KOFFIES en CHICOREI met PREMIEN
Christiaens S Devolder - KortrüR
NAAR EN DOORHEEN HET
KONCOLEESCHE OERWOUD
Tr koop in alle goede winkels, - PremiedepotG. Laroye, 20, Boomgaardstraat, Yper.
EISCHT ALTIJD EN OVERAL DE
ONZE GROOTE REPORTACE
NAAR DE KONGO, KONGO TREKKEN Wij
door Jef VAN WYNSBERGHE
III.
AFREIS. KALME ZEE, STORMWEDER, ZEEZIEK. BEGRAFENIS
OP ZEE. DOORHEEN LISSABON. AUTOTOCHT TE TENERIFF.
HAAIEN. VLIEGENDE VISSCHEN. BIJ DAKAR NEGERS OP PRAU
WEN. ANNABON MET ZIJN SPAANSCHE GALEIBOEVEN. AAN
KOMST TE BANANA. NEGERS MET IJZEREN KETTINGEN AAN
DEN HALS. VIVA BOMA
HET AFSCHEID.
Eindelijk Maandag 24 Februari 1930Dag onzer innig verlangde
afreis naar Congo
Wij vernachtten, te Antwerpen in een hotel, aan het Middenstation,
's Morgens reeds vóór zes uur stonden wij op. 'n Stil laatste ontbijt met
treurende familieleden. We trammen naar de kade.
Precies of de stad Antwerpen, waar ik vroeger vier jaar verbleef,
me nu anders toeschijntintenser.
Er bevindt zich reeds veel volk op de kade, als we daar aankomen.
Ook aan boord van de Albertville is het druk. Bijzonder druk zelfs.
Want benevens de ruim 200 vast passagiers, reizen er tientallen surro-
gaat-Kongoreizigers mee journalisten van de meest vooraanstaande
Vlaamsche en Fransche kranten, die met de Albertville meevaren
tot Lissabon, waar deze portugeesche haven voor het eerst door een
Kongoboot wordt aangedaan. Met onze familieleden loopen we even
onze kajuit bezichtigen. We hebben, mijn vrouw en ik, N" 112 'n kraak
nette hut met stroomend water, ventilator, spiegelkast en 'n patrijs
poort. Wij dooien even doorheen de verschillende weelderige en prak
tisch ingerichte zalen van het schip eetzaal, rookzaal, bar, bibliotheek
en wandelgangen. Dan terug naar het dek. Te allen kante worden in
snel tempo foto's genomen. We zien op ontroerende wijze afscheid ne
men van familieleden of vrienden die zich naar de kolonie begeven.
Ik zie even studievrienden die meevaren, 'n Hoofdknik wordt met hen
gewisseld. Straks hebben we immers allen tijd om elkaar te spreken.
Een eerste sireensein stoot door de luchtbezoekers moeten de boot
verlaten'n Handdruk 'n Diep ontroerende kijk in glazerige oogen
Afscheidszoenen! Een paar laatste opmunterende woorden!... Alleen
de mtevarenden zijn nog op het dek. De loopbrug wordt opgehaald.
Tegen de reeling staan de passagiers in dichte drommen met zakdoeken,
hoeden, petten, gekleurde linnen te zwaaien naar de met gekleurde
zakdoeken wuivende menigte. Nog allerlei wordt geroepen wenschen.
beloften, vragen, moedwoorden. Nog steeds worden series foto's ge
nomen
Er hangt een melancholische atmosfeer over de Albertville en
over de duizende koppen op de wandelkade. Vrouwen snikken, mannen
staren doorheen tranende oogen.
