gemiddelde breedte van 14 m. 50 op een
diepte van 2 m. 25, dit maakt 33 m3 per loopen
den meter, 't zij 15 km. 540 X 33= 512.820 m3.
Dus iedermaal men van uit Gent water steekt
om het peil der benedenvaart van 30 cm. te doen
rijzen, dan zendt men tweemaal zooveel water
dan er noodig is om gansch de vaart Yper-Ko
men te vullen. Dit bewijst dat er water genoeg
is voor de vaart Yper-Komen als men maar wil
en dat het slechts een kwestie van goeden wil is.
Laten wij thans eens nagaan hoeveel er van
dit water hier aan de scheepvaart te pas komt.
Om de Yzer van 30 cm. te doen rijzen tot aan
Knocke, zonder Rousbrugge mede te rekenen,
is er een hoeveelheid van 149.000 m3 water noo
dig, en voor de benedenvaart 51.000 m3, zoodat
men dus te Gent 1 millioen kubieke meter water
moet steken om hier slechts 200.000 m3 of 1/5
ervan ter beschikking van de scheepvaart op
Yper te stellen. Moest men daarentegen de bene
denvaart langs het kanaal Yper-Komen spijzen,
dan zou al het water ten dienste van Yper komen,
want ieder schip brengt zijn water meê.
Wanneer men te Boesinghe aan het sas gedu-
rende 10 uren daags pompt aan 650 m3 per uur,
dan maakt dit 6500 kubieke meter op 1 millioen,
wat in andere woorden zeggen wil dat slechts
een honderdvijftigste van het water, dat te Gent
gelost wordt om de scheepvaart op Yper moge
lijk te maken, hier onze kaai bereikt. De hoeveel
heid water die nu te Boesinghe gepompt wordt
is voldoende om 8 versassingen te doen en dit
jaar bereikt de scheepvaart op Yper een tonnen-
maat van 50.000 ton, met 2 versassingen daags,
zoodat met te Komen een pompinstallatie te doen
zooals te Boesinghe men een scheepvaart kan ver
zekeren van 4 x 50.000= 200.000 ton. Met het
water dat te Komen in de Leie beschikbaar is,
zou hier dus een scheepvaart, vier maal zoo be
langrijk dan ze tegenwoordig is, mogelijk zijn.
Wij zijn echter nog ver af van de 200.000 ton.
Laten wij aannemen dat veel water verloren
gaat en dat wij het dubbel moeten pompen 't zij
13.000 m3, dan zijn wij nog ver af van de 21.000
m3 beschikbaar door de vermindering van pom
pen te Busbeke. Wanneer men echter te Komen
20.000 m3 water moest pompen dan zou de helft
daarvan in de Leie terugkeeren, daar ieder schip
zijn water meêbrengt en zou het werkelijk ver
bruik dus nog maar 10.000 m3 zijn. Dit alles be
wijst dat men genoegzaam de vaart Yper-Komen
met Leiewater zou kunnen spijzen, wanneer men
het maar wil. Deze hoeveelheid is ver van de
millioenen kubieke meter water die men thans
langs Brugge, Plasschendaele, enz. verspilt om
te kunnen zeggen dat er te Komen geen water
is voor de Komen-Yper vaart.
De kosten voor het pompen van water zijn ook
niet overdreven, gezien de aanbesteding voor de
levering van kolen en olie voor de vaart Kortrijk-
Bossuyt met een scheepvaart van 200.000 ton
slechts 108.000 fr. beliep, 't zij omtrent 50 cen
tiemen per ton, de loonen niet meêgerekend. Op
de vaart Blaton-Ath beloopen diezelfde kosten
maar 300.000 fr. voor 800.000 ton, 't zij dus om
trent 35 centiemen per ton.
De cijfers der scheepvaartbeweging op de vaart
Yper-Yzer bereikten einde October van dit jaar
reeds een tonnemaat van 36.640 ton koopwaren
die naar Yper aangevoerd werden, wijl er 8.870
ton goederen zijn.weggevaren. Wij mogen zeggen
dat de scheepvaart hier dit jaar nu reeds 50.000
ton bedraagt, 't zij meer dan het dubbel van ver
leden jaar. Als de scheepvaart op het kanaal
Yper-Yzer zoo goed vooruitgaat, waarom zou de
vaart Yper-Komen dan niet gaan
Er zijn echter belangen, zooals deze van Kort-
■rijk en Roeselaere, die zich tegen de vaart Yper-
Komen herzetten en het zijn juist dezelfde hee-
ren die er groot op gaan dat zij Kortrijk en Roe
selaere met het Leiewater zullen redden, die
thans tegen de belangen van Yper zijn.
Wanneer er vroeger spraak was van de mili
taire fabrieken te ontdubbelen, stelden wij hier
voor de candidatuur van Yper, doch onze vraag
kon niet in aanmerking genomen worden omdat
Yper langs geen altijd bevaarbaren waterweg
gelegen is. Naar hetgeen wij dezer dagen verna
men is men thans bezig met een dezer fabrieken
te Doornijk op te richten.
