NAAR EN DOORHEEN HET
KONGOLEESCHE OERWOUD
ONZE GROOTE REPORTAGE
O
door Jef VAN WYNSBERGHE
ER DREIGT GEVAAR.
Enyi hatariEr dreigt gevaar
Niliona mtu wa Kakeya Ik zag een man uit Kakeya fluistert
mij een voorpostneger.
Waar vraag ik.
Meteen voel ik mij opgejaagd een gespannen aandacht, het sombere
woud vóór mij scherp instarend, rondturend naar den glimp van een
vijandiger- neger.
Te vergeefs
Ik zag hem, met een lans in de hand wegsluipen antwoord mij
de voorpostneger.
Voorzichtig als een luipaard sloop ik hem een eind achterna maar
hij verdween plots.
«Een verkenner der opstandelingen meent het stamhoofd Mayenga.
Of de man die ons in een hinderlaag loktoppert een notabel.
«Onze mannen moeten gewaarschuwd worden voor geheime aanvallen
De voorpostman is reeds terug voorwaarts gekropen.
Ik begrijp het dreigend gevaar.
Sikiliza Luistertzeg ik met opgeheven hand.
De kappers staken hun werk en kijken mij ondervragend aan. Ik
waarschuw hen Mannen er werd een vijand gezien. Er dreigt gevaar
Past op voor de mogelijke gevaren boven u, onder u, vóór u, op zij
van u
Piga ngoma Slaat den gong gebied ik de tamboers., Tam-tamt
dat wie zich gevangen geeft geen leed zal geschieden.
Tam-tamt, dat wie zijn wagens naar ons keert sterven zal.
Tam-tamt, dat andere blanken met duizenden soldaten op weg zijn,
om hun zoo ncodig allen op te jagen en neer te schieten.
Zweert bij hun goden dat wie zich gevangen geeft, geen karwats
slagen zal krijgen, en niet sterven zal.
Boem, bom bom boem boem bom
Bom! b'om bom! bom! bom!... bom! bom
Vlug roffelen de tam-tams.
Eenieder luistert
Mijn vrouw, omringd door mannen met schilden, nadert mij.
Ik stel haar op de hoogte en vraag Blijf bij de achterhoede
Zij gaat terug
Bom boem boem bom bom bom bom
De tam-tams roffelen nog almaardoor.
De stamhoofden en notabelen stellen zich met hun schilden en lan
sen beschermend en verdedigend, om mij op.
De tam-tams houden op.
Nog'even hooren wij de honderdvoudige echo-tonen geheimzinnig
weerdreunen.
Dan is, een moment, alles somber en stil
Wij luisteren!...
«Boem! boem!... bom, bom, bom! boem!...
De tam-tams van de opstandelingen dringen vlak bij tot ons door
Zij antwoorden op onze boodschap
Ik begrijp niets van dat vlugge getrommel en geklop.
Wat is hun antwoord vraag ik aan het stamhoofd Mayenga.
Forsch zwaait hij zijn pluimen hoofd links en rechts met vertrok
ken mond, wijd opengespalkte neusflanken en bijna volledig dicht ge
knepen oogen.
«De dwazen... sist hij.
Dan verneem ik het antwoord Hebt gij ooit gehoord dat een man
nelijke hond zijn staart kwispelt als hij in een dorp van zijns gelijken
komt Zet hij u een grooten mond open. Hebt gij ooit gehoord dat de
rat en de slang in hetzelfde hol wonen Waarom huist gij dan met den
blanke samen Onze oogen zijn fakkels zij zien alles. Toont uw tanden
aan den blanke. Helpt ons zijn vel stroopen om het over een tam-tam
te spannen. Neemt met ons de blanke vrouw als onze slavin. Wij wijken
niet. De wachawi zijn met ons. De kogels van den blanke kunnen ons
niet treffen. Het hoofd van den blanke komt op de lans van onzen Moko-
ta.
Ik houd mij koelbloedig
Er moet onmiddellijk doeltreffend gehandeld worden.
Stamhoofden en Notabelen zeg ik, wat zult gij aan uw starnge-
nooten antwoorden Zij hebben zich aan de natuurwetten van uw grond,
van uwe vaderen onttrokken. Het zijn patrijzen, dien den morgen ver
geten Zij weigeren u als hun oversten te erkennen. Zij maken üwe
jachtterreinen onveilig. Zij betalen u niet langer de kinders. die uwe
dochters bareh. Ook u hebben zij met den dood bedreigd. Ook u willen
zij omversteken, in stukken snijden, roosteren en opeten. Zult ge u als
kwade apen door een nest verlcopenen schrik op het lijf laten jagen.
Wij zijn de sterksten. Als het moet, kunnen onze geweren hen allen blik
semsnel dooden
Even heerscht "n indrukwekkende bange stilte!...
Mijn escorte staat óm mij heen de blanke bajonnet op het gewa
pende geweer.
Het stamhoofd Mayenga steekt, met 'n krachtig gebaar, zijn lans en
schild in de hoogte hij verzoekt om stilte.
De Blanke hier is onze blanke
Hij steelt onze vrouwen niet
Hij schendt de graven in onze woningen niet!...
Hij vernielt onze goden niet
Hij verhindert dat wij elkaar bevechten
Hij belet dat andere vijandige stammen ons uitmoorden.
Hij eerbiedigt onze notabelen
Hij spreekt mij als stamhoofd aan
Zijn Madami is goed voor onze vrouwen, voor onze kinderen
De Blanke hier is onze blanke Wij zullen hem verdedigen tegen de
verraders en vijanden van onzen stam.
De mannen van Kakeya zijn meestal mannen van het stamhoofd
Mongamba-Misori, die ons in den glans der vorige maan den oorlog heeft
verklaard.
