NAAR EN DOORHEEN HET
KONGOLEESCHE OERWOUD
ONZE GROOTE REPORTAGE
NAAR HET AVONTUUR KAKEYA
door Jef VAN WYNSBERGHE
Eenieder kijkt toe, met vooruitgestrekten hals.
De politieman neemt aan beide uiteinden de karwats in beide han
den. Hij strekt haar, hielen heffend, die inademend, tot hoog boven zijn
hoofd, en plots... in één trek rukt hij 't linker uiteinde los, en in Tn
krachtigen zwaai zwicht de karwats striemend op Kiboekoe, met een
korten drogen smak. Een grijze streep teekent zich diep op het don
kere vel. De spieren snokken, één keer, krampachtig in en uit.
De geslagene geeft geen kik.
Even wacht de politieman.
De gestrafte drukt zijn hoofd stevig aan tegen zijn gespannen
schragende voorarmen.
De politieman brengt een tweede maal, de karwats met beide wijd
uitgestrekte armen, hoog boven zijn hoofd... een seconde staat hij stijf
gespannen stil, dan. plots, met een korten trek, zwiept de karwats op
nieuw diep striemend op Kiboekoe.
Met één ruk schuift Kiboékoe 'n halven meter over den grond voor
uit. Een scherpen gil snijdt door de lucht. Ai Ninakufa Ik sterf
Ai AiAi-i-iNinakufa huilt en schreeuwt de geslagene, ter-
wijl hij zich over den grond rolt, om en weer, jankend, ineenkronkelend
van de snerpende pijn.
Vrouwen, jongens en meisjes wenden hun blikken af, van de grie
zelige menschenmarteling. De mannen wiegen langzaam het hoofd,
heen en weer zij kennen allen de snijdende karwatspijnen.
Bwana Nyange-Nyange Meme... Meme Miye!... Genade, genade
voor mijsmeekt hij me diep kreunend.
Maar... Ik sta machteloos toe te kijken! De karwatsslagen werden
wettig bevolen door het stamhoofd. Ik vermag er niets tegen. Integen
deel het is mijn plicht er voor te zorgen, dat de straf volledig uitge
voerd wordt. De staat duldt in het Kongoleesche Oerwoud geen zenuw-
zwakken. Men moet er ijzeren zenuwen hebben.
Men moet er bij momenten onmenschelijke wreedheid laten ge
beuren.
Maar de geslagene Kiboekoe blijft doorjanken.
Met een korten knik wenkt het stamhoofd politieagenten. Vijf sprin
gen er onmiddellijk toe, en grijpen het slachtoffer bij hoofd, armen en
beenen vast, en zetten er zich loodzwaar op, uit alle macht drukkend.
Kiboekoe ligt onbeweeglijk onder de vijf politieagenten, tegen den
grond vastgeschroefd. En de vier andere slagen streepen zich één na
één, diep en grijs af, neven de twee eerste. Met den zesden slag, springt
het vel stuk, en bloed druipt in fijne straaltjes langs de donkere beenen:
Kiboekoe kruipt recht! Stijf gebogen!... Bij de minste beweging
schrijnt hij zijn pijnlijk leed uit.
Zijn twee kettingkameraden naderen hem men doet hem opnieuw
den ketting om den hals... Vlug! Er is geen tijd te verliezen.
Dan sukkelt de gekarwatste tot voor mij, hij groet mijDaarna
strompelt hij traag tot voor zijn stamhoofd, en ook hem groet hij eer
biedig, onderworpen. Dat hoort er bij Dat wordt steeds door alle ge
slagen negers spontaan gedaan of misschien angstig kruipend, be
vreesd voor nieuwe striemen, voor een grooter aantal. Want de Staat
laat toe dat er twaalf karwatsslagen per dag gegeven worden.
Kiboekoe is de eenige die hedenmorgen op het rapport verschijnen
moet.
Een zeldzaamheid
Soms zijn er vijf, zes bij ieder appel
Niet redeneeren Er geen moment aan denken dat het in België
verboden is een hond te slaan, dat men in België voor de wet strafbaar
is wanneer men een paard zweept. Maar dat men door datzelfde België
verplicht wordt ten titel van beschaving menschen van een ander
land. met de karwats te kastijden.
