I c SI M c d t v n P a A n b S n d 8' 8* D b« B w VJ d< b< Xt ii, ee 32 •F *e *a Ke gl ee ie 4e bijzonaersie verkeersmiddelen uitmieken. Wan neer, in. het begin der 191 eeuw, de fabriek het werk ten huize kwam vervangen, verhuisde de textielnijverheid ten grooten deele naar de ste den waar zij talrijke voordeelen vond, namelijk groote gemakkelijkheid van vervoer per water en rechtstreeksche verbindingen met de' zee. Het is dus een feit dat meest alle nijverheden zich bij voorkeur langs een bevaarbaren water weg vestigen en dat tal van nijverheden zonder een waterweg niet leefbaar zijn. Moeten wij de reeks voorbeelden, door den Heer Delmer aangehaald, nog aanvullen met dit ander treffend voorbeeld, hier dichter bij ons gelegen, namelijk de vaart Kortrijk-Bossuyt Zonder deze vaart zou Sweveghem, waar men nu door den gedurigen aangroei der bevolking ver plicht is een nieuwe en grooter kerk te bouwen, nooit die machtige electriciteitscentrale, die 110 werklieden bezigt, gehad hebben zou de draad- trekkerij der firma Bekaert, waar 850 personen arbeiden, nooit die ongehoorde uitbreiding geno men hebben, en zouden die langs de vaart gele gen pannenfabrieken en textielnijverheden niet ontstaan zijn, enz. Iedereen is hier ook ooggetuige van de machtige uitbreiding genomen door han del en nijverheid in de steden en dorpen gelegen langs de vaart Rousselare-Leie. Het is ook kenschetsend dat wanneer een wa terweg langs een zijner oevers door een spoorlijn gevolgd is, het op dezen oever is dat de nijver heidsontwikkeling zich het meest en zelfs dik wijls uitsluitelijk zal ontwikkelen. Het kanaal Gent-Terneuzen is daarvan een treffend voor beeld. In Frankrijk, in een streek die door velen onder ons goed gekend is, namelijk van Parijs tot aan Corbeil, zien wij juist hetzelfde. Daar volgt de spoorweg ook grootendeels den loop der Seine en op de strook, die de spoorlijn van de Seine scheidt, volgt de eene fabriek de andere op. En daaronder treft men aan metaalnijverheden, ijzergieterijen, papierfabrieken, enz. en onder meer de vermaarde Werkhuizen Decauville, de Groote Bloemmolens van Corbeil die den graan zolder van Frankrijk genoemd worden. Dit feit alleen bewijst reeds dat spoorwegen en water wegen elkander niet bestrijden, maar elkander eerder aanvullen en dat de grootste en machtigste nijverheden daar op die plaatsen te vinden zijn waar zij en aan waterweg en aan spoorweg kun nen verbonden zijn. De binnenscheepvaart, die zoo goed de nijver heidsontwikkeling bevordert, ondersteunt ook machtig onzen zeevaarthandel. Zij weet zich ook, beter dan gelijk welk ander vervoermiddel, aan de handelsbedrijvigheid aan te passen. In tijd perk van bloei wint de schipper een weinig geld, doch in tijd van crisis vergenoegt hij zich met een minder loon en aanvaardt hij zeer lage vrachtprijzen, die aan vele nijverheidsonderne mingen toelaten de crisis te doorworstelen. Hoe komt het dat de vervoerkosten per schip zooveel lager zijn dan per trein De Heer Delmer antwoordt hierop door een slaande beeld. Een kempische kast van 600 ton, met een motor van 80 paarden, kost gemid deld 480.000 fr., 't zij 800 fr. per ton. Daarentegen, een trein, om een nuttige lading van 600 ton te vervoeren, zal bestaan uit een zware locomotief, een fourgon en 24 wagons van 25 ton. Al dit rol lend materiaal vertegenwoordigt een kapitaal van 2.325.000 fr., of 3.875 fr. per ton koopwaren, 't zij omtrent vijfmaal zooveel als het schip. Een schip kan veertig tot vijftig jaar lang méégaan zonder belangrijke herstellingen en kan daarna, mits een herziening, nog langen tijd dienst doen. Het onderhoud