Zij willen niet alleen het hoofd van den Blanke, maar ook onze hoof
den op hun lansen.
Hun mokota's zijn valsche mokota s.
Onze mokota's zijn de groote mokota's.
Onze mokota's zullen ons beschermen in den strijd, tegen de pijlen,
lansen en messen van de verraders en vijanden.
Een massaal, luid weergalmend Vema Ngema Vyema Bravo
Ons stamhoofd spreekt wijsklinkt honderdvoudig door het sombere
woud.
Onmiddellijk dreunen de tweetonige tam-tams
De Blanke hier is een goede blanke Gij zijt verraders en vijanden
van onzen stam Uw mokota's bedriegen u. Geeft u over zonder strijd,
en wij zweren u bij onze goden u niet te karwatsslagen, u niet te doo
den. Zoo gij ons leven wilt, zullen de vuurmonden der soldatengeweren
bliksemsnel doodend op uw mannen losbranden. Weest verstandig
Geeft u over
Maar de vijandelijke tenen antwoorden onverstoord: «Wij willen
het vel van den Blanke over onzen tam-tam spannen Wij willen de
blanke vrouw voor onzen grooten mokota
Begrepen
Er valt niet langer te pleidooien.
Ik betrouw mijn soldaten en mijn negers. Ik ken hun onversaagd
heid.
De bevelen worden gegeven aan het stamhoofd Mayenga Stuurt
de vrouwen terug naar uw hoofddorp de pijlen of de lansen van de
vijanden mogen hen niet treffen. Mijn vrouw blijftzij krijgt mijn re
volver en kan schieten verborgen achter een schild. Wij banen ons vele
smalle wegen door het woud, tot aan het eerste dorp, dat wij zullen in
nemen. Onze tam-tams moeten aanhoudend seinen Wie zich gevangen
geeft moet niets vreezen Wie zich gevangen geeft moet niets vreezen
Het bevel wordt onmiddellijk uitgevoerd.
Zocdra de vrouwen zich verwijderen wordt een nieuw order ge
geven Niet eerst aanvallen Wij werken
Mijn vrouw en ik krijgen elk een schild, van een paar negers, die de
vrouwen naar het dorp vergezellen. Wij voelen er ons veilig achter.
Er wordt nu opnieuw duchtig gekapt in de slingerplanten, en in
het welig gewas.
Langzaam, stap voor stap vorderen wij
De vijandelijke tam-tams zwijgen.
Onze stoutmoedige voorpostmannen sluipen onzichtbaar vooruit,
doorheen takken en lianen.
EEN DOODSKREET.
Hayii-i-i
Een korte snijdende gil rilt opschrikwekkend door ons lijf.
Wij hoorden ook takken kraken, en een dcffen zwaren plons.
Een moment staan wij als aan den grond versteenigd onbeweeglijk,
met ingehouden adem.
Het koude klamzweet breekt uit.
Wij hooren nu niets meer.
Niets dan het gegons van kevers, en het aldurend melancholische
watergedroppel op de bladeren.
Verdomd
Wij rukken ons met een rauwen vloek uit de beweegloosheid los.
«Wat gebeurt er
Ik vraag het de stamhoofden en de notabelen.
Sihuwe Ik weet het nietzeggen ze in somber klinkend koor.
Een voorpostman rijst plots voor ons op Kiamo is dood bericht
hij. Een lans, aan een bóomtronk vast, plofte op hem neer.
Wij banen ons zwijgend een weg naar het slachtoffer.
Wij willen zien
Afschuwelijk
Een doorhakt bloedgulpend hoofd drest weerzinwekkend in een
breeden bloedplas. De lans, met lianen vastgebonden aan een twee
meters hoogen dijbeen dikken boomtronk, steekt dwars doorheen het
hoofd en den hals, diep tusschen de schouderbladen in het lichaam van
Kiamo.
Vreeselijke moord
De mannen zijn geweldig onder den indruk zij zwijgen een mo
ment, zij kijken met wijd opengetrokken oogen naar de ijselijke slach
ting.
Maar plots laait een hevige haat in hun oogen. Hun handen om
klemmen nu steviger hun lans, hun schild.
Hun gemoed barst los KisasiWraak huilen zij, dansend van
woede.
KisasiKisasi
Heel hun lijf trilt
De tamboers moeten hun haat, tweetonig door de wouden tam-
tammen
Ik verhinder het Kalmte mannen Wij moeten eerst onderzoeken
of deze olifaritenval voor ons, of voor de kolosdieren werd opgericht
MuajiHet is een moord
«Kisasi! Kisasi!... Bwana!... Wraak! blanke!»
Kijkt de boomtronk en de lianen van de val zijn nog versch sap
pig huilen de mannen, pleidooit het stamhoofd Mayenga.
Dan zullen wij de daders aanhouden en straffen verzeker ik
plechtig.
DE MULENGE.
Kijk
Allen bukken zich nu plots, de een na de andere, tot op den grond.
Ze scharrelen onder de bladeren wat vochtige aarde op. Zij weeken
de aarde heel voorzichtig even in het bloed van Kiamo. Zij strijken
er zich vlekken mee op hun borst, hun voorhoofd, hun wangen en hun
hals.
Het stamhoofd Mayenga spreekt met doffe plechtige stem De
aarde van onze voervaderen, en het bloed van onzen vermoorden broe
der geve ons de kracht om de moordenaars te ontdekken.
Zwaar en treurig herhalen de mannen in koor die woorden.
Daarop krijscht, schilden en lansen hoog in de hoogte, de massale
eed in koorOnze bijlen zullen hun hoofd en hals doorklieven Hun
bloed alleen kan onzen haat verouderen, doen sterven
(Nadruk verboden). (Wordt vervolgd).
Jef VAN WYNSBERGHE.