Werken Veredelt
KORTRIJKSCHE
- ONDERLINGE -
Brand Leven
Ongevallen
4
WAAR Zl)*t Gi) HST ZEKERST
£N VOORDSELIGST VERZEKERD
TE KORTRIjK
Bijkantoor te Y?ER
8, Mondstraat Te!. 159
Algemeen Opziener Omer Robyn
Un Memorial est dédié
au Commandant LUCIEN BIA,
un ancien habitant d'Ypres.
Mac Kinley, een der vorige Presidenten der
Vereenigde Staten, verbleef tijdens een klein
verlof op zijn landgoed, ver van de beslommerin-
gen van het Witte Huis. Op zekeren dag vond een
reporter hem bezig met palen te slaan rond een
pas aangelegde weide en vroeg hem
Maar, Heer Voorzitter, zijn er dan geen werk
lieden op het erf om dit werk uit te voeren
Mac Kinley antwoordde zeer juist en zeer
gevat
Wel ja, maar ik doe dat, om het volk te
toonen dat werken geen straf en geen schande is.
Deze alleen onteert zich, die er zich aan onttrekt!»
En zoo deden Coolidge, Roosevelt, Wilson en
schier al hun voorgangers.
Tegenwoordig schuwt men het werk als iets
onteerends. Handenarbeid wordt met loensche
oogen bekeken men haakt in de bureelen naar
het zalig nietsdoen als naar de wellusten van
een aardsch paradijs
En zoo komt dat middelbare scholen, colleges,
athenea's. Universiteiten opgepropt zitten met
kandidaten enkel geroepen om later het leger der
geesteswerkeloozen aan te dikken.
Er mag bij onze jeugd wel eens aangedrongen
op de noodzakelijkheid van het werk, hoe de
ouden over het werk dachten en hoe onze voor
ouders door het werk tot.welstand kwamen. Zij
zou dan haar avonden doorbrengen in vak- en
nijverheidsscholen, en alzoo, met een verzekerde
toekomst, de heropbeuring van ons vaderland
in de hand werken. Het land is tegenwoordig
veel te rijk aan gediplomeerde leegloopers
De streken van den Tigris en den Euphraat,
eeuwen lang aan het gezag der Turken onder
worpen, zijn tegenwoordig verlaten omdat de
mahomedaansche godsdienst allen ekonomischen
vooruitgang vijandig was vroeger maakten ze
deel uit van het groote Perzische rijk, in de oud
heid beroemd om de vruchtbaarheid der velden
en den rijkdom der steden de leer van Zoroaster
die het werk heiligde, werd er trouw onder
houden.
Bij zekere feesten bebouwde de Keizer van
China, alhoewel Zoon des Hemels met eigen
hand de rijstvelden.
Landbouw en nijverheid kwamen in Japan,
buiten Europeeschen invloed, tot hoogen bloei,
omdat de Shinto een eeredienst der natuur was,
die aan de grooten, zelfs aan den keizer, den een
voud, de zuinigheid, en aan allen het werk ge
bood.
De spreuk der ouden is waar Die aan zijn
zoon geen ambacht leert, voedt hem op tot dief
stal
Zeden-aangroei heeft altijd een vermeerdering
van voorspoed als gevolg. Stoffelijk welzijn sleept
altijd verval na zich, wanneer het niet gepaard
gaat, en wel in gelijke mate met den bloei der
zeden. De ondergang van alle groote rijken be
wijst deze waarheid.
Wil het werk weer in eere komen, wil zijn od-
brengst vermeerderen en wil het, dat land en
volk hun voorspoed en verloren macht aan het
werK danken, dan moet er komen meer plicht
besef, daar waar men enkel maar van rechten
spreekt. De werkman, die deze deugd mist, zal
weinig en slecht werken, het oog van den meester
vreezen, van zijn werk geen tevredenheid en
innige zelfvoldoening medebrengen en droomén
dat het heil alleen te vinden is in werkstaking,
sabotage en fabriekbezetting.
Vooruitzicht moet er ook zijn. Vooruitzicht
leidt tot spaarzaamheidspaarzaamheid baart
kapitaal en het kapitaal maakt het werk vrucht
dragend. Vooruitzicht is een kracht van den geest,
want het is de toekomst onder een juist daglicht
beschouwen. Een Japansch spreekwoord zegt
Graaf uw put vooraleer gij dorst hebtHet is
in het vooruitzicht der komende mogelijke noo-
den dat een verstandig werkman een deel zijner
voortbrengst spaart en alzoo de middels vergaart
om beter te leven en meer voort te brengen. Het
is gebrek aan vooruitzicht bij een werkman, die
droomt dat de dop en de Staatsmelkkoe zijn
dag-in-dag-uit leventje moeten vergoelijken.
Bezit onze jeugd, zelfs onze volwassene jeugd.
dit noodzakelijk vooruitzicht, den kijk op de toe
komst. Aan gansch haar doening, aan gansch haar
levenswijze te zien, zou men het sterk betwijfe
len de grooten leven kommerloos van den eenen
dag op den anderen hoe zouden het de jongeren
niet doen Doch daarover meer in een der vol
gende nummers.
