Hoofdstuk XVI. Schuld.
Art. 73. Annuïteiten door het Rijk te storten als
aandeel in de abnormale oorlogsuitgaven. 757 fr. 93.
Art. 74. Annuïteiten door het Rijk te storten als
aandeel in de steun en voedingsuitgaven voor 1919-20, 1
415 fr. 25.
Art. 75. Annuïteiten gestort in de gemeentekas door
den electriciteitsdienst, 145.000 fr.
Hoofdstuk XVII. Andere ontvangsten.
Art. 76. Vergoedingen uitgekeerd door de verzeke
ringsmaatschappijen voor de door ongeval getroffen
werklieden. 1 fr.
Art. 77. Verkoop van afval. 1500 fr.
Art. 78. Onvoorziene ontvangsten, 25.000 fr.
Art. 79. Rechtbank van Oorlogsschade Aandeel
der gemeenten.
M. Vandergnote. Dit artikel is afgeschaft.
Art. 80. - Wervingsbureel Aandeel der gemeenten,
1.000 fr.
M. Vanderghote. De gewone begrooting sluit alzoo
in ontvangsten met de som van 4.663.325 fr. 28, waarvan
af te trekken de som van 1.809.950 fr. voor de gemeente
belastingen. rechtstreeksche en onrechtstreeksche be
lastingen, die voorbehouden werden en die thans moe
ten gestemd worden om het deficiet te dekken. Ik stel
vcor thans de belastingen te stemmen die niet moeten
herzien worden. Artikelen 7, 8 en 9 dienen nog voor
behouden te worden.
Art. 10. - Opcentiemen op Staatsbelasting op de open
bare vertooningen en vermakelijkheden, 7.238 fr.
Art. 11. Opcentiemen op de provinciale belasting
op de rijwielen. 20.500 fr.
M. Missiaen. Ik vraag de stemming over dit artikel.
Stemmen ja de Heeren Lemahieu, Delahaye, Van der
Mersch. Pattyn. Jvr. Cornillie, de Heeren Biebuyck en
Vanderghoteneen de Heeren Missiaen, Michiel, Cou-
telle. Vergracht, Leuridan en Verbeke.
Art. 12. Opcentiemen op de provinciale belasting
op de honden. 13.000 fr.
M. Vanderghote. Artikel 13. betreffende de speciale
belasting op wedden en loonen, wordt nog voorbehou
den. alsook artikel 14. straatbelasting.
Art. 15. Jaarlijksche belasting op de muziekinstru
menten geplaatst in de openbare inrichtingen, 4.500 fr.
Art. 16. Belasting op de benzinepompen, geplaatst
op den openbaren weg, 8000 fr.
M. Vanderghote. Het schepencollege stelt voor, in
gevolge de gister gestemde taks, hier onder artikel 16bis
een som in te schrijven van 1500 fr. als belasting op het
openen van drankslijterijen. Zoo er geen opmerkingen
te maken zijn. is dit nieuw artikel goedgekeurd.
Art. 17. Belasting op de gewone voertuigen. 12.000
frank.
Art. 18. Belasting op balkons en loggias.
M. Vanderghote. Wij zullen dit artikel voorbehou
den. daar die taks nog moet hernieuwd worden.
Art. 19. Belasting op het leuren langs den openba
ren weg, 600 fr.
Art. 20. Belasting op het lijkenvervoer, 40.000 fr.
Art. 21. Belasting op de opgravingen, 2.000 fr.
Art. 22. Belasting op de openbare bals, 7.000 fr.
Art. 23. Belasting op het plaatsen van tafels, stoe
len. enz. op den openbaren weg, 6.500 fr.
Art. 24. Belasting op de markiezen, 300 fr.
M. Leuridan. Tout va bien.
M. Van der Mersch. Même trés bien.
Art. 25. Belasting voor het aanleggen en verbreeden
van straten, 250.000 fr.
Art. 26. Onrechtstreeksche bglasting op het aanleg
gen van nieuwe voorlanden, 500.000 fr.