In het verslag van den Heer ingenieur De-
meyere, regeeringscommissaris over het grens
gebied, leest men dat de streek gelegen tusschen
de Leie en Nieuwpoort een gezonde bevolking
heeft, maar dat de bevolking er vermindert om
dat men die streek de middelen niet gegeven
heeft ze te doen bloeien. De bevolking vermin
dert hier niet bij gebrek aan geboorten, maar
omdat de Regeering aan haar allereersten plicht
tekort is gekomen en ons hier de middelen niet
geeft om aan den algemeenen bloei deel te ne
men. Overal elders, gansch het land door worden
er groote werken uitgevoerd, dit is hier ook noo
dig om onze streek te redden. Ik dring dan ook
aan bij de Heeren mandatarissen, die hier aan
wezig zijn, opdat zij uit al hun krachten zouden
meehelpen om de stad Yper weêrom zooals wel
eer te doen bloeien, en wanneer Yper bloeit dan
bloeit gansch de streek.
Binst deze merkwaardige uiteenzetting, waar
mede al de aanwezigen eenparig hunne instem
ming betuigden, verontschuldigde de Heer Lom-
mez zich gansch de vergadering niet te kunnen
bijwonen, doch kondigde aan, vooraleer de zaai
te verlaten, dat de Bestendige Afvaardiging Vrij
dag laatst een wensch ten voordeele van het
herstel der vaart Yper-Komen had uitgedrukt.
De Heer B. Vermeulen, bestendig afgevaardig
de, meldde dat hij den 9" November 11., dus veer
tien dagen geleden, een onderhoud had met den
Heer Bollingier, kabinetsoverste van den Heer
Minister van Openbare Werken, en dat het ge
sprek ook over de kwestie van het herstel der
vaart Yper-Komen geloopen had. De Heer Bol
lingier zegde onder meer dat er beweerd werd
dat het herstel der vaart slechts 35 millioen moest
kosten (1), terwijl het werkelijk driemaal zoo
veel moet zijn dat moest men den klei^t'ond met
andere aarde bedekken alles zou inzinken, en dat
16 sluizen op een vaart van 15 km. (2) veel te
veel is opdat deze vaart ooit voor de scheepvaart
van eenig nut zou zijn.
Ik herinnerde danzoo vervolgde de Heer
B. Vermeulen, de belofte van den Heer Minis
ter en zegde hem dat ik de meening toegedaan
was dat de Heer Minister naar Yper niet zou
komen. De Heer kabinetsoverste echter verze
kerde mij dat de Heer Minister toch naar Yper
zal komen om te zien welke compensaties er aan
Yper kunnen gegeven worden. Ik deed hem op
merken dat Yper compensaties vroeg niet voor
de vaart, maar voor de rijschool, weldadigheids
gesticht en andere inrichtingen die het na den
oorlog niet meer terug kreeg. Tot op heden kreeg
Yper niets, maar werd integendeel alles ontno
men. Gelukkiglijk dat de vaart vast in den grond
zat, zooniet zou men ze voorzeker ook wel meê-
genomen hebben om ze aan Roeselaere of elders
te geven. Al moest het herstel der vaart nu nog
150 millioen kosten, dan ware die uitgaaf nog
geen cent verlies voor de belgische economie,
gezien alles hier in het land zelf zou uitgegeven
worden en dit verteer een ander zou doen leven.
Moest een deel dier uitgaaf naar het buitenland
gaan, dan ware zij minder goed te keuren. Die
vaart werd vroeger begonnen door het privaat
initiatief en daar steekt een groot deel privaat
geld in. De Heer Minister belooft dus naar Yper
te komen met compensaties. Wat mij betreft, ik
zou alles aapvaarden wat hij geven wil zonder
nochtans van de vaart af te zien. Heel waar
schijnlijk zal het stadsbestuur van Yper, en
het verwondert me hier geen vertegenwoordiger
ervan te zien, den Heer Minister ontvangen,
doch ik zou willen dat het stadsbestuur alsdan
niet al te egoïstisch zou zijn en alles voor Yper
alleen zou willen, maar zal trachten werken te
bekomen die voor gansch de streek nuttig zijn.
Nota's der Redactie 1. Dit is een zinspeling op de
rede door den Heer E. De Wulf, Ingenieur Principaal
bij den Provincialen Dienst van Bruggen en Wegen,
te Brugge, hier ten stadhuize van Yper, op 29 Juli 1933,
uitgesprokeh, en in dewelke hij een oppervlakkige
schatting miek van hetgeen het herstel der vaart Yper-
Komen zou moeten kosten, in de veronderstelling dat
een groot deel der door den oorlog beschadigde kunst
werken nog zouden kunnen herbruikt worden.
2. Wij verwijzen hier den Heer Kabinetsoverste Bol
lingier naar de statistieken der scheepvaartbeweging
op de vaart Blaton-Ath. een vaart van 21 km. met 21
sassen, waarop er een jaarlijksch trafiek is van 800.000
ton. Dit is zeker wel het schoonste bewijs dat de sassen,
I hoe groot hun aantal ook weze, geen beletsel voor de
scheepvaart zijn.