Een tweede sireensein stoot scherp door de luchtOnze boot toet
Staien touwen en zware ijzeren kettingen, die de Albertville aan de
kade bonden, worden losgegooid. Het anker wordt met dof hotsebot-
send,-ijzeren ketting lawaai opgehaald. Het is negen uur De boot glijdt
langzaam van de kade wegons schijnt het toe dat de kade van ons
wegglijdt. Intenser ontroeringNu een waanzinnig gewuif en geroep
op boot en kade AlmaardoorOnvermoeid Wij zoeken op de kade,
in de zwarte dooreenkrioelende massa onze bekenden onze zusters,
onze broer, een vader, een vriendin, een makker!... We ontdekken één
van de ónzen, waarvan we nu tastbaar losgescheurd worden. Wij roe
pen We zwaaien 'n witte zakdoek De woeling op de kade doet de
•onzen uit 't oog verliezenéén na één, allenWe zien om ons heen
Nog steeds gewuif, geroep Nu vermoeid We kijken naar de lucht,
naar het waterSloepen met bekenden van anderen volgen een eind
de bootWe krijgen oog voor het weer er hangt een vervelende
nevel, het is bar koud, het water is dof, de lucht grauw. We hooren
't snokkend gestamp van de boot. Nu zien we nog slechts de kade als
'n ïwarte zwak deinende streep. Daarachter staat in hooge statigheid,
de Onze Lieve Vrouwetoren, onze toren, gedeeltelijk van zijn stel
lingen ontdaan. Dat Vlaamsche zicht nemen wij mee in onze herinne
ringen, als 't. representatieve beeld van Antwerpen Antwerpen als
bakermat, van ons dierbaar Vlaanderen.
Gegroet O, Schelde
EEN KALME INZET.
Het afscheid had ons een moment heelemaal tot gevoel, tot roman
tische figuurtjes gemaakt. Na het wuiven waren we naar onze hut ge
vlucht, met strakken blik. Maar eens de deur op slot brak mijn vrouw
in heftige snikken los. Het gekende vers van Guido Gezelle uit Kerk
hofblommen schoot me te binnen
Stroom van droefheid, eedle tranen
bittere beken des geweens,
hoe kunt gij den wegel banen
ter vertroostingWat gemeens
hebt gij, druppelen van de smerte.
met den honingdauw des herten
waarom, als ik lijden moet,
zijt gij, tranen, mij zoo zoet
Jawel, tranen frisschen flink het gemoed op. Ik liet daarom mijn
vrouw uitweenen. Zij, de pas vier dagen gehuwde, de nog niet eens
twee-en-twintigjarige, die nooit 't ouderlijke huis verliet, worstelde
zich immers thans inwendig los uit eigen Hollandsch milieu... om moe
dig naar de ongekende Afrikaansche oerwouden te trekken. Ik had, als
volledige wees, geen vader, geen moeder meer te beweenen. Ik was
reeds gewoon mij vlug aan vreemde milieu's aan te passen Antwerpen.
Gent, Brussel zorgden er bij mij zeer tijdig en doortastend voor.
Een lach door de snikkende tranen heen Daarmee was haar pijn
lijk afscheid ineens overwonnen Vlug brachten wij toen samen onze
hut zoo comfortabel en gezellig mogelijk in orde bloemen werden
mooi in 'n vaas geschikt. We keken eens goed rond, om zeer precies te
zien waarin we zeventien dagen te leven hadden. En toen stoeiden we.
vlug doorheen het doolhof van gangen, op zoek naar mijn duitschen
vriend Tony met zijn jonge vrouw Finchen, en naar mijn Waalschen
makker Gaston. Ie célibataire éternel... Vondst. Hartelijke begroeting!
Samen naar het dek achteraan op de achtersteven, tegen de reeling.
Zeemeeuwen vliegen in grooten zwerm kwekkend over onze hoofden
heen. Wij gooien olienootjes één na één. De vogels lenig en in zwie
rige vlucht gappen ze in wedijver op. Finchen, Corrie (mijn vrouw)
en ook Tony, Gaston en ik amuseeren er ons vroolijk mee.
Elf uurloudspeakers doen versterkt opwekkend gramofoonmuziek
in de bar's en over 't dek weerklinken. Wij hooren vroolijke stemmen
meezingen
Ich küsse Ihre Hand Madame...»
Er heerscht reeds een zeer gemoedelijke stemming.
Twaalf uur. Middag. Een schel klinkt zij maant ons aan vlug wat
toilet te maken. Even later. Andermaal weerklinkt de schel nu roept
zij ons naar de eetzaal.