M. Vanderghote. Wij zullen hier nu het onderzoek
der begrooting voorloopig stopzetten en over punt 11
der dagorde beraadslagen.
XI. Vernieuwing voor één jaar van:
1. a) 90 opcentiemen op de cedulaire grondbelasting
van den Staat.
b) 90 opcentiemen op de inkomsten der roerende in
België aangewende kapitalen.
c) 90 opcentiemen op Staatsbedrijfsbelasting.
M. Vanderghote. Het schepencollege stelt voor 90
opcentiemen op de cedulaire grondbelasting, op de in
komsten der roerende in België aangewende kapitalen
en op de Staatsbedrijfsbelasting voor een jaar te her
nieuwen.
De Heer voorzitter geeft vervolgens lezing djer voorge
stelde beraadslaging, waarin onder meer een vergoe
ding van 20 centiemen per artikel ten voordeele van den
Staatsontvanger voorzien wordt voor het gebeurlijk wij
zigen der rol wegens het laattijdig aanzeggen der be
lasting.
De Heer Seys komt de raadszaal binnen.
M. Missiaen. Het is heel zeker de eerste maal, in
alle geval sedert ik hier in den gemeenteraad zetel, dat
de begrooting op denzelfden dag neergelegd en bespro
ken wordt. Wat mij betreft, ik zal mij daarover niet
beklagen, zooveel te meer dat de begrooting ons tien
dagen op voorhand werd gegeven en wij dus tien dagen
tijd hebben gehad om ze te onderzoeken. Ik maak er
dan ook het schepencollege geen verwijt van en zou het
integendeel moeten bedanken ons den noodigen tijd ge
laten te hebben om de begrooting te onderzoeken. Het
is ook de eerste maal dat ik niet begrijp hoe het moge
lijk is de begrooting met zoo een formidabel overschot
te sluiten. In den buitengewonen dienst staat gij daar
met bijna een millioen en half overschot. Indien de cij
fers van den gewonen dienst aangenomen worden zoo
als zij thans door het schepencollege in de begrooting
zijn vastgesteld, dan sluit deze dienst ook met een over
schot van 101.906 fr. Dit maakt dus samen een overschot
van 1.601.000 fr. Ik begrijp niet goed hoe de begrooting
opgemaakt werd en zou daarover eenige woorden uit
leg willen hebben. Niettegenstaande dit overschot, wer
den er verschillige leeningen aangegaan en nu vraagt
gij nog de vernieuwing der opcentiemen. Ik begrijp
niet goed waarom gij nog 90 opcentiemen voorstelt als-
wanneer de gewone dienst sluit met een overschot van
bijna 102.000 fr. Wanneer ik de opbrengst der ver
schillige opcentiemen samentel, dan kom ik aan een
gezamenlijk bedrag van 730.000 fr. Moest gij die op
centiemen, die nu berekend zijn op 90, met het over
schot van 102.000 fr. verminderen, dan zoudt gij de op
centiemen gemakkelijk op 75 kunnen bepalen. Dan nog
zou de begrooting in evenwicht sluiten en dit ware ter-
zelfdertijd een gevoelige verlichting voor de lastenbe-
talers. Ik dring er zooveel te meer op aan de opcentie
men te verminderen, omdat al de voorziene cijfers van
de opbrengst der belastingen merkelijk zullen overtrof
fen worden. De cijfers, door het Bestuur der belastin
gen aangegeven, zijn steeds ver beneden de werkelijk
heid en vroeger heb ik zulks reeds bewezen. Ik maak
er het schepencollege geen verwijt van, doch als er min
der opgegeven wordt dan hetgeen feitelijk zal ontvan
gen worden, dan zijn wij niet verplicht die cijfers goed
te keuren en mag men ze verbeteren. Zulks kan ver
wezenlijkt worden in het doen betalen der opcentiemen.