Verplicht
Ja, verplichtWant ruim één jaar lang heb ik mij hardnekkig tegen
de karwatsstraffen verzet. Maar toen werd mij voorzichtig door een
Hollandschen Roomsch katholieken pater gezegdMijnheer Wyns,
u moet de karwats laten gebruiken. Anders loopt het hier administra
tief verkeerd met u af!... Ik weet het uit goede bron!»
Toen heb ik dien Pater, een beste man, een moment stom verbaasd
aangekeken. Ik zei niets. Maar de Pater begreep mij, en pleidooide
Den dag, dat men in Kongo de karwats afschaft, zal de Blanke hier
de slaaf van den neger worden. Toen er jongstleden een hooge officieele.
raad werd bijeengeroepen om de karwatsstraf te onderzoeken, toen heeft
Monseigneur Roelens zich voor de handhaving van de karwats uitge
sproken. Wilt gij nu hier in het Kongoleesche Oerwoud een juister be
grip over menschelijkheid hebben dan den bevoegden Monseigneur
Roelens
Nu volgt mijn dagorde
De neergehurkte negers staan recht
Ik geef het order aan het stamhoofd. Hij maakt dat order bevelend
over aan zijn dorpshoofden, welke het aan hun dorpelingen mededeelen.
«Wie geld heeft om zijn belasting te betalen blijve zitten. Er
wordt straks ontvangen. De vrouwen moeten palmolie maken, palm-
pitten kloppen, en het dorp opkuischen. De mannen mogen zich in het
dorp terugtrekken, tot na de bijeenkomst der stamhoofden en notabelen.
Men moet voedsel brengen voor mij. voor mijn personeel en voor mijn
gevangenen.
Mijn escorte houdt zich in tenue te mijner beschikking. De gevan
genen moeten hout hakken voor de waakvuren.
Basi
Dat is alles
Allen groeten diep buigend.
Ik groet terug.
Er wordt geen hand gegeven
Eenieder verwijdert zich.
Asami, mijn kok, is vlug voor mij een kop koffie halen.
Het smaakt fijn!...
Het is pas half-zeven
Acht uurOntbijt.
Ik lees mijn vrouw het order van den Hoofd-Administrateur oo:
Opent onmiddellijk een nieuwen weg van Bimbi naar het dorp Mon-
gamba-Misori, met vertakking naar Waliki
Mijn vrouw vraagt naderen uitleg.
Ik kan haar niets verzwijgen zij wordt noodzakelijk deelgenoote in
het ernstige avontuur dat wij te gemoet moeten.
Ik vertel
Zoo juist hield ik een raadszitting met de stamhoofden en de no
tabelen. Ik vernam aldus tragische bijzonderheden, die mij de overtui
ging geven, dat die weg een beroerd avontuur wordt.
Indien wij de stamhoofden Mayenga, Kasimba, Mangamba-Bilimza.
de notabelen en de politie-agenten mogen gelooven, dan moeten wij op
ruim driehonderd opstandige negers en negerinnen botsen. Zij hebben
zich sedert jaren dicht bij de rivier Kakeya gevestigd. Daar vormen ze
talrijke geheime dorpen van drie a vier man. Er zouden minstens vijf
tig negers bij zijn, die nog nooit een blanke gezien hebben.
ErgerMangamba, de oudste zoon van het stamhoofd Kasimba is er
verleden maand van een kale reis terug gevlucht. Hij ging langsdaar
met eenige mannen op jacht, en botste op drie opstandelingen, die hem
bedreigden Zeg aan uw vader, ons stamhoofd, dat zoo hij u nog een
maal hierheen stuurt, wij u met onze pijlen, lansen en messen zullen
dooden, en in stukken zullen snijden om u daarna op te eten. Zeg aan
uw vader ook, dat wij met hem hetzelfde zullen doen als hij het ooit
waagt hierheen te komen
Formidabel, mompelt mijn vrouw.
Het stamhoofd Mayenda, vertel ik verder, beweert dat drie jaar
geleden staatsblanke Dallons zich een weg poogde te banen langsheen
Kakeya. Maar dat hij er moest vluchten en een lans rakelings langs zijn
zijde kreeg.
Ik zwijg een moment.
Mijn vrouw kijkt me doorvorschend aan.