EERSTE LUNCH.
De eetzaal is net ingericht. Helder witte kleeden liggen over de
tafels. Borden en glazen glanzen stof- en vetloos. Smaakvol geplooide
servetten staan keurig in 't drinkglas. De parketvloer is zuiver en glad
geboend. De lange twaalfpersonentafels en de op één spil draaiende
lederen clubzeteltjes zijn aan den vloer stevig vastgeschroefd.
Onder de passagiers tweede klas is geen trotsche stijfheid te be
speuren. Vrienden en kennissen groepeeren zich naar eigen goeddunken
aan eenzelfden tafel: Intusschen beëindigt de hotelmeester, met stren
gen blik, zijn inspectie van de tenue der kellners, en der reinheid van
borden en glazen.
Pianomuziek weerklinkt. De menu's, versierd met gekleurde illus
traties over Congo, worden nagekeken. Er is voldoende spijskeus. Ook
in drank heeft men keus men heeft, door het reisbiljet, 's middags en
's avonds aan tafel telkens recht op een flesch bier, een flesch bron
water. of een halve flesch witten of rooden wijn.
Er wordt lekker gelunchtalle schalen worden flink aangesproken.
Wij voelen heelemaal niet dat wij op een boot aan 't varen zijn.
Het komt ons bij momenten voor dat wij in een of ander restaurant
aan tafel zitten.
In den beginne gaat alles nog ietswat gereserveerd. Maar de piano
doet op het eind van de lunch de jongste populaire schlagers weerklin
ken. Hier en daar wordt stil meegeneuried. Er komt een vroolijke stem
ming aan de tafels... Het glas wordt in «Prosit» Cherio«Goede
Reis en wat weet ik meer opgeheven, en in een lachende teug gele
digd. Weldra worden goedgekende liedjes meegezongen Vlaamsche en
Fransche, ze klinken in vreugde-harmonie stemmig door elkaar. Er
heerscht jolijt.
NAAR ZEE.
Juist toen wij aan tafel zaten, en wij ons de lunch heerlijk lieten
smaken, waren wij ter breedte van Vlissingen gekomen. Daar werd de
Scheldeloods vervangen door een zeeloods, die het vlaggeschip Albert
ville door de Wielingen zal brengen. Weinige passagiers hebben die
loodsverwisseling gezien.
De namiddag verloopt kalm.
De zon brak reeds, met gouden glans door de wolken. Het wordt
aangenaam wandelen op het dek. Vele passagiers staan tegen de reeling
uit te droomen, starend over 't nu glinsterende water. Anderen kijken
naar den zwerm zeemeeuwen die nog almaardoor de boot achterna en
overheen klanwieken en zweven, duikelen en opschieten. Eenige passa
giers zijn in hun kajuit, en doen 'n eerste middagtukje.
De meest gemoedelijke stemming heerscht.
Aan het uiteinde der Wielingen, nabij het vuurschip Wandelaar
vaart ons een loodsboot tegemoet. Met een roeibootje, dat als een note-
dop midden hoogslaande golven dobbert, wordt de zeeloods van boord
gehaald.
Nu zijn wij aan ons lot overgelaten. Wij varen de zee in, onder
bevel van kapitein Bosquet, die op de kommandobrug over ons aller
leven waakt.
REDDINGSOEFENING.
Te vier uur werd een eerste algemeene reddingsoefening gehouden,
voor geval van nood. Dan loeien sirenen. Dan moet ieder passagier naar
zijn kajuit vluchten. Er zich een reddingsgordel, aiover de schouders
om de lenden binden. En aldus uitgerust naar de zich voorbehouden
reddingsboot loopen. Immers in ieder kajuit hangt in een omlijst
raampje een wit biljet, waarop in groote zwarte letters staat naar welke
reddingsboot men op het dek vluchten moet in geval van nood. Ik had
nummer 10.
Bij het eerste teeken had ik vlug mijn reddingsgordel om mij heen
gebonden. Mijn vrouw hield die van haar in de handen, en proestte het
flink uitWat sta jij er gek mee
WMMMMMMMMMM