Wanneer ik aandring om minder opcentiemen te heffen,
dan is het omdat de economische toestand van het land
sedert eenigen tijd op ontegensprekelijke wijze ver
beterd is. Dit wordt door niemand meer betwist. Er
wordt meer voortgebracht en meer verdiend. De loonen
en winsten zijn opgestegen, zoodat de belastingen dus
onvermijdelijk ook meer zullen opbrengen. Ik meen
dat gij met 75 opcentiemen te heffen ruimschoots zoudt
toekomen en zoo zoudt gij een belangrijke ontlasting
toestaan. Wat meer is, iedereen vraagt de vermindering
der lasten die nog te zwaar op den rug der lastenbe-
talers drukken, en in alle openbare besturen worden
er ernstige pogingen aangewend om de lasten zooveel
mogelijk te verminderen. Het is dan ook de plicht van
den gemeenteraad de hem hier door het bestaande over
schot geboden gelegenheid waar te nemen om de opcen
tiemen van 90 op 75 te verminderen en alzoo nog de be
groeting in evenwicht te kunnen sluiten.
M. Leuridan. Ik treed volmondig het voorstel van
den Heer Missiaen bij en ben van oordeel dat de stads
kas den rijkaard niet moet uithangen om het plezier
alleen daar veel boni te zien prijken, maar integendeel
dit boni herleiden moet door een inkrimping der opcen
tiemen. Het ware zeer moeilijk dit in een anderen zin
te doen en zoo zult gij u niet blootstellen aan misreke
ningen. Met de opcentiemen van 90 op 75 te brengen
zal de schaal nog in evenwicht zijn en het is dan ook
daarom dat ik hier eveneens aandring en het voorstel
van den Heer Missiaen bijtreed en er de stemming over
vraag.
M. Vanderghote. Als burgemeester en schepen van
financiën heb ik als plicht voor de financiën van stad te
zorgen. Ik ben evengoed als gij allen van oordeel dat
de belastingen zoo laag mogelijk moeten vastgesteld
worden en ik ben met u t'akkoord cm te zeggen dat het
wenschelijk is de belastingen te verminderen. Wij staan
hier thans met een uitzonderlijken toestand. Er is een
boni van 1.100.000 fr. in den buitengewonen dienst en,
indien dit door den raad goedgekeurd wordt zooals het
schepencollege het heeft voorgesteld, van 100.000 fr. in
den gewonen dienst. Wij moeten echter voorzichtig zijn..
Wij staan nog voor een aantal werken die in de begroo
ting niet voorzien zijn. Wij zijn zinnens aanstaande jaar
groote werken van onderhoud aan de straten uit te
voeren, en daarom ben ik van oordeel het overschot
niet aan te raken. Wij hebben ook nog oorlogsschade
die nog niet vastgesteld werd en daar wij het herbeleg
moeten doen is het, zoolang de oorlogsschade van stad
niet definitief bepaald wordt en wij de balans niet kun
nen maken, voorzichtig zekere sommen beschikbaar te
hebben om dit herbeleg te kunnen doen. Verders is er
nog een andere moeilijkheid. Wij moeten nog altijd
400.000 fr. voorschotten terugbetalen en de Staat kan
die som den een of anderen dag terugvorderen. Dien
aangaande zijn wij thans in onderhandeling met het
ministerie. Dit zijn al redenen om de provisie van
1.100.000 fr., die wij in den buitengewonen dienst heb
ben, niet aan te raken. Wat het boni van 100.000 fr. in
den gewonen dienst betreft, moet ik aan de Heeren Mis
siaen en Leuridan doen opmerken dat het boni in den
kop der begrooting voorzien onder artikel een der ont
vangsten, waar er een som van 128.471 fr. 76 ingeschre
ven staat als vermoedelijk boni op 1 Januari 1937, slechts
definitief zal worden wanneer de rekening 1936 in feite