van een schip kost bijna niets, het is meestal de schipper zelf die zich, in zijn verloren tijd, met het schilderen en teeren van zijn schip gelast. Alleen het onderhoud van den motor veroorzaakt eenige kosten. Het personeel van een schip van 600 ton beperkt zich tot twee personen, waarvan het logement daarbij nog in het schip zelf verzekerd is. Heel anders is het voor een trein. De amortisatie van het kapitaal in het rollend materiaal der spoorwegen geves tigd moet veel sneller geschieden, daar de dienst- duur ervan veel korter is. De sleet op een trein is veel grooter en eischt talrijke en kostelijke herstellingen. Het personeel van een trein be draagt minstens een machinist, een stoker en een chef-garde. De locomotief, die een trein van 600 ton voorttrekt, moet een stoomkracht van 1000 paarden ontwikkelen, zoodat de trekkracht per vervoerde ton vap twaalf tot twintig maal groo ter is per spoor dan per water. Voegt daarbij dat een schipper geen algemeene kosten heeft, terwijl deze van de spoorwegen zwaar drukken op zijn inkomprijzen. Het is dus niet te verwonderen dat de vervoer- prijzen veel lager zijn per schip dan per spoor weg en, mits enkele verbeteringen aan te bren gen aan de schepen en aan de waterwegen, ware het mogelijk de vrachtprijzen per boot nog mer kelijk te doen dalen. Hiertegen wordt opgeworpen dat, zoo de uit bating van een schip minder kostelijk is dan deze van een wagon, het gebruik van den waterweg daarentegen veel duurder kost dan dit van den spoorweg, en dat zoo het vervoer per water goed- kooper schijnt, zulks te wijten is aan het feit dai de schipper slechts voor een klein deel in de kos ten van onderhoud en uitbating der waterwegen zou tusschenkomen. Welke kosten vergen de waterwegen Deze opwerping noopt er ons toe eens de winst en verliesrekening der bevaarbare waterwegen te onderzoeken. Wat kost de binnenscheepvaart aan de gemeen schap Niets, antwoordt de Heer Delmer. De scheep vaart vergt een uitgave van 28 millioen, doch dit wordt door een even belangrijke ontvangst ver goed. Om dit nader toe te lichten, volgen wij echter liever de uiteenzetting van den Heer Del mer. In 1935, werd er door de Kamers een som van 38.500.000 fr. ter beschikking van den Minister van Openbare Werken gesteld voor het onder houd der waterwegen. Deze som kwam echter maar gedeeltelijk ten goede aan de binnenscheep vaart. Twintig millioen werden ervan afgenomen voor de baggerwerken in de Schelde stroomaf waarts Antwerpen ten einde den toegang der zeeschepen te verzekeren. Met dit krediet van 38.500.000 fr. bekostigde men ook nog het onder houd en de versterking der oevers van de tijri vieren het onderhoud der bruggen op rivieren en stroomen de gedane uitgaven om de aflossing der wateren in Vlaanderen te verzekerende onderhoudswerken aan het zeekanaal van Gent naar Terneuzen de werken langs de Ourthe, de Semois en andere niet bevaarbare rivieren. Na aftrek van al deze uitgaven, blijft er nog ten hoog ste een som over van 13.500.000 fr. die werkelijk aan de binnenscheepvaart ten goede kwam. Daar bij dienen gevoegd de onderhoudskosten der vaarten beheerd door den scheepvaartdienst be dragende 2.500.000 fr„ 't zij te zamen de som van 16.000.000 fr. Verder moeten ook nog de personeel- uitgaven in rekening gebracht worden. Naar zorgvuldig gedane berekeningen kost het perso neel der waterwegen aan den Staat de jaarlijk- sche som van 12.349.121 fr. De waterwegen kosten dus in 't geheel, voor kosten van onderhoud, uitbating en personeel, de som van 28 millioen frank aan den Staat. Deze geringe som zal misschien dezen verwon deren die niet weten