Voorwaar het zijn niet altijd de nieuwe rijken,
middenstanders of hooge burgerij, die het hooge
voord voeren bij kruidenier, beenhouwer of
hotelier, maar wel deze, die bij schielijk werkge-
brek of ziekte, er als de weerlicht bij zijn om
belleken trek te spelen aan bureelen van werkloo-
zen en krisisfondsen, die het hardst tieren tegen
levensduurte en het meest donderen tegen het
kapitaal.
De geest van spaarzaamheid verrijkt de huisge
zinnen en de Staten.
Pruisen was, een eeuw geleden, naar het getui
genis van Voltaire, een zandwoestijn. De geest
van orde, zuinigheid en verstandig beheer waaide
over die streken en die machtige Staat werd ge
boren, waartegen een gansche wereld vier lange
jaren moest strijden en die nu wederom de schrik
van Europa is.
In de geschiedenis lezen we dat de Karaïben
de boomen neervelden om er de vruchten te kun
nen van plukken. Dat is het echte beeld van de
kortzichtigheid. Wij moeten waarachtig zoo ver
niet teruggaan onze hedendaagsche samenleving
is een irouwe weerspiegeling van dat beeld.
Wij wonnen groote daghuren, geld als slijk,
laten wij ervan genietenwankelen 's lands
finantiën, kwijnt de Staatsboom, wat geeft dat,
zoo wij er maar de laatste vrucht kunnen van
plukken
Uit het gemis aan vooruitzicht komt de onma
tigheid en de dronkenschap voort, die de vruchten
van den arbeid en de geschiktheid tot werken
vernietigen en de ellende bestendigen.
Wie van krediet gewaagt, spreekt ook van ver
trouwen en dat vertrouwen rust op de zekerheid
dat de verbintenissen trouw zullen volbracht
worden. Die machtige hefboom voor allen handel
heeft dus ook een deugd als basis. Waar die deugd
ontbreekt, is ook het krediet ziek.
De volharding is ook een groote ekonomische
kracht.
De Zeeuwen hebben tweemaal hun vaderland
veroverd eerst op de Spaansche dwingelandij
en ten tweede op de zee, telkenmale door volhar-
ding.De volgehouden strijd tegen klimaat, ziekten
en de wilde volkstammen door de eerste landver
huizers en kolonisten, hebben de machtige natie
der Vereenigde Staten in 't leven geroepen.
De rang, door verscheidene werklieden in de
maatschappij bekleed, is in verhouding met hun
ontwikkeling van het gevoel van vooruitzicht en
volharding. Volharding was de grondslag van het
leven van een Rokefeller, een Stanley, een Roo
sevelt, een Harding, een Coolidge. Je maintien-
drai is de fiere leus van het Nederlandsch Vor
stenhuis. Ik zal volhoudenmoet ook de lijf
spreuk worden van de jeugd van ons nieuw ge
slacht.
Indien de Vlaamsche gemeenten in de Middel
eeuwen zoo rijk en machtig waren, is het te wij
ten aan al de heerlijke werkmansd^ugden, die
toen heerschten en frisch opbloeiden nauwgezet
heid, plichtbesef in de te volbrengen taak, de
geest van vooruitzicht en spaarzaamheid, de zorg
en de broederlijkheid in den schoot van hun
gilden.
Overal, waar gij een rijk land zult vinden, wees
er ook van overtuigd, dat het bewoond is door een
volk, onderworpen aan de zedenwet en gehoor
zaamheid aan den plicht. Een land, in goed be
bouwde akkers verdeeld, bedekt met volle
schuren een land, dat weergalmt van den slag
der hamers en der getouwen, bewijst dat er die
mannelijke deugden heerschen die helden maken.
Hulde aan den werkman, die voornoemde deug
den bezithulde aan het land dat duizenden zulke
werklieden bevat. Moge het België wezen
Vlaamsche jeugd, ziedaar uw weg, uw heil
Tot hiertoe heeft men u, omdat men de krisis
moest bekampen, over 't hoofd gezien. Een af
grond van stoffelijke ellende wordt langzamer
hand gedempt, maar men komt tot de bestatiging
dat er een andere van veel grooter afmetingen
en diepte gaapt, de afgrond der zedelijke inzak
king der jeugd.
Welke zijn daarvan de oorzaken en de gevol
gen
Later daarover meer. X
Handelsregister Kortrijk 952
NATUURLIJK bij de Naamloozt
Maatschappij, de
Onderneming gemachtigd bij Koninklijk Besluit
van 23 December 1932, in uitvoering van de wet
van 25 Juni 1930.
Hare werking uitstrekkende over gansch het
land, worden er nog ernstige Vertegenwoordigers
gevraagd.
