Stalen Bureelmeubeis ART METAL FERNAND DESMUL ROODE PILLEK BUREELEN TOOCEN REKKEN KLASSEURS BUREELZETELS REPERTOIRS BRANDKASTEN FICHEBAKJES POSTINDEX BIBLIOTHEKEN tweeden keer den evenaar passeeren. De stad zelf is mooi. levendig en plezierig. Er heerscht weelde, werklust en discipline. De staatsblanken wonen er in mooie villa's uit roodgebakken steenen, overdekt met ge galvaniseerde platen, voorzien met breede lommerrijke verandah's, en omringd door 'n fijn onderhouden tuintje. Te Coquilhatstad fietsen negers en negerinnen U voorbij. De zwarten zijn er zindelijk gekleed'en groeten de blanken beleefd. De neger solda ten brengen U den militairen groet. Coquilhatstad heeft twee groote nadeelen door zijn ligging is het er stikkend heet, en daarenboven is het vergeven met gevaarlijke mus kieten. Dien dag blijven wij te Coquilhatstad aanliggen, daar hier veel blan ken moeten afstappen, en er heel wat goederen gelost en geladen moeten worden. VRIJDAG 21 MAART. Wij schrikken wakker door een hevig onweder. Het waait geweldig. Daarbij regent het zoo fel dat wij werkelijk niets meer zien van den oever, die hoogstens een tiental meter van de boot ligt. Tusschenin jicht en ratelt het verschrikkelijk met zware slagen. Tegen zeven uur klaart het op, en vaart de boot verder. Heel den dag is het lekker frisch aan boord. Wij komen 's avonds laat te Nieuw Antwerpen aan, een missiecentrum. ZATERDAG 22 MAART. Wij varen nu nog altijd tusschen door groote eilandengroepen, en bij momenten zig-zag tusschen onzichtbare zandbanken. Voorop de boot wordt het water nu almaardoor met lange stokken gepeild. De kapitein houdt nu den stuurman goed in 't oog, en kontroleert de snel afwis selende richtingen, op den oever, aangewezen door witte ronde, vier kante, kruisvormige, evenwijdige en driehoekige figuren plankjes of baken. Vandaag was het niet warm. 'n Prachtweertje. ZONDAG 23 MAART. We zetten onze reis voort met goed weder, 's Namiddags varen wij Ukaturaka voorbij. Een onweder breekt los felle regenvlaag, zooals ik ze nooit in Europa zag. Nadien frisch. Geen priester aan boord dus geen H. Mis. MAANDAG 24 MAART. Om 8 uur 's morgens reeds te Lissala een fraaie standplaats tus schen Leo en Stan. Lissala ligt schilderachtig mooi gebouwd tegen een groenen heuvel. Verscheidene passagiers stappen hier af. Nieuwe passa giers komen op, waaronder een dame, die een lief klein aapje bij heeft, dat aan een halsband met riem meeloopt. Tegen negen uur wordt verder gevaren. Indrukwekkende mooie reis, tusschen eilandengroepen met weelderigen groei, waaruit van tijd tot tijd een breed gevleugelde zwarte of witte vogel opwiekt. 's Avonds te 6 uur aankomst te Bumba. Men maakt ons bang dat er hier uit Stanleyville telegrammen voor ons kunnen liggen, die ons hier of in den omtrek benoemen. Er worden dan ook inderdaad administra tieve orders aan boord gebracht voor verscheidene passagiers. Passagiers voor Aketi, Buta, Bambili en Niagara verlaten ook hier de Kigoma en zullen nu een viertal dagen verder reizen met de kleine stroomboot «Ville de Bruxelles waarop slechts plaats is voor 12 passagiers. Wij 'blijven dien nacht te Bumba. 