een overschot laat en zoodanig gesloten wordt dat het
vermoedelijk boni dan een werkelijk boni zal zijn. Maar
moest de stadsrekening 1936, die aanstaande jaar
op 1 Juni zal gesloten worden, met een mali sluiten, dan
verdwijnt automatisch geheel het thans voorziene ver
moedelijk boni. Om dit te vermijden vind ik het geraad
zaam het overschot van 100.000 fr. in den gewonen
dienst te behouden en te wachten tot aanstaande jaar
om dan te zien zoo het vermoedelijk boni wel een wer
kelijk boni is. Indien dit zoo uitvalt dan kunnen wij
ook het volgende jaar de vermindering der opcentiemen
voorstellen. Nu reeds hebben wij een kleine verminde
ring van belasting op de balkons en op het straatge-
bruik voorzien. Dit is dus een bewijs dat wij ook wen-
schen de belastingen te zien verminderen en ze niet,
zooals de Heer Leuridan het zegde, nutteloos heffen
om het plezier veel geld in kas te hebben. Wij zijn ge
neigd de belastingen in de mate van het mogelijke te
verminderen. Wanneer er toekomende jaar werkelijk
een boni is, dan zullen wij gansch bereid zijn op het
voorstel van den Heer Missiaen in te gaan en de breed
ste ontlasting mogelijk toe te staan. Dit jaar echter
moeten wij nog voorzichtig zijn en zien dat wij nu niets
geven wat wij dan toekomende jaar zouden moeten
terug nemen. Daarom stel ik aan den raad voor de thans
voorgestelde opcentiemen in globo te aanvaarden. Wij
houden allen gelijk er evenmin aan de lastenbetalers
meer te doen betalen dan het moet. Doch wij mogen
ook niet roekeloos te werk gaan en nu iets geven wat
wij toekomende jaar dan misschien zouden verplicht
zijn terug te nemen.
M. Leuridan. Gij zoudt thans willen doen verstaan,
Mijnheer de voorzitter, dat het vermoedelijk boni van
128.000 fr. slechts fictief is, maar dan hadt gij ons geen
zoo optimistisch verslag mogen voordragen zooals gij
dit gedaan hebt over eenigen tijd naar aanleiding, zoo
ik mij niet bedrieg, van het neerleggen der stadsreke
ning van 1935. Ofwel was uw zoo gunstig verslag onder
hevig aan kritiek en betwisting, ofwel dan zijt gij recht
zinnig geweest en bestaat bijgevolg dit boni. En nu het
in de begrooting geschreven staat, moogt gij dit boni
thans niet meer in twijfel trekken. Gij moet dit cijfer
als ernstig aanzien of kunt gij dit niet
M. Vanderghote. Neen. Beziet den kop der begroo
ting. In het actief hebben wij een som van 207.000 fr.
als vermoedelijk mali op 1 Januari 1936. Die som wordt
verminderd met 80.000 fr. die in het passief voorkomen
als tekort op de rekening van 1935, en het verschil
daarvan moeten wij als ontvangst in den gewonen dienst
brengen. Dit is wat men noemt un jeu d'écriture en
het nu voorzien vermoedelijk boni zal alleen maar een
werkelijk boni zijn wanneer de stadsrekening van 1936
met een excedent sluit. Nu reeds hebben wij dit ver
moedelijk boni van 128.000 fr. met een ontlasting van
30.000 fr. geamputeerd, omdat alles laat verhopen dat
de toestand verbeteren zal. Doch het is alleen maar den
1 Juni aanstaande dat wij met zekerheid zullen weten
indien het boni werkelijk is of niet. Indien wij het zeker
waren zouden wij van nu reeds bereid zijn u voldoe
ning te geven. Gij moogt er immers van overtuigd zijn
dat het schepencollege zoowel als al de leden van den
raad bereid is zooveel ontlastingen mogelijk toe te staan
en hoegenaamd geen taksen heft voor het louter plezier
veel geld in kas te hebben.