Ik vervolg
Het zaakje zou nu nog verslecht zijn. Zes weken geleden heeft
het stamhoofd Mongamba-Misori den oorlog verklaard aan het stam
hoofd Kaminamina. De Hoofd-Administrateur schreef me dat Mon
gamba-Misori verbannen is, en zijn volk onder het gezag van Kamina
mina komt. Naar de gezegden alhier zou het volk van het verbannen
stamhoofd zich uit de dorpen naar Kakeya teruggetrokken hebben. Zij
zouden verwenschingen tegen de overheid geuit hebben. Het zou geen
twijfel laten dat wij te Kakeya met giftige pijlen en lansen begroet
worden en dat wij in enorme hinderlagen zullen gelokt worden.
Ik zwijg opnieuw.
Een bange stilte drukt loodzwaar op ons beiden.
Buiten hooren wij een tam-tam de negers uit alle omliggende dor
pen uren ver in het oerwoud worden opgetrommeld, om in allerijl
gewapend naar Bimbi, te snellen.
«Boem!... torn!... torn!... boem! boem!... torn!...»
Wij hooren in 't dorp de negers zingen en dansen, en wapens klet
teren
Oorlogsdansen mijmer ik half luid
Welke zijn uw plannen informeert mijn vrouw.
Inlanders van goeden wil moeten hier tegen bloeddorstigen be
schermd worden. Men mag hen niet ontmoedigen noch mistevreden
maken. Wij moeten voorkomen dat zij zich zouden afvragen of hun lot
niet veel gelukkiger zou zijn, indien zij ons eveneens gehoorzaamheid
en onderworpenheid weigerden. Wij mogen ons niet zwak toonen. Dat
zou onzen toestand hier verergeren. Hoort de inlanders dansen en zin
gen. Hoort de tam-tams slaan en tweetonig dreunen. Dat beteekent dat
de negers hier op ons betrouwen wij moeten de strafbaren uit hun
schuilplaats verjagen, aanhouden en straffen. Alle weerstand moet ge
broken worden.
Daarom...
Ik zal dadelijk een rapport naar den Hoofd-Administrateur sturen
met bode's die in ieder dorp afgewisseld worden, om dag en nacht te
doen marcheeren. Na twee dagen en twee nachten kan aldus mijn
schrijven te Lowa zijn. Over vier dagen kan ik richtinggevende inlich
tingen ontvangen.
Intusschen begin ik alvast het bevel uit te voeren mijn vijf solda
ten hebben samen 20 oorlogskogels. Ik heb mijn revolver met zoowat
100 kogels, en mijn jachtgeweer met ruim 70 kogels. Dit is een mooie
munitie.
Jij blijft hier in Bimbi achter, cnder sterke inlandsche politiebe
waking.
Neeprotesteert mijn vrouw. Ik volg je
De volgende morgen
Ochtend-appel te vijf uur, in het schemerdonker. Groote waakvuren
vlammen nog knetterend voor mijn leemen hut.
Fantastische schaduwen teekenen zich tegen de hutten en langs den
grond af.
Gisteravond en vannacht zijn met veel lawaai en tamtamgeroffel
honderden mannen uit de naburige dorpen aangekomen.
Nu troepen zij woelig vóór mij samen gewapénd met lansen, pijlen,
bijlen en met schilden uit boomschorsen. Om hun lenden, hals, armen en
voeten klingeren houten belletjes.
De stamhoofden in luipaardvellen gehuld, en met pluimen op het
hoofd komen mij groeten, en wijzen mij hun oorlogszuchtige mannen!
Plots galmen wilde kreten: «Hayo... ho... ho... ho!... Havo!...
hayo
Even plots beginnen de van kop tot teen gewapende benden rumoe
rig huilend en trappend dooreen te loopen. Ze vormen plots krcnke
lende rijen één na één. den één achter den anderen. De lansen worden
dreigend de hoogte ingestoken De negers loopen, wippen in tientallen
kleine kringen achter elkaar aan... roepende en huilende, nu kort dan
lang echoënd.
«Mchezo wa vita!... De oorlogsdans!» jubelen de stamhoofden en
loopen meteen aan het hoofd van hun mannen.
Het tamtamgeroffel, het gezang, het geroep, het geloop en het gewip
vertiendubbelen nu tot een razend tempo.
Meester, doet ze uitscheiden De mannen hebben vannacht te veel
palmwijn gedronken Straks worden ze dol en loopen als uitzinnigen
naar Kakeya. om er alles uit te moorden vermaant mij Clairon.
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).
Jef VAN WYNSBERGHE.