Voor alle inlichtingen wende men zich tot het
o
C'est la lecture d un récent article du bulletin
du T. C. B. qui nous incite a rappeler des souve
nirs, que notre presse locale a négligé d'évoquer
jadis, et qui, estimons-nous a notre double point
de vue beige et Yprois, ne doivent pas être lais-
sés dans l'ombre.
Get article nous fait connaitre que nombre de
pionniers de la civilisation ont eu l'honneur d'un
monument en papier, sous forme d'un timbre-
poste.
Citons outre de Brazza, Ballay médecin, Faid-
herbe général, et Gentil explorateur frangais,
Nachtigal, explorateur allemand du Sahara et du
Soudan Gordon pacha, tué par les derviches du
Mahdi, sans oublier le pacificateur du Maroc,
Lyautey. Enfin Stanley, le premier dont un tim
bre beige raviva son épopée transafricaine.
C'est plus qu'un timbre-poste, souvenir bien
fragile et périssable, qui immortalise le nom d'un
ancien habitant d'Ypres dont nous relaterons ici
la brillante carrière au Congo c'est un mémorial
qu'a été élevé a N'Tenke et consiste en un buste
du commandant Bia, oeuvre du statuaire Léon
Mignon. C'est a l'endroit même oil mourut l'hé-
roïque explorateur que se dresse ce monument.
Un noble cceur.
Tous les ouvrages traitant de notre colonie rap-
pellent que l'année 1889 fut pleine d'inquiétudes
pour le jeune état indépendant.
Des émissaires de Cécil Rhodes-étaient chargés
de s'entendre avec le chef nègre Msiri, qui régnait
sur le Katanga supérieur. Cette région était com
prise dans le nouvel état, mais elle n'était pas
encore occupée. Conscient du danger qui mena-
gait de ce cöté, le roi-souverain dépêcha une pre
mière mission, qui fut suivie bientót d'une se
conde, sous la direction d'Alexandre Delconj-
mune. Dans l'entretemps s'était fondée la com
pagnie du Katanga dont le but principal était
l'exploitation économique du pays. La compagnie
envoya sur place le capitaine Bia, dont les ad-
joints étaient les lieutenants Derscheint et
Francqui, qui devint plus tard ministre, feu Cor
net, le savant professeur de Mons et le docteur
Amerlynck.
M. Francqui a consigné le récit pathétique de
cette expédition dans «Le mouvement géogra-
phique de l'époque. Embarqué. a Anvers le 18
mai 1891, elle atteignait, après des fatigues sans
nombre, le 30 janvier 1892 Bunkeya, la capitale
du Sultan Msiri. D'autres misères attendaient la
vaillante caravane. Msiri venait d'être tiré par
notre compatriote Bodson. Cet événement dis-
persa la population et son exode provoqua la
famine darls la région. Après deux mois de souf-
frances, la petite troupe se remit en route a tra
vers le plateau désert des Kundelungen, pour-ar-
river enfin prés du lac Moëro, en plein pays de
cocagne. L'abondance qui remplagait la disette
allait causer un mal aussi grave: la dysenterie.
Bia malade abandonna son commandement a son
camarade Francqui. Ce jeune officier conduisit
la colonne expéditionnaire le long du Luapula.
Après avoir placé une plaque de bronze a Chi-
tambo, oü Livingstone avait rendu le dernier
soupir, les voyageurs se dirigèrent vers N Tenke,
au sud du Katanga.
Mais laissons la parole a M. le ministre Fran
cqui Pour Bia, ce voyage n'avait été qu'un cal-
vaire. En arrivant au but, il est saisi d'une fièvre
bilieuse hémacurique et nous est enlevé le 30
aoüt. Ce coup quoique prévu nous consterne tous
et moi personnellement plus que n'importe qui.
Les quatre mois que je venais de passer seul avec
lui m'avaient permis d'apprécier toutes les qua-
lités de ce noble coeur. Energie, bon sens, ame gé-
néreuse et droite, esclave du devoir, tel était le
portrait moral de ce vaillant officier, que la mort
enlevait a l'armée et a la-cause africaine. Pendant
le rude voyage que nous venions d'accomplir, les
liens d'amitié qui nous unissaient s'étaient res-
serrés fortement aussi sa disparition m'affecta
profondément.
L.e corps de Bia repose au sud du village de
N'Tenke, au sommet d'une petite colline.
Toutefois, le sacrifice du courageux Bia qui ne
prétendit pas arrêter un seul instant la marche de
l'expédition n avait pas été vaine. II avait permis
a Cornet de reconnaitre les richesses cuprifères
du Katanga. Voila le fait mémorable que le monu
ment Bia rappellera désormais aux jeunes colo-
niaux, aux hommes d'affaires qui emprunteront
la ligne du Benguela pour entrer dans notre
colonie. C'est la une des pages émouvantes de
notre histoire coloniale, en rappelant aussi une
des découvertes les plus considérables au point
de vue de l'avenir économique du Congo. C'est
a N'Tenke en effet que le géologue Cornet, accom-
pagnant Bia, découvrit les premiers gisements de
cuivre. SERPY