M. Missiaen. De bewijsvoering van den Heer burge
meester heeft mij niet overtuigd. Wat betreft de oorlogs
schade, bestatig ik dat dezelfde som voorzien wordt
in ontvangsten en uitgaven. Daarbij ik voorzie ook niet,
dat er meer uitgaven zullen zijn dan inkomsten om
dat de stad nog oorlogsschadevergoedingen moet ont
vangen vcor herbeleg dat reeds gedaan is. De stad zal
dus eerder meer ontvangen. En al moest zij thans min
der ontvangen dan hetgeen de werken van herbeleg
mpeten kosten, dan nog is de raad daar cm te beslissen
ep welke manier die werken moeten gedaan worden
en zoo het iverkelijk nocdig is ervoor meer uit te geven
dan er als oorlogsschade daarvoor ontvangen werd.
Indien men nu reeds moet besparen voor werken die
enkel in 't vooruitzicht zijn, dan weet ik niet waar wij
naartoe gaan. En daarbij is zulks zeer gevaarlijk. Im
mers, voor het uitvoeren dezer werken, rekent gij op de
toelagen van de Orec, doch de sommen waarover de
Orec beschikt zijn in de eerste plaats bestemd voor die
gemeenten te helpen welke geld noodig hebben. Wan
neer de Orec nu zal zien dat uwe begrooting met meer
dan een millioen overschot sluit, dan zal men ginder
natuurlijk zeggen dat de stad Yper geen geld noodig
heeft. Gij loopt dus groot gevaar geen toelagen te ge
nieten door het feit dat de stadsbegrooling met een
overschot van meer dan een millioen sluit. Gij spreekt
daar ook nog van 400.000 fr. voorschotten aan vroegere
besturen gedaan en die thans nog zouden moeten terug
gegeven worden. Ten tijde dat ik schepen van finan
ciën was, werd dit al gelikwideerd.
M. Vanderghote. Wij hebben zelfs nog. voor de
jaren 1920 en 1921, 50.000 fr. moeten terugbetalen voor
kosten der rechtbank van Oorlogsschade.
M. Missiaen. 't Is mogelijk, doch 400.000 fr. is veel.
In de jaren 1930-31, wanneer wij de volledige rekening
aan den Staat vroegen van hetgeen de stad nog ver
schuldigd was, dan zijn wij ertoe gekomen dit al af te
korten, tot zelfs ook een som van 300.000 fr., meen ik,
als tusschenkomst in de werken van het Belfort, zcodat
er nu dus geen schulden meer kunnen zijn.
M. Vanderghote. Dit zijn subsidiën die door den
Staat verleend werden ten tijde van de aanneming der
stad.
M. Missiaen. Ik weet het en wij hebben zelfs die
schuld betwist omdat wij toch niet kunnen aansprake
lijk gemaakt worden voor de dommigheden die toen
begaan werden. Wij hebben die terugvorderingen toen
betwist, doch zijn er niet in gelukt ze van de hgnd te
wijzen en hebben ze betaald. Verschillige jaren zijn
sindsdien verloopen gedurende dewelke er daarvoor
niets meer in de begreoting voorzien werd, en nu al
met eens zou er daarop teruggekomen worden.
M. Vanderghote. Wij hebben dit altijd betwist,
doch die schuld is door de stad erkend geweest.
M. Missiaen. Ja, omdat wij daartoe verplicht, wa
ren ten einde van sommige andere voordeelen te kun
nen genieten. Wat mij betreft, indien gij overtuigd zijt
dat gij die som moet terugbetalen, dan zou ik veel lie
ver zien dat ze in de begrooting geschreven staat.
M. Van der Mersch. Wij zijn daarvan niet over
tuigd, gezien wij die betaling betwisten en nog steeds
in onderhandeling zijn.