's Avonds komen een vijftiental blanken op onze boot 'n bras-avondje houden. Er wordt gedronken Beck's bier, Whisky, het eene glas na het andere. Er wordt gezongen, vroolijk geroepen. Het zijn bijna allemaal Vlamingen. Zij vormen een echt Breugheliaansch tafereeltje. Het duurt dan ook niet lang vooraleer er 'n drietal een goed stuk in hun kraag hebben. Gelukkiglijk is er geen enkelen bruten bij. Zij lachen benauwelijk lang, zingen in alle toonhoog ten en valsche rythmen nu eens heel zacht dan plots luidgillend of weer met zwaar dreunende diepe basstem. In groep verlaten ze dan de boot. Ook wij loopen even de breede laan op, langsheen den oever. De zonderlinge doening van een Antwerpenaar en een Gentenaar beiden passagiers wier vrouw in Europa achterbleef valt ons op zij bekijken welvallend de speciaal opgetooide negerinnetjes, die rondkuie- ren en eenzaam loopende heeren opvallend minzaam groeten. Wij wan delen verder, en wij zien hier voor 't eerst 'n Afrikaansche openlijke jacht van blanken naar negerinnen, die genoeglijk gichelen. Ook hier te Bumba zien wij voor het eerst de tropenlichten, die bij momenten strepen van den donkeren hemel indrukwekkend mooi hel der afteekenen. Lang, heel lang zien wij bewonderend naar dat buiten gewoon prachtig lichten in den donkeren nacht. Intusschen strompelen de Antwerpenaar en de Gentenaar de loop plank op formidabel zat. Plots ploft de Antwerpenaar wigwaggelend 't water in. Een viertal zwarten van 't benedendek helpen hem eruit. Hij is nu ineens weer bij zijn positieven en sakkert formidabel. We zijn werkelijk in t land der wildem Tegen den middag is het 31 graden Celsius in onze kabien. 't Zweet breekt ons overal uit. Onze keel is droog. Benauwend. Negers scheppen water uh den stroom en dr.nken met lange teugen. Dien avond blijven wij op den stroom vernachte WOENSDAG 26 MAART Even voor elf uur aankomst te Basoko. hoofdplaats van het distrikt Aruwimi Andermaal vrees voor telegrammen. Gelukkig niet voor ons. WiHtapten even aan wal. Basoko is een mooi aangelegde plaats. Men heeft er prachtige lanen en gebouwen. Het is een vroeger versterkt kamp Krto een school, een Missie der EE. Priesters van t Heilig H,„ Te Basoko zijn zoowat 180 blanken. Het is een handelsmtdden Voer we verder kunnen varen moet de boot hier heelemaal draaien, 's Avonds laat leggen wij te Yalembe aan protestantsche missie post. op een hooge vlakte gelegen. Veel negers en kinderen komen toe- geloopen, zingen, roepen en MadameBonjour MonsieurHet negervolkje biedt ons ïnlandsche wapens en knutselwerkjes te koop aan. Op de hoogvlakte is het lekker frisch om wandelen. DONDERDAG 27 MAART. Half negen komen we te Isangi aan. Mooie plaats. De negers en ne gerinnen zijn sterk getatoueerd. Enkelen loopen met beenen en rug graat rood geschilderd, en 't voorhoofd blauw. Nog anderen hebben 't ge zicht de borst, de armen en beenen wit geverfd. Men zegt ons dat alhier wit het teeken van rouw is. Het is marktdag. Veel beweging. Er liggen bananen, wapens, zitstoeltjes, matten, mandjes, enz... te koop. Sultans in groot ornaat, met luipaardvellen om, pluimen op een muts, en een tandenketting om den hals, wandelen rond. Allen groeten ons opvallend beleefd, daar ik op mijn zonhelm een staatsplak draag. Van op de boot laten passagiers briefjes van vijf frank de lucht inwaaien, die op 't water terechtkomen, waar jonge negers er in dollen kampstrijd om zwemmen. Op den oever dansen en zingen negerinnen, terwijl ze geestdriftig in de handen klappen. Te tien uur reizen we verder. Nu varen we veel dorpjes voorbij. Vooral aan den rechteroever liggen zij dicht tegen elkaar aan. Overal komen negerkinderen ons in kleine prauwen te gemoet gevaren, strijden hard tegen de