dat een welgemaakte vaart slechts weinig onderhoud vergt. Indien het water, waarmede de vaart gespezen wordt, zuiver is moet er weinig of niet gebaggerd worden. De goed gemaakte oeverversterkingen kunnen vele jaren weerstaan zonder de minste herstelling, en daarbij wordt een waterweg door het gebruik niet beschadigd zooals dit het geval is met een baan of een spoorlijn. Deze gegevens bewijzen ten volle hoe over dreven de cijfers zijn die door sommigen nopens de vaart Yper-Komen vooruitgezet werden, na melijk als zou de uitbating dier vaart jaarlijks een uitgave van een millioen frank aan den Staat kosten voor een trafiek van slechts 60.000 ton, wat overeenstemt met één beladen schip per dag. De scheepvaart op het kanaal Rousselare-Oy- ghem bedraagt 10 beladen schepen daags en de uitbatingskosten dezer vaart beloopen slechts op ongeveer 300.000 fr. per jaar. Doch nemen wij liever de vaart Kortrijk-Bossuyt als vergelij kingspunt, daar deze vaart, die 11 sassen telt, meer overeenstemt met de vaart Yper-Komen, die volgens het nieuw opgemaakt ontwerp slechts 9 sassen zal hebben. De scheepvaart op de vaart Kortrijk-Bossuyt bedraagt gemiddeld 6 beladen schepen per dag en de totale uitbatingskosten dier vaart beloopen tot ongeveer 500.000 fr. Voor de vaart Kortrijk-Bossuyt heeft men du* jaar lijks 500.000 fr. kosten voor 6 beladen schepen per dag, en hier voor de vaart Yper-Komen zou men een millioen frank kosten hebben 's jaars voor een scheepvaart van één beladen schip per dag, of twaalf maal zooveel per schipNeen, er is waarachtig niemand die zoo iets ernstig opnemen kan. Welke zijn de opbrengsten der waterwegen De scheepvaartrechten hebben in 1935 de som van 16.729.596 fr. opgebracht. De nijverheden, die langs een waterweg gelegen zijn, betalen jaar lijks meer dan twee millioen frank aan den Staat voor het putten van water in de vaarten. Zoo, om steeds voorbeelden uit onze onmiddellijke nabij heid aan te halen, zijn er talrijke nijverheden en dan nog van den meest verscheiden aard, zooals de electrische centrale, weverijen en zelfs brou werijen, die haar water putten in de vaarten Kortrijk-Bossuyt en Rousselare-Leie. Ten andere is in onze streek, waar het ondergrondsch water schaarsch is, het bestaan van vaarten van het hoogste belang voor de nijverheid, en de moge lijkheid van hier water te putten zal dan ook een der aantrekkingskrachten zijn van de vaart Yper- Komen. Ook voor het aflossen der afvalwateren in de kanalen on rivieren dient er door de nijverheden betaald te worden en de Staat ontvangt uit dien hooide ae som van twee en hali' millioen frank per jaar. De opbrengst der beplantingen, van het verhuren en bezetten van gronoen, en van het verhuren der grazingen langs de vaarten en ri vieren mag op twee millioen frank geschat wor den. Het voordeelig slot van den trekdienst van het scheepvaartambt bedraagt gemiddeld de som van 400.000 fr. per jaar. Dit maakt reeds een to taal van 23.630.000 fr. als ontvangsten. Hierbij dient nog gevoegd een deel van de be lasting door den Staat op het vervoëtcontract geïnd. Deze belasting voor het vervoer per water Ts bepaald op 2 1/2 Het wederlandsch vervoer is ervan ontslegen, maar het binnenlandsch ver voer betaalt uit dien hoofde de som van 6.750.000 fr. per jaar. De belasting op het vervoer per spoorweg bedraagt slechts 1 1/4 zoodat de Staat slechts twee millioen fr. belastingen zou ontvangen, moest het vervoer thans per schip ge daan aan den spoorweg overgelaten worden. Dit verschil van 4.750.000 fr. mag dus op het actief der binnenscheepvaart gebracht worden. In deze belasting waarvan sprake zijn