M. Missiaen. Ik gevoel hoe langer hoe meer dat
alles wat hier aangehaald werd niets anders is dan een
voorwendsel om te doen gelooven dat de 90 opcentie
men er noodig zijn. Ik zal straks zeggen waarom. Ik
ben niet t'akkoord met den Heer burgemeester 'wanneer
hij spreekt over werken die nog maar slechts in 't voor
uitzicht zijn. Die werken moeten in de begrooting ge
schreven staan, anders hebben zij geen waarde voor
mij. De Heer burgemeester zegt ook dat wij nog op het
boni van den gewonen dienst niet mogen rekenen. Ik
weet dat de kop der begrooting steeds een apothekers
rekening is waaruit niemand wijs kan worden, zelfs
niet wanneer hij zijn vijf zinnen verzamelt en er nog
een zesde zin zou bijvoegen, doch wanneer gij dit in de
begrooting schrijft dan moet gij dit toch onderzocht
hebben. De Heer burgemeester zegt dat, moest de reke
ning 1936 met een mali sluiten, geheel de kop der be
grooting daardoor zou veranderen. Dit is een veronder
stelling die mij niets zegt. De kwestie is te weten zoo
de begrooting in evenwicht is ja of neen. Het is daar
mede alleen dat ik rekening houd. Uwe vooruitzichten
zijn steeds ver overtroffen geweest, zöoals ik het u
steeds voorspelde en dat wordt thans nogmaals bewe
zen door het feit dat de vroegere rekening met een boni
van meer dan 100.000 fr. gesloten werd. Gij hebt altijd
uwe ontvangsten te laag en uwe uitgaven te hoog voor
zien. Dit is een politiek zooals een andere en ik maak
er u geen verwijt van, doch wij moeten toch klaar zien.
Veronderstellen wij dat de stadsrekening nu nogmaals
met een boni sluit van 100.000 fr. zooals in 1934 en 1935
en, daar de economische toestand thans in 1936 veel
verbeterd is, wijst alles er op aan dat het werkelijk
zoo zal zijn. immers de vooruitzichten zijn thans veel
beter dan vroeger, dan is het geen mali maar wel een
boni dat gij moogt verwachten. Ik weet wel dat het
geen bilan is dat opgemaakt werd, het is een begroo
ting, een jeu d'écriture zooals de Heer burgemeester
het zegde. Doch het mag nu nog al veranderen wat wil,
dit zal in niets de begrooting van 1937 beïnvloeden,
maar wel de begrooting van 1938 zou met een mali be
ginnen. Voor het oogenblik is het dus een vermoedelijk
ofwel een zeker overschot. In geheel België is er geen
enkele stad wier begrooting in den gewonen dienst met
een overschot sluit. Hoe wilt gij dan op toelagen reke
nen wanneer uw gewone dienst zulk een overschot
laat Stelt u eens in hun plaats. Zoudt gij ook niet zeg
gen ze hebben daar geen toelagen noodig, ze zwemmen
in 't geld. Gij ziet dus hoe gevaarlijk het is op derge
lijke wijze te werk te gaan. In plaats van dit jaar reeds
de lasten te verminderen, verkiest gij te wachten tot in
1938 om dan een grootere vermindering te kunnen toe
staan. Verleden jaar reeds heb ik laten opmerken dat
het mogelijk was een ontlasting toe te staan en toen
gaf de Heer burgemeester mij juist hetzelfde antwoord
als nu. Thans is het mogelijk de belastingen te vermin
deren en zoo dit niet gedaan wordt dan zult gij dan
daar staan met verschillige honderde duizend franken
overschot aan den kop der begrooting. In 1938 zult gij
de belastingen verminderen, maar dan hebben wij de
gemeenteverkiezingen. Dan zult gij de opcentiemen tot
op 50 of misschien op 40 verminderen om zoo overal
te kurinen rondbazuinenziet eens welke goede be
stuurders wij zijn, wij zijn er in geslaagd de gemeen
tebelastingen van zooveel te verminderen. Sommigen
zullen zich mogelijks laten beet nemen, mij echter zult
gij daarmede niet vangen, want toen zal ik niet nala
ten erop te wijzen dat er slechts 70 opcentiemen beston
den toen gij aan het bewind kwaamt, dat gij ze tot op
90 verhoogd hebt, dat gij verscheidene nieuwe lasten
op balkons, rijwielen, enz. gelegd hebt, en dat gij ver
schillige jaren lang de bevolking meer hebt doen be
talen dan noodig was, Enkele maanden voor de verkie-