baren van onze boot, roepen en zingen, en duikelen t wa ter in. Aan den linkeroever niets dan bosch en eilandjes. Te één uur komen we te Yangambi aan. Groote houtpost. Een planter passagier stapt er aan wal. Er wordt hout op geladen. Weet u wanneer een. negerin door een neger mooi geheeten wordt vraagt mij een passagier, die reeds twaalf jaar in Congo ver bleef. De vraag verbaast me wat, maar schijnt me- toch zeer interessant. Ik.zeg het niet te weten. Wel, licht mij de passagier in, een negerin is voor 't woudvolkje mooi als zij scherp gevijlde tanden heeft, en zware koperen ringen om de voorarmen en om de beenen. Bekoorlijkheidshalve draagt zij dan nog een soort sterk ruikende kruiden dwars door het middenste neusvleesch en in de oorbellen. Aristokratische boschnegerinnen hebben daaren boven parelen kettingen om hals en lenden, en een rond koperschijfje in de bovenlip vergroeid. Haar heele lijf is dik ingesmeerd met verzuurde palmolie. Zulke negerin wordt buitengewoon duur verkocht. Want U weet wel dat in Congo de man zijn vrouw koopen moet. Terwijl de passagier aan 't vertellen is over allerlei andere Congo- leesche eigenaardige gewoonten en gebruiken, die ik later persoonlijk als waar zou opmerken, zagen wij opeens op den oever een halfbloedje, dat door negerjongetjes geslagen werd. Kijkt maar eens toe, mijnheer, zegt mijn passagier met vreemden klank in de stem. Merkt u dat halfbloedje daar midden 't wilde volkje 1 Welnu ik zeg u dat de halfbloedjes in Congo het diepst ongelukkig zijn. Zij worden miskend door de blanken, en zij worden geminacht door de negers, die hen als buitenheemsch ras beschouwen. Hun lot is deernis wekkend. U zal dat wel zeer gauw ondervinden. Te vijf uur ankerde onze boot te Yanonge aan, een interessante Katholieke Missiepost. VRIJDAG 28 MAART. 's Morgens regen. Te 12 uur komen wij eindelijk te Stanleystad aan. De groote wereldvermaarde Congoleesche stad, waar wij één dag ver bleven. en vernamen dat wij naar het Distrikt Maniema moesten door reizen. Per trein van Stan naar Ponthierstad, met een k-oot van Ponthier- stad naar Kindu, verder per trein naar Malela, dan weer per boot tot Kasongo. de plaats waar Lippens en Debruyne hun leven lieten. De reis zou vijf dagen duren. (Nadruk verboden). (Wordt vervolgd). Jef VAN WYNSBERGHE. dansen. Sommigen roepen zelfs Bonjour Het is geweldig heet. DINSDAG 25 MAART. ALLERHANDE PRAKTISCHE EN ECONOMISCHE STELSELS VAN ONGEËVENAARDE AMERIKAANSCHE FABRICATIE. Het grootste rendement, het gemakkelijkste gebruik, de grootste ruimtebesparing en weerstand tegen brand en vocht. VRAAGT PRIJZEN EN KATALOOG AAN DEN AGENT VOOR DEZE STREEK 26, Korte Thouroutstraat, 26 IEPER Leest en verspreidt HET YPERSCHE I De grondoorzaak van I moet aan verstopping talrijke ziekten worden toege schreven. Gij vraagt U soms af Hoe heb ik dat gekregen In vele gevallen kunt gij de schuld wijten aan verstopping. Gij hebt geen acht gegeven op die trage werking van Uw darmen, gij hebt geen acht gegeven op die teekenen van ver stopping matheid, zenuwachtigheid algemeene vermoeidheid stoornissen der spijsvertering, enz. Ook gij moet. in elk geval van verstopping, om elke verwikkeling Ie vermijden, iederen dag, gedurende een week, na het avond maal, een roode pil nemen, en elke maand herbeginnen, totdat volledige uit slagen verkregen worden. ffdpu/Sj fe fasnet ^csnaia

HISTORISCHE KRANTEN

Het Ypersch nieuws (1929-1971) | 1938 | | pagina 12