niet be grepen de rechtstreeksche belastingen door de schippers en bevrachters betaald, de bedrijfsbe lastingen. de taksen op de aankoopen van sche pen, op de motoren, op de herstellingen van sche pen, op het gas-oil, enz. Dus, tegenover een uitgave van 28.350.000 fr. jaarlijks door den Staat gedaan, mag er een ont vangst van 28.380.000 fr. gesteld worden. Een gering scheepvaartrecht, gevoegd bij de andere opbrengsten van den waterweg, geeft dus een voldoende ontvangst om alle uitgaven van onderhoud en van personeel te dekken. Boven staande cijfers bewijzen zulks en dit wordt ook nog bewezen telkens de uitbating van een of meer bevaarbare waterwegen toevertrouwd wordt aan een zelfstandig organisme dat een afzonderlijke comptabiliteit houdt. Dit is onder meer het geval met de Spierevaart, de gekanaliseerde Dender en de vaart van Blaton naar Ath, het kanaal van Brussel naar de Rupel, de vaart van Leuven naar de Dijle en de vaarten van het Scheepvaartambt. En wij vragen ons af waarom de vaart Yper- Komen aan dezen algemeenen regel een uitzon dering zou maken. De financieele lasten der waterwegen. De waterwegen hebben in het verleden heel weinig gekost en, wat meer is, de vroeger gedane onkosten zijn thans reeds sedert lang afgelost. Ons net van waterwegen in Vlaanderen werd sedert 1830 maar weinig vermeerderd. Alleen de vaarten van Kortrijk naar Bossuyt, van Rousse- lare naar de Leie en ook deze van Yper naar Komen, die spijtig genoeg tengevolge der grond inzakkingen te Hollebeke niet in dienst kon ge steld worden, werden sedert 1830.door den Bel gischen Staat gegraven. Ook de Schelde en haar bijrivieren de Leie en de Dender werden geka naliseerd. De andere groote waterwerken die hier in Vlaanderen in den loop der 20° eeuw uitge voerd werden, zooals de werken aan de havens var Oostende, Zeebrugge en Brugge, deze van het zee kanaal van Brugge, deze van het kanaal van Gent naar Terneuzen en van de haven van Gent, deze der haven van Antwerpen, en eindelijk deze van het kanaal en de zeevaartinstellingen van Brus sel, betreffen uitsluitend de zeescheepvaart. Het kapitaal door den Belgischen Staat in Vlaanderen aan de binnenscheepvaart besteed is dus niet groot en drukt niet zwaar op 's lands schuld. Ook in het Maasbekken werden er vóór de 20" eeuw weinig werken uitgevoerd ten voordeele der scheepvaart. De meeste vaartwerken geschiedden immers ten tijde van het Hollandsch bewind. De vaart van Charleroi naar Brussel, door een concessionnaris gegraven die ze, na 34 jaar uitba ting te zijnen voordeele, kosteloos aan den Staat moest afstaan, werd in 1839 door den Staat over genomen voor 4 millioen frank en 8 jaarlijksche stortingen van 318.000 florijnen. De kanalisatiewerken van de Samber werden ook in 1835 aan een concessionnaris teruggekocht mits de som van 1.490.000 fr. Het kanaal van Bossuyt naar Kortrijk werd in 1890 overgenomen voor 2.848.915 fr. Het kanaal van Blaton naar Ath en de gekana liseerde Dender werden door den Staat overge nomen mits een vergoeding van 1.900.000 fr., wijl de beplantingen alleen reeds een waarde hebben van 1.200.000 fr. In 1940 zal de Staat kosteloos de Spierevaart i ijgen die hem tot nu toe nog geen centiem heeft gekost. Di t^.aat werd dus op goedkoope wijze eige naar der vaarten en tot in de jaren 1865 leverde de uitbating dier vaarten winsten op die verre e tot dan toe uitgegeven sommen overtroffen, zoodat de Staat dus reeds rijkelijk vergeld werd t ooi e dooi hem voor de scheepvaart gedane uit gaven. Zekere vaarten werden niet alleen gegraven PT

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1938 | | pagina 2